II mijn zomeruitstapje terug was. Dan is een mensch frisch, blijmoedigovermoedig wellicht hij denkt dat hij nog als vanouds over hekken springen kan en zóó moet gij hem juist hebben, om hem een lastig werkje op don hals te draaien. En toen kwam het voorstel, half terloops, net of het zoo niets was, en onder toevoeging, dat het maar twintig minuten behoefde te duren. Neen, ik druk het niet sterk genoeg uit. Die 20 minuten werden als uitdrukkelijke voorwaarde, en tevens als uiterste termijn, in de overeen komst opgenomen. Het was alsof er een akte van stond te worden opgemaakt, in hoofdtrekken luidende aldus „Heden, den zóoveelste, ten overstaan van mij, notaris binnen het arrondissement Rotterdam, standplaats Schiedam, is in tegenwoordigheid van ons, getuigen, (volgen de namen van den hond en de kat en den kanarievogel) met of zonder beroep, domicilie kiezende ten woonhuize van den eerstondergeteekende, dewelke belooft, zonder eenige restrictie of nevenbedoeling, dat hij de hem gestelde 20 minuten of 1200 seconden (Amsterdamschen tijd) op geener lei wijze zal overtreden of te buiten gaan, op poene van anders door den voorzitter tot de orde geroepen, en, bij in gebreke blijven, door de overige bestuursleden bij den arm genomen en, met behulp van den bode, buiten de deur te worden gezet". Ik herinner mij dat alles volkomen, en, wat Bobbie, den hond aangaat, die is gereed om het met zijn hevigste geblaf te bevestigen (een kat houd ik niet en de kanarie ruit, zoodat zij zich op voldoenden grond laat verontschuldigen), dat het geheel in den toon en den geest "van het door den feestcommissaris gesprokene ge legen heeft. Maar zóo is het dan ook alleen te verklaren, dat ik mij vangen liet. „Twintig minuten, zonder meer, daar verdraai ik mijn hand niet om Met die lichtvaar dige gedachte gaf ik mijn woord, en nóg zie ik den ge- heimzinnigen lach, waarmee de advocaat mij bij het heen-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1895 | | pagina 145