6 Op zeldzame wijze zou Emil Brauneis korten tijd na den feestavond aan het orakclspreukige antwoord, dat hij Frede- rika gegeven had, herinnerd worden. De Algemeene Bank, waar hij bediende was, had des tijds het toppunt van bloei bereikt, wat zij hoofdzakelijk aan haren directeur, een buitengewoon scherpzinnig en bekwaam man, dankte. Juist in dien tijd had hij ontzaglijk veel aan het hoofd. Het was kort voor sluitenstijd en de groote man nam dit oogenblik waar om eene inspectietocht door de verschillende kantoren te houden en tevens aan deze en gene der beambten eene opdracht te geven. In het kan toor gekomen waar Emil Brauneis werkte, naderde hij diens lessenaar, en zijnen blik over het grootboek latende gaan, waarin de jonge man bezig was te schrijven, prees hij zijnen netten arbeid. Hij legde een oogenblik de papie ren neder, die hij in de hand hield, en bladerde in het boek, teneinde een post op te zoeken, die hem belang inboezemde. Daarop zette hij zijnen tocht voort. Nog had de directeur het vertrok niet verlaten, toen Brauneis bemerkte, dat van de papieren, die zijn chef een oogenblik op de schuins afloopendc tafel had neergelegd, het onderste, een tamelijk lijvig couvert, in de half open staande lade gegleden was. Hij wilde opspringen, den directeur nasnellen, doch een blik op den brief deed hem roerloos op zijne plaats blijven. Het was een brief met geld, waarop de waarde die hij behelsde, 67,000 gulden, was aangegeven. Ongetwijfeld had de directeur hem zelf den kassier willen tor hand stellen. „Dat hangt slechts af van de zedelijke kracht van den vinder 1" Emil Brauneis herinnerde zich zijn antwoord, en hij had de kracht niet op te staan, zijnen chef na te snel len en hom don brief terug te geven. Do ontdekking, die hij gedaan had, deed eensklaps al het bloed naar zijn hart stroomen, hij voelde dat hij doodsbleek werd. Te gelijk vlogen hem duizend voorstellingen door het breinhij zag zich zeiven, met Frederika aan zijne zijde, in eene aange name, welingerichte woning hij zag zich op de bank der beschuldigden, in de gevangenis Hij boog zich diep over zijn boek, want hij begreep, dat wie hem op dit oogenblik toevallig aanzag, zijne doode-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1896 | | pagina 144