18 „Wat je niet eerlijk wint, dat verdien je niet!" placht de oude te zeggen, en dat meende hij. Zooals hij sprak, zoo deed hij. En nu was het net, of de ouderwetsche koopman met zijn eerlijke oogen zijn zoon aankeek en alsof hij tegen hem zeggen wilde„Jongen, wat ga je nu doen Ga je nu een bedrieger worden Ga je nu stelen Want wat je aan de gemeente ontsteelt, dat is ook ge stolen. Schaam jij je niet om dat te doen Ben jij niet de zoon van fatsoenlijke ouders, die u geld hebben nage laten dat eerlijk gewonnen, dat verdiend werd Kijk eens naar je moeder. Heeft zij je dat geleerd Ze was een beetje. Nou ja, de vrouwen zijn nu eenmaal niet anders. In mijn tijd waren ze tenminste zoo. Zij haalde er graag het geloof bij. Maar zij was ook geloovig, zij was vroom. En als het zoo eens te pas kwam, hield zij vol, dat er Een is, dien ge niet bedriegen kunt. De genoeglijke grijnslach van daareven was verdwenen. En, wat drommel, nu leek het wel alsof er iets haperde aan mencers oogen, dat hij het haartje in do pen niet recht meer onderscheiden kon. Het was toch niet, dat er zoo iets in opwelde als een traan Och neen, weest gerust. De oogen waren uitmuntend in orde. Ze konden tenminste de cijfers in het lijstje van het beschrijvingsbiljet heel goed van elkaar onderscheiden, en zonder falen zochten zij het juiste nummer uit van de klasse, waarin hun eige naar zich als eerlijk man rangschikken mocht en moest. En toen de pen haar dienst verricht had, toen keken de oogen weer op, eerst links naar die van moeder, en toen rechts naar die van vader, en daarbij was het alsof drie brave menschen elkaar vrij en blij aanzagen. En zóó iets is een mooi gezicht Er werd aan de deur geklopt. „Binnen!" riep meneer, en binnen trad een dame, naar gis tusschen de 40 en 50, maar die er toch nog heel knap uitzag. Ik zou haast

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1895 | | pagina 152