22
eenzaam het in het ouderlijke huis was geworden. Mijn
heer had den gcheelen dag zijn bezigheden en mevrouw
had het voor de koffie nog drukker dan vroeger, omdat
zij Marie's beschermelingen ook voor haar rekening had
genomen, maar die lange avonden, zoowel 's zomers als
's winters, o, ze waren bijna niet door te komen.
Gelukkig waren en bleven do berichten uit Indië zeer
gunstig. Dat was een groote troost, vooral voor mevrouw,
die zich maar moeilijk verzoenen kon met het denkbeeld
dat haar eenige dochter zoo ver van het ouderlijke huis
verwijderd was.
Een zomer en een winter hadden de heer Strankenzijn
echtgenoot zoo doorgebracht, toen op een avond de tele
graafbode uit de naaste stad aan het kantoor schelde. Al
geschiedde het niet dikwijls, toch was het niet zonder
voorbeeld, dat die bode den notaris een bericht te bezorgen
had. Mevrouw maakte zich dus niets ongerust over dat
verschijnsel.
Mijnheer bleef ook bedaard, tot hij met den inhoud had
kennis gemaakt. Hoe kort die ook was, hij bevattte een
verontrustende tijding. Te Marseille was het telegram aan
geboden. De inhoud luidde:
„Ik ben hier. Kom naar huis.
Marie".
Hoe zenuwachtig de notaris soms kon zijn, nu vermande
hij zich. „Kalm blijvenzei hij tot zich zelf. „Wie weet,
hoe kalmte straks binnen noodig is."
De officieele reisgids stelde hem op de hoogte van den
tijd, waarop Marie te Rotterdam kon aankomen. Vóór dien
tijd moest ma alles weten hij zelf zou haar gaan afhalen
en het geheel en al van de omstandigheden laten afhangen
of zijn vrouw hem zou vergezellen. Zoo kalm mogelijk ging
hij naar binnen, waar zijn vrouw hem met de thee wachtte.
„Toch geen zwarigheid, dat telegram, man
„Zwarigheid Dat geloof ik niet. Wel groot nieuws, en
ik geloof zelfs van aangenaam nieuws."
,,'t Betreft toch Marie niet? Maar dat kan niet. Dan zou
het juist zwarigheid zijn."
„Dat zie ik nog niet in. Kan Marie niets te melden
hebben, dat wij spoedig' moeten weten, zonder dat het
zwarigheid is