jaar litterateur in
Nederland
Koningin Wilhelmina
en de schilderkunst
6
Zaterdag 28 Augustus 1948
door
Victor E. vaa Vriesland
van de Beweging' van Tachtig ge
weest, dat zij de romantische con
ventie van een decadente tijd door
broken heeft met een nieuwe aan
dacht voor het werkelijke. Men heeft
gezegd dat die vernieuwing, vooral
in de poëzie, in wezen zelf weer ro
mantisch was, en zich dus slechts in
schijn en. in theorie tegen de roman
tiek keerde, waarvan zij zelf een
soort nageboorte mocht heten. Die
opvatting is alleen juist zo men het
begrip Romantiek opvat als de psy
chologische en gevoelsinhoud van
een historische school in een histo
risch tijdvak der Europese letteren,
gelijk Prinsen, Donkersloot en vele
anderen doen- Pout is echter die op
vatting, indien men de romantiek (en
thans met een kleine letter geschre
ven!) als een algemener, steeds te
rugkerend verschijnsel pet. Als een,
in technische on functionele zin in
ONS overzicht begint, strikt geno
men, in 1S§5. Het is echter niet
mogelijk, de situatie van dat -ogen
blik duidelijk te maken, zonder eerst
even terug te grijpen, naar de tijd,
die onmiddellijk voorafging aan de
vernieuwing, die in do tachtiger ja
ren onze letterkunde tot een keer
punt bracht. In die tijd immers wer
den de diep ingrijpende veranderin
gen voorbereid welke, nu vijftig jaar
geleden, reeds over de korte bloei
van hun volle werking heen waren
en naar de mogelijkheid van weer
nieuwe, andere richtingen wezen.
Het was in vele opzichten een tyd
van kentering; een kort ogenblik,
schommelend de breuk der tijden.
Gedeeltelijk wat de romantiek bezig
at te sterven, gedeeltelijk zichzelf te
vernieuwen. In de nobele Potgieter,
die in '75 gestorven was. had zij zich
van de eigen voze, dode bestanddelen
gezuiverd, In anderen, die nog leef
den en werkten, een Huet, een Mtil-
tstuli, had zy zich vernietigend te
gen zichzelve gekeerd. Perk schreef
in dat jaar zyn eerste jongensverzen,
enkele voorlopers als Eraants en
Winkler Prins waren reeds volop
productief, alles groeide en gistte in
de bodem, waarin in 1885 De Nieuwe
Gids zou opschieten.
Als een immens voorspel was in
de jaren van *70 de bloei van de
Haagse School voorafgegaan- Me
vrouw RomeinVerschoor maakt
in andere woorden de opmerking,
dat de schilderkunst, die in haar ro
mantische periode bij uitstek litterair
■was geweest de litteratuur los liet
juist toen deze laatste, in haar stre
ven naar eerlijker plastische uitbeel
ding, schilder lijk zou gaan worden.
Het betreft hier éénzelfde verschui
ving, want m beide gevallen is zij
terug te brengen tot de terugkeer
van een verhoogde werkelijkheids
zin, Zij zou, m de jaren van tachtig,
een innig contact teweegbrengen tus
sen schrijvers en schilders.
Romantiek, berustend op nationale
en collectieve conventie, bestaat waar
de eigenheid der visie sterker is dan
de zmsmdrükken en waarnemingen.
Verliest die conventie haar oorspron
kelijke aandriften, dan behoudt zij
nog lang de uiterlijkheid van has^
lege, dode vormen. Set zijn de nk,
langer doorleefde stijlfiguren, de ver
starde cliché's. de ondoorvoelde taal
en beeldspraak. In geen land. was
daardoor de litteratuur zozeer m een
moeras van stilstand doodgelopen
als bij ons op het eind der vorige
eeuw.
Het is de onsterfelijke verdienste
van de Beweging' van Tachtig ge-
-.1 -j- con-
tijd door-
aan
heeft
vooral
IN een aper^u dat door het gestelde bestek zo algemeen moet
zijn als dit» zou het noemen van meer dan slechts enkele
namen alleen maar beperkend en verwarrend werken. De afwe
ging van begrippen, die aldus voor de concrete feiten komt te
staan, moet daardoor noodzakelijk wat abstract blijven, Zo
doende zal een duizendvoudig geschakeerde, veelszins rijker, on
regelmatiger en levender litteraire werkelijkheid geschematiseerd
worden. En dus slechts eenzijdig en onvolkomen benaderd.
Maar een andere keuze heb ik niet: de compacte opsomming van
enige- tientallen namen, facta en data, welke men overigens in
elk handboekje kan vinden, zou ons niet verder brengen. Ik kar»
dan ook alleen uitkomsten van beschouwing geven, niet de over
wegingen die er toe hebben geleid. Alleen inzichten, gevolg
trekkingen. niet de verklaring, de motivering en het materiaal
waarop zij berusten.
