De Dichter en de Prozamensch. DE DICHTER. Het woud omringt me in heilig zwijgen, Het loofgewelf is dicht, Ik voel mijn hart van weemoed hijgen, Bij 't schemerachtig licht. DE PROZAMENSCH. 'k Ontloop de regenvlaag hier even Dees schuilplaats past mij recht Maar 't bosch zal weinig eikels geven: Dat komt voor 't mestvee slecht. DE DICHTER. Hoe lieflijk groen is gindsche weide Zij noodigt mij tot rust 't Is of natuur een leger spreidde, Yan 's pelgrims wensch bewust. DE PROZAMENSCH. Dit stukjen wei staat schraal en pover Eén koebeest graast het glad 't Verwenschte voetpad loopt er over, En ieder trapt het plat. DE DICHTER. Hoe zachtkens glijdt die beek daarhenen, Langs rijkbebloemden boord, En kabbelt onder 't loof verdwenen: Zoo vloei mijn leven voort

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1892 | | pagina 153