8
werden goedgekeurd, en bracht de verschillende punten,
die aan de orde waren, in behandeling. Alles ging geregeld.
Geen nijdige oppositie bedierf den leider van het debat
zijn genoegen. Ja, reeds was men tot het punt gekomen,
dat de secretaris zich gereedmaakte, om in de kladaan-
teekeningen het gebruikelijke „niemand meer iets voor te
stellen hebbende" voor de nakomelingschap ter neer te
schrijven, toen de adder plotseling uit het gras kwam,
waarmee ik bedoel, dat het eenig aanwezige lid voorstelde, om
het 95-jarig bestaan van ons departement in een der vergade
ringen van het eerstvolgende leesseizoen luisterrijk te
vieren.
Die donderslag uit een helderen hemel scheen den pre
sident zoo te treffen, dat hij er geen woord tegen in het
midden bracht. Wat den secretaris betreft (ik ga, dat wil
ik wel toegeven, enkel op gegevens van anderen afde
officieele notulen van het voorgevallene heb ik niet kunnen
raadplegen, en zoo is het dan wel mogelijk, dat ik hier en
daar in mijn voorstelling van den werkelijken loop der
gebeurtenissen afwijk, maar een kniesoor die daarop
zietde secretaris dan (ik geloof dat het dien dag een
waarnemende was) verzocht buiten stemming te mogen
blijven, waarop de voorzitter verklaarde, dat hij zich in
dit geval eveneens onzijdig wenschte te houden. Het bestuur
liet de vraag dus aan de vergadering over, en deze besloot
als één man dat het 95-jarig feest zou doorgaan.
Dit verwonderde overigens niemand. Gegeven eenmaal
de veelzijdige talenten van den voorsteller, moest het hem
gemakkelijk vallen, alle uitgebrachte stemmen op zijn hand
te krijgen. Niettemin al die talenten waren ook noodig,
om een denkbeeld zóó uitzinnig als het voorgestelde, in
gang te doen] vinden.
Laat iemand, of iets, 50, 75, 100 jaar oud geworden zijn.
Laat hij desnoods zijn "Oston, 80sten, 90sten verjaardag