20 inbrengen. Doch „ja," dat weet ik, engelwas mevrouw hem al voor, „maar ik hoor, de kinderen hebben haast geen kleertjes aan het lijf, en wat dacht je van een wollen deken Het begint zoo koud te worden. Leg je zelf wel warm genoeg? Of moet je er haast niet een bij hebben?" „„Ik, vrouwtjeNu ja, gisternacht vond ik wezenlijk, dat ik er nog wel een gebruiken kon."" „Ik zal er voor zorgen, hoor En ga nu niet weer met die dunne overjas uit. Je hebt er nu immers zoo'n lekkere met bontgevoer de!" „„Ja ja, a propos van bont gesproken. Ik heb in Den Haag een nieuwe soort van damesmantels ge zien. Zóo een moest jij er nu nemen. Je weet wel, wat ik bedoel. Mag ik je die met Sint Nicolaas „Maar man, die zijn zoo verschrikkelijk duurIk heb er naar geïnfor meerd en. „„zoo, heb jij er naar geïnformeerd En dus, je woudt er graag zoo een hebben Afgesproken dan Je krijgt er een."" „En Hannes de pomper ik bedoel, zijn vrouw en kinderen, wat krijgen die nu? Hoor eens, mannetje, ik kan het van den winter nog best zonder dien mantel doen. maar als we nu eens een paar dekens en dan wat wollen kousen en goed voor onderkleertjes (de vrouw kan zoo flink naaien), en dan die dunne overjas van je, die zou Hannes misschien welpassen. „„Hoor eens, vrouwtje, aan onzen deurpost zit een porseleinen plaat en daar staat op, dat ik lid ben van de „Vereeniging tot wering van Bedelarij", maar jij je bedelt."" „Ja, maar daar staat ook op: „geen ondersteuning zonder onder zoek", en ik heb de zaak onderzocht. De menschen hebben het heusch noodig!" „„Nu, als zij het heusch noodig hebben in vredesnaam, ga dan je gang maar. En wil ik je er nu nog eens wat bij zeggen, jij bedelares Die mantel, dien krijg je toch ook, hoor En nu gauw opgestapt want ik moet aan mijn werk Mevrouw is opgestapt en meneer is aan zijn werk ge-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1895 | | pagina 154