9 staanden winter zouden wachten, terwijl ik nu en dan die gesprekken afwisselde met eene dier oude sagen, als er in ons vaderland van mond tot mond rondgaan. Terwijl mijn Christiaan in zijne verbeelding onder de oude Noormannen en vriendelijke elven verkeerde, werd er op eens aan de deur van de hut geklopt. Nog vóór Christiaan haar geopend had, riep hij uit„Arm schepsel, dat bij zulk een weer buiten rondzwerft!" Schier op hetzelfde oogenblik zagen wij een kind voor ons, dat snikkende in haar tranen ons nauwelijks om bijstand kon vragen. Het was Hanske, het dertienjarige dochtertje van pachter Jonihart en zijne vrouw, die op een afstand van omstreeks zes mijlen van ons woonden. Verkleumd van koude en afgetobd van angst en vermoeienis, kwam zij binnen, waarop wij onmiddellijk een bed van mos voor onzen haard gereedmaakten, waarop zij zich kon neervlijen. Nadat zij een weinig tot zich zelve was gekomen, vertelde zij wat er gebeurd was. Nog vóór de sneeuwstorm begonnen was, had zij het gewaagd zich op weg te begeven naar een bloedverwant van hare ouders, wien de laatsten eenig geld verschuldigd waren, dat zij na een ongelukkigen oogst hadden opgenomen om de verstreken pachtsom te kunnen betalen. Hoewel een hardvochtige gierigaard, had deze bloedverwant toch eene bijzondere genegenheid voor de schoone en lieftallige Hanske, het petekind zijner overleden vrouw. Vandaar dat hare ouders haar nu en dan alleen met een gedeelte der aflossing naar den ouden vrek zonden, daar zij hoopten, dat het gezicht van het lieve kind het harde gemoed zou bevredigen van den man, die anders reden had over de trage voldoening verbolgen te zijn, hoezeer ook Ilanske's ouders al het mogelijke deden om zich van het verschul digde te kwijten. Onderweg was haar de sneeuwstorm overvallen en nadat zij eenigen tijd eene schuilplaats in eene hut aan den weg gevonden had, besloot zij terug te

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1892 | | pagina 133