DE LENTEMORGEN.
25
Omsingle 't West, met slibbe en plas,
Zijne ongenaakbre stulp,
De Tijd gaat met geen trager pas
Dank zij der Muzen hulp
Gemis wordt in genot verkeerd,
Als 't Oosten op zijn beurt regeert
De vorst bet grondloos pad bestraat,
En vriendschap weer uit buren gaat.
Wie dan den Winter lastren mag,
Wij roemen 't geen hij doet 1
Zijn langen nacht, zijn korten dag
Besteedt de Grijsaard goed.
Hem zij, bij ons, tot eerbetoon,
Een krans van palmgroen aangeboón
En klank van gouden snaren zweev'
Door 't feestgeroep »De Winter leev'l"
A. C. W. Staring.
Welkom, lachend beeld der kindsheid
Welkom gij, die, rijk getooid,
Nauwlijks nog door diepe dalen
Zilvren schaduwen doet dwalen,
Schoon gij door uw gouden lokken
Stout gekleurde glansen strooit