19 nooit mocht verbreken. Zij kreeg ten antwoord van mijne vijandin, dat haar zoon haar vroeger een heilige gelofte gedaan had, die hij door zijn latere belofte verbroken had, »I£an ik die arme gevangene de vrijheid niet be zorgen, laat haar dan toch ergens heenbrengen waar zij de frissche lucht en wat ruimer vertrekken heeft, het doet den goeden naam des konings kwaad als hij haar nog langer zoo laat zitten zij is toch een koningsdochter en ik weet dat zij veel lijdt hernam de landgravin. De koningin-weduwe ergerde zich vreeselijk en zeide»nu komt zij er stellig niet uit, maar zal er altijd blijven zitten". De landgravin antwoordde: »Met Gods hulp zal zij er wel eens uitkomen, al wil Uwe Majesteit het niet."" Hoe Leonora achter dit gesprek kwam deelt zij niet mede, maar het schijnt dat zij onder de regeering van haren neef veel beter op de hoogte was van alles, wat op het slot voorviel. Het is waarschijnlijk dat de jonge koningin haar dit liet overbrengen. Zij kreeg gedurig bueken, en in 1674, drie jaren later, #was Z. M. zoo genadig 1" een groot raam in haar vertrek te laten maken, op de plaats waar er vroeger een geweest was, dat men bij hare komst had dichtgemetseld. »De koningin zond mij zijdewormen toen ze gesponnen hadden, zond ik haar de cocons in een doosje dat ik met satijn bekleedde, waarop ik met gouddraad bouquetjes had geborduurd, op de voering van het deksel borduurde ik met zwarte zijde een verzoek om vrijheid. De lieve koningin deed alles voor mij, maar tevergeefs". Uit het boek blijkt gedurig hoe Leonora, wanneer hare gezondheid het toeliet, steeds bezig was, vooral toen zij geld had, om het een en ander te koopen. In 1675 schreef zij een stukje op rijm, onder den titel De geheime gedachten der gevangen weduwe of do strijd tussehen verstand en hart. Zij kocht ook een klavier om te bespelen. De slotvoogd wilde haar dit later op bevel der koningin-weduwe afnemen, en het gelukte haar alleen dit te beletten, door hare flinke houding tegenover hem.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1890 | | pagina 139