20
eens. Ofschoon mevrouw niet veel haar woning verliet,
scheen zij op het gelicele dorp haar agenten te hebben,
die haar steeds op de hoogte hielden van het doen en
laten der armen. En dat was volstrekt niet overbodig.
Menige gift werd verkeerd besteed, menig goed woord in
den wind geslagen.
„Zijt gij vandaag nogal prettig gestemd, na de ver
moeienissen van dezen morgen, Ma
„Dat gaat vrij wel, Marie. De aanhouder wint, zegt
het spreekwoord, en dat heb ik alweer mogen ondervinden."
„Komaan! dat geeft mij moed ook met een verzoek voor
den dag te komen. Ik zou gaarne de volgende week naar
Engeland gaan voor een week of twee. Wat dunkt u
daarvan
„Naar Engeland Kindwat een gedachte is dat nu
Daar gaat niemand heen, en dan zoo vroeg in 'tjaar!"
„Och, Ma, ik won niet uitgaan om gezien te worden,
maar om zelf veel te zien. Laat ik nu eens genoegen
hebben van wat ik in mijn schooljaren geleerd heb."
„En wat zegt Pa wel van dat plannetje?"
„Och vrouw, ik zou het nooit bedacht hebben. Maar,
als Marie er lust in heeft, heb ik er niet zooveel togen.
Om het geld behoeven wij het gelukkig niet te laten en
zij heeft zoo veel gedaan om anderen pleizier te doen. dat
zij nu wel eens iets voor haar eigen genoegen mag doen."
„Nu zegt gij het niet goed, PaToen ik de armen op
zocht, had ik zelf ook genoegen, en het oppassen van onzen
besten jongen deed mij ook veel pleizier."
„Dat weet ik wel, Marie, en dat was ons ook zeer aan
genaam. Maar nu is het toch uw plan niet, anderen ge
noegen te doen."
„Neen, dat is waar, Pa. Zijt gij en Ma nu maar niet
boos, als ik mijn plannetje ten uitvoer breng, dan ga ik
welgemoed op reis. en hoop ik met een schat geleerdheid
terug te komen."
„Doe dat maar niet, Marie! Als gij zoo geleerd zijt. heb
ik misschien niets meer aan mijn dochter. Uw ma is niet
zoo geleerd, dat weet gij wel".
„Dus ik mag? Gelukkig! Nog dezen middag begin ik
met pakken. Ma wil zeker wel een handje helpen."
Twee dagen later vertrok Marie naar Rotterdam, om van