9 vieren. Maar wie maakt drukte van een 95-jarigc En dan welke drukte? Natuurlijk muziek. Dat ligt voor de hand. En een toespraak van den president, mogelijk zelfs een dronk uit den departementalen beker, die onder het bestuur rondgaat, terwijl de leden er op een droogje bij zitten te likkebaarden, en, voorzoover geschoren of baardeloos, te watertanden. Maar dan verder. Een tooneelstukje misschien. Goed, bestEr zijn van die men- schen, die dolgraag in een rol optreden. Maar wie loopt er het ergst in Wie wordt gedwongen, weken, maanden al van te voren, alle morgens op te staan met de zucht „lieve hemel, waar moet ik het nu toch op dat 95-jarig lolletje over hebben en even zoovele avonden in te slapen met den ijdelen wensch, dat het hem wel in den een of anderen benauwden droom geopenbaard zal worden? Wie anders dan de ongelukkige, dien men listiglijk overhaalde, de eerste bijdrage vóór de pauze op zich te nemen. De eerste, waarbij het publiek rekent, behalve op eigen werk, op iets nieuws en iets onderhoudends. Want vervelend mag het tot geen prijs wezenDe openingsrede, ach daar komt het minder op aan. Of juister, die behoort een beetje zwaar op de hand te zijn. Die is „tot Nut van 't Algemeen". Daarbij mag niemand lachen. Maar onder de „eerste bij drage?" Asjeblieft, „beurtelings, een lach en een traan", om met den verslaggever in de krant te spreken, die daar mee zeggen wil, dat het goed was en dat de rechte toon werd aangeslagen. Doch jawellever hem dat eens op commandoVooral tegenover een publiek, dat op dit stuk nu eenmaal verwend is, dat al zóóveel tranen weggepinkt heeft en al zóó dikwijls in een „Homerisch" gelach is uit gebarsten (zie maar weer de oude dagbladberichten) dat er haast geen beweging meer in te brengen valt Niemand, het spreekt vanzelf, niemand die zijn leven liefheeft, en die zich aan dat heksenwerk wagen zal. Juisten

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1895 | | pagina 143