25
want hij was juist bezig met het herstellen der stadsklok.
Paschen stond voor de deur en hij had den raad plechtig
beloofd, dat het uurwerk dan weder zou loopen. Dagen
achtereen werkte de klokkenmaker op den toren. Hij maakte
alles in orde en werkelijk op den eersten Paaschdag begon
het wereldberoemde uurwerk van Rosenau onder groot
gejuich der inwoners weer te loopen. De vreugde was
groot, maar zij duurde niet lang, want de uren vlogen ver
schrikkelijk snel om. De haan, die anders om de twaalf
uren voor den dag kwam, verscheen nu elk uur en deed
dan zijn daverend gekraai alom weerklinken. De uurwijzer
liep in een uur twaalf uur en de wijzer, die de minuten
aanwees, vloog in razende vaart over de cijfers.
„Dat voorspelt een groote ramp", jammerde het bijge-
loovige volk ontsteldmaar de raad liet den klokkenmaker
ontbieden en raadpleegde hem over de klok. De oude
Martin Szontagh lachte grimmig en zeide: „De klok gaat
goed, en de wet schrijft voor, dat de tijd moet bepaald
worden naar de klok te ïtosenau". De raadsleden beves
tigden dit, waarop de klokkenmaker voortging: „Gij hebt
de bruid van mijn zoon veroordeeld om zeven jaar onge
huwd te blijven. De klok zal nu deze zeven jaren in zeven
maanden doorloopen. Ik heb het uurwerk opzettelijk zoo
gesteld".
De raadsleden keerden bedrukt van het raadhuis terug
en binnen een uur of liever binnen twaalf uur tijds was
het in de geheele stad bekend, waarom het uurwerk zoo
snel liep. Alleen om den straftijd voor Elisabeth Grünblath
in korten tijd te doen verloopen. De raad kwam bijeen om
over de zaak te beraadslagen.
„Onze klok zal zoo onze stad tot groote schande zijn"
jammerde een der oudste leden.
„Laten wij dan toegeven", zeide een ander en allen
stemden hiervoor, behalve de burgemeester, Johannes