25 echtgenoot zag zij, dat is waar, doch in gezelschap van een dame, tegen wie zij hem vroeger zoo gewaarschuwd had. 't Scheen wel, of haar komst hem verraste, en nog wel op een onaangename wijze. Toen zij 's avonds samen in het hotel zaten, waar zij voorloopig kamers hadden gehuurd, zei Marie: „Hebt gij al uitgezien naar een huis, sedert pa u be richtte, dat ik zou overkomen?" „Wel neen! dat heeft geen haast. Laten wij voorloopig een maand hier blijven." „Hebt gij het tegenwoordig zoo druk, dat gij den gc- heelen middag niet bij mij geweest zijt?" „Och. zoo bijzonder druk niet. Maar ge zult er u aan moeten gewennen, dat ik nogal eens van huis ben. Uw afwezigheid heeft mij weder geheel en gareon doen leven en daar zou ik niet gaarne spoedig verandering in brengen." „(iij zegt dat zoo koud, man! 't Is of gij niet blij zijt, dat ik teruggekomen ben, en dan nogal met zulk ecu lief kind „Nu, dat kind moet nog lief worden. Als het een jaar of drie is, dan zullen wij eens zien." Maric antwoordde niet meer. Zij was bang, haar tranen niet te zullen kunnen bedwingen; daarom was zij blijde, dat de tijd noopte, naar bed te gaan. Maar de slaap bleef verre. Haar gclukzonnetje scheen onder te gaan, en dat op het oogenblik, dat zij het in top waande. Den volgenden morgen kreeg zij al spoedig bezoek, en wel van den dokter. Spoedig waren die twee in een ver trouwelijk gesprek, dat Marie op eens de oogen opende, voor wat haar in Indië verder te wachten stond Zij wist maar écn uitweg, en zoodra Stoel thuis kwam, zou zij er met hem over spreken. Zoo kon het niet blijven. Na afloop van het diner raapte Marie al haar moed bijeen en begon zij „Ik geloof, dat wij ons in elkander vergist hebben. Dunkt u dat ook niet?" „Hoe bedoel je dat?" „Juist zooals ik het zeg. Laten wij er maar niet lang over spreken. Wat dunkt u van een echtscheiding?" „O, daar ben ik niet tegen. Als wij het met de voor waarden maar eens kunnen worden." „En wat zijn uwe voorwaarden?

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1893 | | pagina 157