10
da&rom dient list aangewend. Het slachtoffer moet op een
leepe manier in het net gelokt worden.
Thans laat ik mijn vriend van voorheen den voor
steller en doorzetter van dit feest los. Hij is schuldig,
maar de schuldigste is hij niet. Als ik het wel bezie, is
zijn schuld zelfs zoo heel groot niet. Vooreerst offert hij
zich zelf ook op. Hij stelt zich mee aan de critiek van de
hoorders bloot. Ofschoon, daarover behoeft hij zich aller
minst beducht te maken. Hij heeft de lui nu eenmaal op
zijn hand. Allen, die ooit een varken bij hem trokken
(kinderen toen, thans misschien lid van den raad of in'
ieder geval van het Nut) hebben gezworen, hem te applau-
diseeren. Bovendien, wie van ons zou den wakkeren ouden
heer niet toejuichen, die in zijn eigen 70ste jaar nog eenhandje
wil meehelpen om ons een gezelligen avond te bezorgen?
Wat zeg ik Die moet gedacht hebben of ik het honderd
jarig feest van ons departement beleef, weet ik niet, maar
ik wou de leden nog zoo graag eens vroolijk bij elkaar
hebben. En kijk, dat is hem gelukt, en hij is het dan toch
maar, aan wien wij het te danken hebben, dat we hier
weer eens in een volle zaal bijeenzitten. Daarom laat mij
maar niet langer boos op hem zijn. Vergeven is zoeter dan
haten. En haat eens, wie het goed meent en die goed
doet
Doch nu kom ik tot mijn tweeden kwelduivel, of dan
eigenlijk mijn waren en eenigen, het lid van de feest
commissie, dat zich met de verfoeilijke taak belastte om
mij in de val te krijgen. Ik zal hem niet openlijk op de
kaak stellen. Ik zal alleen zeggen, dat hij advocaat is
en notaris, ook een tweeledig kunstenaar dus, ja op twee
erlei manier afgericht, om een onnoozelen bloed in het
aas te doen bijten. Eerst (dat spreekt) een praatje over
het weêr. En danof ik het nogal mooi getroffen heb
op reis. Het oogenblik werd gekozen, dat ik pas van