De Dochter van den Notaris 't jiVas een stil, landelijk dorpje, hot Ouderdorp, in de geheele huurt, en ook nog wel verder weg, bekend oir) zijn klompen, zijn kaas en zijn dominee. Voorname middelen van bestaan waren er maar twee, n.l. steenbakkerijen en boerderijen. Pc laatste hadden niet veel arbeiders noodig. Eén knecht en één meid, dat was het geheele dienstpersoneel. Want de boeren waren alleen melk- of liever kaasboeren, zoodat slechts de hooitijd wat meer handen vereischte. In gewone tijden kon de boer het met zijn knecht buiten wel af, cn binnen had „de vrouw" genoeg aan één meid, behalve in den tijd van de kleine kinderen, dan was er nog een kindermeisje ook. Als het zomer was, maar de hooitijd nog in 't verschiet lag, ging de boer met den knecht en de meid 's morgens vroeg het land in, meestal met de schouw, om de koeien te melken. Vóór een gewoon mensch er aan dacht, op te staan, waren zij al terug; de vrouw vond met de meid haar werk dan, om van de melk kaas te maken, en de knecht ging weder naar het land om stekels te trekken. Een aangenaam, ontwikkelend werkje! Gewapend met een groote houten nijptang, waarvan de bladen van binnen met koper beslagen zijn, (en dat koper geribd) loopt hij in de felle zon over het weiland, grijpt elke distel, die hij ziet, en tracht haar met wortel en al uit te rukken. Geen wonder, dat hij meer dan eens het zonnetje, of kan het de torenklok raadpleegt, of de klok van twaalven hem nog niet naar binnen roept. Dan mag hij den inwen- digen mensch gaan versterken en in den koelen stal op wat hooi een half uurtje slapen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1893 | | pagina 147