Willem Wirsen, Willem Klcos, Hein Boeken en M. W. v. d. Valk.
soort
psy-
van
ven!) als een. algemener, steeds te
rugkerend verschijnsel pet. Als een,
in technische en functionele sin in
zeer verschillende litteraire perio
den optredende, conventie, wortelend
in de collectie Vf elementen der ge
voelens, en gevoed door het gemeen
schappelijke in de mensen. Ook al
heeft zij, gelijk in „de" historische
Romantiek, veelal ik-afzondering tot
inhoud, ik-verheerbjlcing tot stof, tot
gegeven motief-
Het individualisme van
„De Nieuwe Gids"
Vorm en inbond
T\ ft AATSCHAPPELUK had men
-L*-Lzich. op het eind der vorige
eeuw, ook in ons land uit een ver
band van conventie tot groter per
soonlijke vrijheid los gemaakt. De
Nieuwe Gids reageerde tegen een
dode romantiek door een nieuw, in
dividueel ervaren van de zintuiglij -
ke realiteit Het uitte zich in het
realisme der visuele uitbeelding; in
het naturalisme, dat dezelfde waar
heidsdrang op de psychologische
weergeving toepaste. Het positivisme
en de ontdekkingen der natuurwe
tenschap deden zoveel ontraadsel-
baar schijnen, wat weleer verborgen
leek, dat de roman zich, naar Frans
voorbeeld, op het documentaire vast
legde en steeds weer het rationalis
tisch element van milieu en afstam
ming (laine) lift meespreken. Waar
bij, voor sommigen, mede onder in
vloed van Schopenhauer's pessimis
me, de leegte en alleenheid, volgend
op de individualistische, van elke
wereldbeschouwing en elk maat
schappij-verband losgeslagen zinnen-
roes der aanvangsjaren der bewe
ging, al spoedig niet meer dan angst
en wanhoop nalieten-
Met de treffende apperceptie van
de kunstenaar zijn de aesthetici van
Tachtig intuïtief, zonder wijsgerige
ALBERT, VERWET.
fundering, enige waarheden op het
spoor gekomen voor welker blijven
de geldigheid zij, hoe ook door late-
ren gesmaad, de dank van het nage
slacht verdienen. Een van hun diep
zinnigste ontdekkingen is de eenheid
van vorm en inhoud. Niet de meege
deelde inhoud is voor het wezen van
het kunstwerk van belang, noch op
zichzelf de vorm die hem uitdrukt,
maar de wijze, waarop de vorm van
de inhoud gestalte is geworden;
niet psychologisch doch creatief. Al
dus beschouwd zal men de „woord
kunstige" taal en de overladen detail-
schildering, welke Tachtig 20 verwe
ten zijn, als een experimentele ver
ruiming van de visuele uitdrukkings
mogelijkheden moeten zien, die later,
van excessen ontdaan, voorgoed be
vrijdend heeft gewerkt op de Neder
landse litteratuur, ook toen de direc
te invloed der beweging al lang niet
meer zichtbaar was.
Verval
J K kan hier slechts de belangrijkste
momenten belichten en mag daar
om. niet stilstaan bij de langzame
ontwikkeling van „het sentiment
daartussen". Aan het gestadige ver
val van De Nieuwe Gids, welks oor
spronkelijke groep reeds in '93 ge
heel was uiteengespat, moet ik dus
stilzwijgend voorbijgaan. De uiterlij
ke aanleiding was ongetwijfeld de
in-comptabikteit der zozeer verschil
lende persoonlijkheden, die zich om
Kloos geschaard hadden. De oorza
ken intussen lagen dieper. Het voor
al op individualistisch uitbeelden der
waarneming, niet op een de hele per
soonlijkheid doortrekkende, gemeen
zame levensbeschouwing gebaseer
de, samengaan van deze kunstenaars
bood geen blijvende grondslag van
verstandhouding. Het kon daarom
op de duur geen waarlïjke samen
werking teweegbrengen.
Bovendien: reeds van de aanvang
af was dit gezelschap heterogeen ge
weest De letterkunde vertoont een
aanhoudende schommeling, tegen
stroom volgt op stroom, reactie op
beweging, gelijk ook in de wissel
werking der maatschappelijke krach
ten. Wij zagen dat de Beweging van
Tachtig een zich afwenden beteken
de van het, doodgeloopen. collectieve
dat voorafging. Maar vernieuwers
van dat collectieve, dragers van eën
nieuwe, hernieuwde romantische
conventie vond men al onder de eer
ste Nieuwe Gidsers. Het waren de
socialisten en neo-katholieken, zij die
de humaniteit boven de receptieve
aandacht stelden. Bij de aanvang van
het tijdvak, dat wij heden in vogel
vlucht schetsen, dus in 1893, was hun
vernieuwend streven tegenover de
neergang van De Nieuwe Gids reeds
duidelyk bespeurbaar. In de nieuwe
eeuw zou dit nog duidelijker worden.
Een nieuwe romantiek.
Verwey's „Beweging"
ALBERT VERWEY was vrij van
een stelselmatige wereldbeschou
wing en kon daardoor met des te
groter werfkracht hen verenigen, die
zich van het individualisme, dat uit
gebloeid was en zichzelf min of meer
ad absurdum had gevoerd, begonnen
af te wenden. Reeds 1889 was hij ge
treden uit de redactie van De Nieu
we Gids, die hij met eigen geld had
helpen oprichten, en bad m 1894 met
Van Deyssel Het Tweemaandelijksch
Tijdschrift opgericht In 1905 stichtte
hij het maandblad De Beweging, dat
14 jaar bestaan heeft.
