28 knopjes vasthield en zóo wel tot zinnebeeld kon strekken van het zalige hebben is hebben. Een zinrijke schelknop dusmaar die oudertussckcn zoover over stadsgrond uit stak, dat er geen dag voorbijging, waarop niet de een of ander die haast had, zich cr aan stootte. Het was een alles behalve gewillig handje; het liet zich niet gemakkelijk in beweging brengenen niet voordat het ruw werd aange pakt, liet het een benauwden hoogen klank hooren, alsof het geknepen en zeer gedaan was. Meneer Ezechiêl Zuur hield catechisatiën aan huis, alle dagen. Overdag voor kinderen, die bij de predikanten mis schien niet te veel waren, maar toch overschoten, en 's avonds voor lidmaten. Des Zondagavonds bovendien voor gehuwden, die zich in de waarheden van den christelijken godsdienst nog niet. sterk genoeg voelden. Ilij had een groot vertrek voor zijn leerlingen afgezonderd, dat cr met zijn groote kaalgcsleten tafel en kaalgezeten banken alles behalve pleizierig uitzag. Meneer Ezechiêl Zuur was een lang mager personage van de orde der christelijke jongelingeneen man tusschen de vijf en dertig en veertig, met stijve ledematen, 'n smal gezicht, '11 wijde zwarte broek, 'n eeuwigdurende rossige zwarte jas en witte das; iemand, die 'nzonderlinge taal sprak; zijn knevel zorgvuldig afschoor; aanleg voor 'n natuurlijke tonsuur had en zoo'n benauwd gezicht trok, alsof hij binnenkort het vergaan der wereld verwachtte. Meneer Zuur was ongetrouwd, en woonde alleen in het huis met den zinrijken schelknop, wordende er in zijn geringe aardsche behoeften voorzien door een klein beverig vrouwtje met 'n groote gladde mutseen schepsel, dat haar kleine beetje verstand aan 't verliezen was in de benauwde vrees voor een onverzocnlijken God des Toorns. Om nu tot meneer Ezechiëls schel terug te koerenzoo wat tegen twaalf ure op dezen oudejaarsdag bewoog haar roestige stang zich met een piepend geluid in de opening bezijden de deur. Een ander mensch met normale ooren zou het een akelig geluid gevonden hebbenmaar meneer Zuur's ooreu waren tegen piepen en knarsen bestand, 't Moest iutusschen wel een zwakke hand zijn, die daar buiten aan de schel bezig was Maar op eens scheen de zwakke hulp gekregen te hebben; want een geweldige ruk aan de stang deed plotseling de schel klingelend over-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1893 | | pagina 160