8 Het kan aan geen Hollander, ten minste den een minder, den ander meerder, onbekend zijn ja, het moet zelfs eiken rechtschapen Nederlander nog versch genoeg in het geheugen geprent staan, wat nog onlangs het dierbaar Vaderland heeft ondervonden. Eene Cabaal, welke sedert Jaaren herwaarts bezig was, om even als de zwijnen, met den spitsen en alles omwroetenden snuit te graven, arbeidde om het Staatsgebouw geheel te ondermijnen. Zij tragtte, was het doenlijk, 't zelve van zijn uitersten hoeksteen te beroven, en tot de fondamenten toe, gevestigd in 't tiras van 't dierbaar bloed onzer roemrugtige en vrome Voorvaderen te sloopen. Wie is er, die zich alle deze dingen niet nog leven dig genoeg kan voorstellen de kortzigtigste, en ligt vergeetende zelf, zal het alles, zo 't hem ontsnapt mogt zijnanders tot eeuwig aandenken in de Jaar boeken van dit gefolterd, en gesleurd Vaderland, als een onuitwisclibaare vlaktot onderrigt der Naneevenaan geschreven vinden. Geen wonderdat de eene tijd het herdenken van den anderen niet zal kunnen uitwisschen. Een Tijd waar in Galg en Raderenkrijgsgeweer en dolken ja de sterkste Elementen van Water en Vuur ter bedreiging gesteld wierden, voor die geenen, die de standvastigste Bescherming van het geschokteen reeds wankelend Staatsgebouw ondernamen. Wie ontroerd niet over de nagedachtenis van dien zelf den tijd waar in de ontaarde Nederlander, de beste der Vorsten en Vorstinnen, den Doorluchtigen Vijfden Wil lem met zijne tedere Echtvriendin, Neerlands Vader en Moeder, onder de uitbraakingen van de sterkste Hoon, Schimp, Lastering en Bespotting, tot den Dood toe ver-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1891 | | pagina 132