u
zijne hand to veranderen, hij zal dus gemakkelijk uit te
vinden zijn.
Met de meeste achting
N. N."
Dezen brief, met de noodlottige papieren bijeengepakt,
zond hij aangeteekend over de post.
Nog dienzelfden dag werd Emil Brauneis in het bureau
van den directeur geroepen. De jonge man was doodsbleek
toen hij voor den oppermachtige verscheen, die behaaglijk
ecne sigaar rookte.
De directeur wierp een onderzoekenden blik op zijnen
bediende, toen zeide hij
„Beste Brauneis, ik heb een eersten secretaris noodig
de persoon, die voor deze betrekking kan in aanmerking
komen, moet een fraaie hand schrijven de uwe bevalt
mij wel. Hij moet schrander, eerlijk en bescheiden zijn.
Derhalve had ik aan u gedacht. Wat dunkt u, hebt ge er
zin in Uw inkomen zou daardoor jaarlijks met 2400
gulden verhoogd worden."
Emil Brauneis boog zwijgend.
„Afgesproken dus", zei de directeur en reikte hem de
hand. „Gij zijt juist de man die mij past."
Emil Brauneis boog weder en verliet in sprakelooze
verrukking de kamer van don geduchte.