ZEDELIJKE KRACHT. De club der Weener bankbeambten had weder eens eenen damesavond op touw gezet. Een pianist, een cou pletzanger, een liefhebber, die verschillende dierengeluiden nabootste en, waarlijk niet zonder talent, de meest bekende kunstenaars van het Burg-theater wist weer te geven, een goochelaar en een declamator hadden het talrijke publiek beziggehouden. Men had zich kostelijk vermaakt. Thans ging men in opgewekte stemming aan tafel, om zich te sterken voor den dans, die volgen zou. Aan een der tafeltjes had de heer Hartwig, effecten kassier aan een groot bankierskantoor, met zijne vrouw en twee mooie dochters, benevens eenige jongere beambten, plaats genomen; deze laatsten aangelokt door de aardige gezichten der beide meisjes. De jongehcercn waren onuit puttelijk in beleefdheden tegenover de dames en deden al hun best haar te amuseeren, wat dan ook uitstekend ge lukte. Er kwam geen eind aan het lachen. Zelfs Emil Brauneis, anders de bedaardheid in persoon, deed dapper moe en bleef niet in gebreke ook af en toe een schertsend woordje te midden van het snelvuur der grappen te werpen. Emil was minder welbespraakt en eenvoudiger dan de meesten zijner collega's. Maar daardoor juist had hij mama Hartwig's opmerkzaamheid getrokken en mocht hij zich in hare gunst verheugen. Ook Frederika, de oudste der beide meisjes, rekende het hem niet tot eene misdaad, dat zijne manchetknoopen iets minder groot en

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1896 | | pagina 141