30 Nu wekt haar gloei), In mijn gemoed Een vreugd niet uit te spreken 't Is of er bloemen open gaan En lentenachtegalen slaan En strakke windslen breken. 't Is of mijn hart Betooverd werd Waar vloden al mijn zorgen? Weer heb ik iets van 't vroolijk kind, Die 't leven zag in rozentint Een korten blijden morgen. Mijn harpe beeft Mijn harte leeft Een zalig liefdeleven Daar, wie mij griefde, daar, mijn hand En neem mijn liefste bloem ten pand Dat heb ik u vergeven. lloor gij mijn dank, In 't blij gezank O God der bloeiende aarde! Die licht en geur en vroolijkheid Mild in mijn ziele hebt verspreid, Als in Uw lentegaarde. P. A. de Génestet.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1890 | | pagina 150