lijkc bleekheid moest, opmerken. En hij overlegde zou hii
het niet doen?
In elk geval behoefde hij zieh niet te overijlen; wan
neer er alarm geslagen werd, was het nog tijd tot het
nemen van een besluit, meende hij. Indien hij slechts
heden ongemoeid het kantoor kon verlaten, dan zou hij
verder zien.
Hij keek op zijn horloge; het was twintig minuten voor
den tijd van vertrekken. Hij bleef op den wijzer staren,
het horloge scheen stil te staan. Maar neen, de seconde
wijzer ging toch langzaam vooruit.
Zijne collega's wisselden af en toe een woordjeook hij
trachtte iets te zeggen om niet opvallend stil te zijn;
maar het gelukte hem niet. Daarop beproefde hij zachtjes
voor zich heen te duiten, dat ging beter, maar na een
oogenblik bedacht hij zich, dat hij niet wist of hij dat
voorheen meer gedaan had, en hij haastte zich er mee te
eindigen.
„Het is tijd om op te krassen", liet een der jongere
bedienden zich hooren, terwijl hij zijn boek toeklapte.
De anderen waren van hetzelfde gevoelen, en weldra
was ieder in de weer om op te ruimen, de handen te
wasschen en zich toonbaar voor de buitenwereld te maken.
Emil Brauneis stak den brief, die plotseling zulk eenen
tweestrijd in zijn binnenste had gewekt, in den zak, en
een onbeschrijfelijk gevoel van geluk doortrilde hem daarbij.
Toen hij echter evenals de anderen zijne handen ging
wasschen, dacht hij er met bitteren humor aan, hoe er
geen zeep ter wereld meer in staat was. zijne handen rein
te wasschen van schuld. Maar ik ben nog niet schuldig,
dus verdedigde hij zich. Als er nu, op dit oogenblik, na
vraag naar kwam, zou ik aanstonds met het geld voor
den dag komen en zeggen, dat ik juist voornemens was
het den directeur te gaan overhandigen. Wat zou men
mijne rechtschapenheid roemen! Hoeveel achting zou ik
genietenDeze overweging maakte hem schier nog ge
lukkiger dan daar straks de gedachte aan het bezit van
het geld.
Eindelijk waren allen gereed en men vertrok. In het
groote voorportaal stond de directeur in gesprek met een
paar heeren. Hij was blijkbaar in opgewekte stemming,
hij schertste en lachte van harte om een anekdote, die een