I arme Man.
Godmoet ik dan eeuwig lijden
Eindigt nooit mijn bittre nood
o Dan moet ik elk benijden
Die vóór mij reeds de oogen sloot.
Niemand hoort mijn bange zuchten,
Niemand, niemand staat mij bij
Herfstik zie 'uw rijpe vruchten,
Maar, mijn God wat helpt het mij
'k Zie het landvolk koren zaamlen,
'k Zie het, ja, maar norsch en stug,
Als ik slechts mijn nood durf staamlen,
Trekt de boer zijn hand terug 1
Voor mij henen rolt de wagen,
Van den rijke, rasscher voort,
Slechts opdat hij 't kermend klagen
Van den armen man niet hoort.
Gij, die uwe ellende en schanden
Nog niet kent, mijn zoon, mijn kind
Als ik u zie klappertanden
ln den guren najaarswind,