22
de predikant van Rosenau, tot secretaris werd benoemd.
De zeven geestelijken in hun zwarte rokken, met witte
beffen, deden werkelijk aan medieijnflcsschen denken.
Diep terneergeslagen verscheen de bruidegom voor de
„geëerde, edele, eerlijke en heilige vierschaar", gelijk do
titels der rechters luidden, maar Elisabeth Griinblath was
trotscher en fierder dan ooit. Hoe mooi was zij toch! Een
sneeuwwit kleed omsloot haar slanke gestalte misschien
was het wel haar bruiloftskleed! In de kastanjebruine
lokken prijkten drie rozenknoppen, alle drie, ten toeken
der onverzoenlijkheid, bloedrood. En wat de rozen niet
vertelden, bleek uit de trotsch flikkerende oogen, die dui
delijk zeiden: Ik wil van Johan Gothard niets weten.
De rechters namen haar in het verhoor en trachtten haar
tot andere gedachten te brengen tevergeefs, het meisje
bleef bij haar besluit en weigerde Gothard tot man te nemen.
Nadat de advocaten lange redevoeringen hadden gehouden,
werden heide partijen uit de zaal verwijderd en begonnen
de rechters te heraadslagen. De voorzitter nam eerst het
woord en zeide: „Ik stel voor te bepalen, dat het meisje
in zeven jaar niet mag trouwen en gedurende dien tijd
geen partijen, bruiloften of andere feestelijkheden mag
bijwonen".
„Laten we er over stemmen", zeide een ander, en de stem
ming begon. Voor tegen voor klonk het van
verschillende kanten, maar inmiddels schoof Paul Miskolczy,
de advocaat van het meisje, een papiertje naar Paul
Szontagh, den secretaris. Deze had het echter te druk met
hot opteekenen van stemmen om het op te merken. Reeds
hadden twee leden „voor" en drie „tegen" gestemd en alleen
nog ontbraken de stemmen van den voorzitter en den
secretaris. De advocaat werkte met handen en voeten, ten
einde de aandacht van den secretaris op zijn briefje te
vestigen, maar de ijverige man merkte er niets van. De