26 Hij was vijf jaar en dus oud genoeg om te begrijpen wat ik bedoelde en dat het iets ernstigs gold. Br vielen toen harde woorden; het kwam zelfs tot een uiterste. Alle wederzijdscbo grieven werden opgehaald en elkander voor de voeten geworpen. Openlijk werd de haat nu beleden. Het oogenblik van afrekenen was gekomen die kleine onschuldige pion was een geschikte aanleiding geweest. Misschien, als Alex dadelijk bekend had, dat hij het had gedaan, zou alles anders geloopen zijn dan hot nu deed. Maar hij had het niet gedaanhoewel ik moet be kennen, dat ik niet zou weten wie het anders kon ge weest zijn maar hij verzekerde het en dus twijfel ik er ook niet aan. Hij had het niet gedaan. Er hcorschte een oogenblik stilte. Met een diepen zucht liet de gravin er toen op volgen: Zooals ge weet, zijn we toen gescheiden en we hebben elkander nooit weergezien Wederom heerschte er diepe stilte, waarin men slechts het kletteren van den regen tegen de ruiten vernam. Duidelijk en met opzet luid, zoodat graaf Vidor het in de aangrenzende kamer kon en moest hooren, riep Elsa plotseling uit Neen, zeker niet, want als hij het gedaan had, zou hij het zeker eerlijk hebben gezegd, tante Haar stem klonk ontroerd en zij scheen reeds veront waardigd bij de gedachte alleen, dat iemand hem ooit van een leugen zou hebben kunnen beschuldigen of ver denken. Onuitsprekelijk veel lag in die enkele woorden opge sloten haar onwankelbaar vertrouwen in zijn volkomen loyaal karakter, haar geloof aan het ideaal van al wat goed en edel is, dat zij in hem verpersoonlijkt zag, hare stille maar innige liefde Maar hij was toen immers nog maar een kind Neen, neen, haar ideaal kon, zelfs toen hij een onmon dig kind was, niet in staat zijn geweest zulk een leugen over zijne lippen te brengen! Wederom heerschte er stilte en hoorde men niets dan den regen daar buiten. Toen, plotseling, vernamen de beide dames iets dat aan een zacht gekreun deed denken en onmiddellijk daarop klonk de diepe stem van graaf Alexander:

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedams Jaarboek | 1896 | | pagina 164