AVONDBESPIEGELING AAN HET STRAND. 31 DE PROZAMENSCH. 't Is donker bij dit neevlig weder, En rillig in het woud 'k Zet thuis bij 't knappend vuur mij neder: De karnemelk wordt koud. W. Messchert. Stille duinen, stille stranden, O, hoe boeit me uw zoete vreê 1 Kabblend rolt de vlakke zee Neen, geen stormen doen haar branden 't Windjen suist door 't heimig duin, Kust de hoog bemoste kruin. Ginder, aan de Westerkimme, Dooft de zon haar gouden glans, Vrolijk gaat de zee ten dans, 'k Zie de kleine golfjens glimmen, Beurtlings heffen 't hoofd omhoog Naar den purpren hemelboog. Weidsche kruinen hooge hemel O, wat zijt gij uitgebreid 't Schijnt mij als een eeuwigheid Tusschen 'tgolf- en wolkgewemel; Niets beperkt dat grootsch gezicht, Waar het turend oog zich richt.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1892 | | pagina 155