9
nog oen bezoek bij de Hartwig's, beden echter waagde
hij het niet Frederika onder de oogen te treden. Hij richtte
zijne schreden naar den Prater en dacht er over, daar, op
eene afgelegen plek, het geld te begraven. Doch hij zag
spoedig het dwaze hiervan in. Men zou hem immers kun
nen overvallen terwijl hij bezig was, een ander kon den
schat ontdekken, of hij zelf kon hem niet terugvinden!
Neen, hij mocht niet van het geld scheiden, hij moest het
bij zich houden. Den geheelen weg over zon hij op een
veilige bergplaats voor den brief, maar niets wilde hem
invallen, en toen hij thuis kwam, legde hij hem in de la
van zijn tafel. Voorloopig was ook het gevaar niet groot.
Nog vermoedde niemand dat het geld verdwenen was. En
al wierd het morgen vermist, dan nog was het ver af,
dat men hem zou verdenken, als hij tenminste zichzelven
niet verdacht maakte.
Hij deed dien nacht geen oog dicht. Herhaaldelijk stond
hij op en stak licht aan. Dan haalde hij den brief te voor
schijn en bekeek den inhoud. Het begeleidende schrijven
had hij reeds gelezen. Het was van een grondeigenaar
in de provincie en behelsde do opdracht voor de nevens
gaande som effecten te koopon.
Het werd dag. Toen hij bij het aanklceden in den spie
gel keek, vond hij dat hij er ontzettend bleek en over-
waakt uitzag. Zóo kon hij niet op het bureau komen of
men zou aanstonds vragen wat hom scheelde. Hij besloot
vóór kantoortijd een flinke wandeling te doen. En inder
daad, de frissche lucht knapte hem op.
Aan de bank ging alles juist gelijk alle dagen. Slechts
Emil zat in zulk eene spanning over zijn werk, als vreesde
hij elk oogenblik het losbarsten van een bom. Hij trachtte
vast te stellen hoe zich te gedragen, wanneer het groote
nieuws onder zijne collega's bekend zou worden, maar
hij kwam tot geen besluit. Nu bedacht hij dat hij de anderen
nauwlettend zou gadeslaan en juist doen gelijk zij. Daar
zij onschuldig waren, moest hunne houding die van
onschudigen zijn. Maar de dag ging voorbij en niets
gebeurde.
Ook de volgende verstreek, zonder dat er iets van de
zaak ruchtbaar werd. Weder had Emil een ellendigen
nacht doorgebracht, en hij begon zich af te vragen of hij
wel de geschiktheid had tot het volvoeren der groote