c liier verschillende gebeurtenissen plaats, die het gezag van den stadhouder nog meer ondermijnden. Door oprich ting in verschillende plaatsen van ons land van vrij korpsen, waarover de prins niets te bevelen had, trachtte men Hem in zijn positie van Kapitein-Generaal onmo gelijk te maken, en het bestuur van de stad Alkmaar ging zelfs zoover, den prins het recht te ontzeggen, de leden der stedelijke regeering te benoemen. De tegenstanders van den prins, de zich noemende «Patriotten", wonnen hoe langer hoe meer veld, ook onder de regeeringspersonen. Te Rotterdam verspreidde men het gerucht, dat er door de Oranjeklanten een oproer beraamd was, en op het hooren daarvan zonden de Staten een commissie, om deze zaak te onderzoeken. En wat bleek van dit opstootje de reden te zijn Een zekere kapitein Elzevier, die met zijn schutters door een achter buurt trok, werd door het mindere volk uitgejouwd. Woedend over dergelijke beleediging, liet hij het stadhuis bezetten en gedurende den geheelen nacht op het volk schieten, zoodat er enkelen gekwetst werden. Men hechtte aan deze zaak nog zooveel gewicht, dat de Staten van Holland bij publicatie lieten bekend maken, dat o. a. het dragen van oranjelint of het roepen van «Oranje-Boven" verboden waren. De hier te voren genoemde gebeurtenissen en nog vele andere, te veel om ze alle te noemen, maakten den toestand van den stadhouder onhoudbaar. Hij vertrok eerst naar Breda en van daar naar Friesland, waar zijn gemalin en kinderen zich ook bevonden en waar hij door zijn trouwe Friezen met gejuich ontvangen werd. Van daar trok hij naar het Loo en bracht den winter van '1785 op 1786 te Nijmegen door. Nog wachtte de vorstelijke familie een gevoelige belee diging. Prinses Wilhelmina, de echtgenoote van den stad houder, was een fiere doorzettende vrouw, die het plan opvatte om van Nijmegen naar Den Haag te reizen, en eenmaal daar zijnde, meende zij door haar persoonlijken

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1891 | | pagina 130