8
die hem gekend hebben. Iedereen mocht hem gaarne lijden,
mijn fermen jongen, die altijd vroolijk en welgemoed was
en voor elk, onverschillig wien, een vriendelijk woord en
een glimlach ten beste had."
Hier wierp de grijsaard weder een blik op de wapenen
langs den wand, zoodat ik thans begreep, dat daaraan de
herinneringen aan dien geliefden zoon verbonden waren.
Te gelijk beving mij een bang voorgevoel, daar ik vermoedde,
dat die herinneringen even treurig zouden zijn als die,
welke hem zijne vroeger verloren betrekkingen te binnen
brachten. Ik gevoelde mij cenigszins pijnlijk aangedaan en
had den moed niet den ouden man in zijn somber stil
zwijgen te storen, toen hij opnieuw zijn verhaal voor eenige
oogenblikken afbrak. Aan het einde daarvan zag hij mij
aan met een blik, waaruit werkelijk blijdschap straalde,
alsof er voor hem plotseling eenig licht was opgegaan. Het
was, gelijk mij weldra bleek, de herinnering aan eene blijde
gebeurtenis, die hij mij in meer opgeruimde stemming
begon mede te deelen en waarnaar ik met vernieuwde
belangstelling luisterde.
„Hijn Christiaan had den leeftijd van vijftien jaar nog
niet bereikt," aldus ging hij voort, „toen eT eene schijnbaar
nietige gebeurtenis plaats had, die voor mijn zoon de ge
wichtigste gevolgen had. Het was een schoone Octoberdag.
De hemel was helder en onbewolkt, toen de zon opkwam.
Omstreeks den middag echter begon de lucht te betrekken.
Ben scherpe koude wind stak op en een uur later reeds
begon de sneeuw in dichte vlokken te vallen. De schoone
en frissche dag, door het ochtenduur aangekondigd, was
veranderd in een der woeste en stormachtige dagen, die
wij slechts hier tusschen de bergen van het noorden
kennen. Ik zat met mijn zoon aan het vuur, dat helder
de wanden van onze hut verlichtte, en wij spraken over de
jacht en over de bezigheden, die ons gedurende den aan-