30
Zachtheid zal den dwingland leiden
In het heiligdom der trouw
Heerscht onmerkbaar en bescheiden
De almacht van de stille vrouw,
Haar gebod ruischt als een bede,
En haar wenken is gebod
Voor haar voeten dauwt het vrede,
En haar zonen zegent God
P. A. de Génestet.
Cum dederit Phoebo stella fugata locum.
De Herder drijft zijn lamm'renkudde
Ter weide met zijn staf
Maar de Ochtendstond het starrenleger
Van 's hemels blauwend heiveld af.
De Hemelkoning gaat verschijnen,
Geringen, maakt ruim baan
Het Oost ontsluit zijn tentgordijnen,
Hij treedt in volle schittring aan.
Hoe statig zijn zijn vaste schreden
Door 't eenzaam hemelvlak
De schaduw tuimelt naar beneden,
En stelt zich 't aardrijk tot een dak.