27 Rijzen uit beglansde baren Rijkbemaalde morgendampen, Heilvoorspellend, naar omhoog. Damp toch, o Natuuris 't offer Dat zelfs de afgrond aan u biedt. Iloog in 't luchtruim opgestegen, Vormt ge uit dampen malschen regen, Dien de lente op veld en weiden Als uit zilvren schalen giet. Lentemorgen vol verrukking Wijde ik u dit plechtig uur. Waar gevoel voor 't schoone en goede Immer zielewellust voedde, Daar ontvlamt uw kracht, uw invloed, Kind des hemels, 't godlijk vuur. Levensgloed stroomt ons door de aadren, Als gij geest en zinnen streelt, Ja, uit eiken knop en bloesem, Vloeit verrukking in den boezem, En ons danklied ruischt op 't koeltje, Dat met jeugdig boschloof speelt. 't Lieflijk blozen der gezondheid Ademt ge op 't verbleekt gelaat Rampspoed moog' ons heil verbittren Gij doet vreugdetranen schittren Zelfs in 't oog met nacht omsluierd, Eeuwig jonge dageraad P. Moens.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1891 | | pagina 151