38 Als het effen blaauvv des hemels Ons het liefdrijk oog vertoont Van den Vaderdie daarboven In den vrijen hemel woont Als de suizende avondkoelte Met der bloemen geur bevracht Zwevend langs de ontloken knoppen Balsemt in den koelen nacht Owien dan der zorgen sluyer Daags het zonnelicht bedekt Wie dan uit den nacht van rampen Tot geen morgen wordt gewekt Wien de tranen zijn tot spijze En wiens drank het klagen is O die kome dan en putte Uit die bron van lafenis. Neen voor hem niet is de luister Waar de zomer de aard meê tooit Neenvoor hem niet loof en vruchten Kwistig langs het veld gestrooid Want de visch leeft in het water, En de vogel in de lucht En de dag spreekt tot de blijden Maar de nacht tot hem die zucht. Dan als alles zwijgt en sluimert ln het scheemrend avonduur Spreekt de Godheid tot bedroefden Door de werken der natuur

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1889 | | pagina 156