21 daar naar Londen te vertrekken. Wel kostte liet afscheid veel tranen, maar een „tot weerziens" werd gehoord en daarop hoopten allen. Zonder omstandigheden die het ver melden waard zijn, bereikte zij het logement in de groote wereldstad, waar men reeds van haar komst verwittigd was. De vrees barer onders, dat zij zich zoo eenzaam en verlaten zon gevoelen, werd niet bewaarheid. Alsof zij het reizen gewoon was, gedroeg zij zich onder het groot aantal vreemdelingen, die zij den volgenden morgen aan de ont bijttafel ontmoette, en zij scheen op hen zulk een gunstigen indruk te maken, zij bewoog zich zoo gemakkelijk en sprak het Engelsch zoo vloeiend, dat de eerste morgen alles goeds beloofde voor de toekomst. Zes weken bleef zij daar vertoeven. Uitstapjes, groote en kleine, werden door haar ondernomen en het was we zenlijk met eenigen tegenzin, dat zij de terugreis aan vaardde. Doch zij ging niet alleen. Op haar laatste zwerf- tochtje had zij een landgenoot ontmoet, een O.-I. ambtenaar, met verlof in Europa teruggekeerd, en het was haar vol strekt niet onverschillig, toen deze haar zijn geleide aan bood. Het kostte haar niet voel moeite den heer Stoel over te halen, haar naar Ouderdorp te vergezellen, waar hij door den notaris en diens echtgenoot gastvrij werd ont vangen. „Dat reisje naar Engeland kan wel een grooter reis ten gevolge hebben, man „Hoe bedoel je dat? Zou Marie ook eens in de Oost willen gaan zien!" „Gaan zien? Neen, ik geloof dat zij als mevrouw Stoel er heen zal willen gaan." „Nu moet ik toch lachen! Gij vrouwen ziet altijd zoo veel vooruit." „Ja, dat zijn zaken waarvan mannen niet veel verstand hebben. Ik hoop dat ik het misheb, maar geloovcn doe ik het niet En ma had goed gezien. De heer Stoel was al in het tweede verlofjaar, dus had hij niet veel tijd te verliezen. Nog spoediger dan ma gedacht had, kwamen de jongelui met hun verzoek voor den dag, en nog geen jaar later vertrokken zij, als1 echtelieden, naar Oost-Indië. Ik zal niet trachten te beschrijven, hoe doodsch, hoe

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1893 | | pagina 153