Tucht, verbeelding, idee, de strijd
baarheid van een dichterschap dat
der gemeenschap tot leidster strekt,
dit waren de elementen die Verwey
verdedigde en die hem bewogen.
Hem en de jongeren die zich onder
zijn aanvoering nauw om Verwey en
zijn tijdschrift heen groepeerden,
Een. litteraire richting, die zich pro
grammatisch bewust wordt van haar
vormstreven, wordt een litteraire
school. In die zin heeft Verwey stel
lig school gemaakt. Een nieuwe ge
bondenheid, stijl en geest richtten
zich zowel tegen de excessieve „co-
pieerlust" van het naturalistisch pro
za als tegen het bandeloze individu
alisme van Tachtig, met zijn oncon
ventionele woordschikking.
De Beweging was, ook afgezien
van haar theoretische leuzen, in we
zen neo-romantisch. Haar denkbeel
den drongen niet tot een ruimer pu
bliek door; loch is historisch gezien
haar letterkundige invloed van uit
nemend belang geweest. Het was
voornamelijk haar vormkarakter,
waarin de tucht van een nieuwe
conventie zich voorbereidde; van be
tekenis was in dit opzicht een dis
cussie over bezielde rhetoriek. Het
is trouwens een algemeen verschijn
sel, dat, in de litteratuur, een tech
nische vernieuwing aan de innerlijke,
psychologische omwenteling vooraf
gaat. De geestelijke doorlevuig der
oorspronkelijke vormvondstcn wordt
eerst gemeengoed bij de epigonen,
want de emotionele spanning van de
eerste experimentele stijlvondsten
blijft in het onbewuste sluimeren. De
latere „inhoud" van wat door de Be
weging-mannen technisch is voorbe
reid: de eenheid van leven en kunst
en "die der kunsten onderling, de
centrale betekenis en sociale gebon
denheid der kunsten,-het collectieve
affect dat voor de individualistische
verbïzondering geen aandacht meer
had. werden eerst universeler begre
pen. toen het tijdschrift reeds tien
jaargangen en daarmee zijn bloeitijd
achter de rug had. In en door de eer
ste wereldoorlog.
1914. Invloed van film en psycho
analyse. Experimenterende rich
tingen. Voorhoede-tijdschriften
der jongeren.
ZELFS in de meest traditieloze tijd
worden aard eü verschijning der
letterkunde in hoge mate door de
maatschappelijke constellatie be
paald. Maar de periode der samenle
ving, aangevangen met de eerste we
reldoorlog. en de daarop volgende
oeconomische oorlog en depressie,
heeft wei uitzonderlijk duidelijk en
ARTHUR VAN SCHENDEL
onmiddellijk haar karakter, of liever
karakterloosheid, aan de letteren op
gedrongen. Ook middellijk trouwens,
vanwege de invloed der mede door
haar bepaalde, buiten-litteraire tijds-
fenomenen. Die van de film reikte
het verst.
De film is van veel betekenis ge
weest voor tempo, rhythme en beeld
associatie onzer hedendaagse littera
tuur. In haar zwijgende vorm ver
armde zij de geoefendheid van het
gehoor voor de taalklank, welke een
zijdige visuele ontwikkeling echter
later weer door de geluidsfilm werd
gecorrigeerd. Een ander voorbeeld
van een buiten de letterkunde gele
gen factor, welke op de litteratuur
sterker heeft ingewerkt dan menige
oorzaak van zuiver-litteraire aard,
was de opkomst der diepte-psycholo-
gie, die niet alleen in het surrealis
me maar in zovele richtingen haar
sporen heeft achtergelaten.
Ik kan hier deze en andere rich
tingen uit die tijd, waarvan de mees
te in enigerlei vorm nog steeds na
werken, uiteraard maar zeer ter
loops. aanstippen. Het expressionis
me met zijn. gespannen, verhevigde,
massale uitdrukkingskracht, een ty
pische na-oorlogs vorm der roman
tiek. Duits van oorsprong, vond het
t eerst bij de Vlamingen aanhang en
dit maakt het verklaarbaar, dat het
ten onzent het vroegst werd geïm
porteerd door de jong-katholïeken
van het maandblad De Gemeenschap
(Van Duinkerken, Engelman en de
later zo ontspoorde Kuyle), De
vlucht uit de harde werkelijkheid in
de vernieuwde historische roman en
de geromanceerde biografie, alsmede
in de exotische avonturenroman. Het
vage humanitaire ethicisme van De
Stem, teruggrijpend, in andere vorm,
naar het oude postulaat van „ge
meenschapskunst". De litteraire re
portage mot zijn sociale inslag. De
z.g. „nieuwe tucht" van Het Getij en,
later. De Vrije Bladen, die m hun be
gintijd resp. tegen de Franse symbo
listen en de Duitse (of Vlaamse) ex-
pressionnisten aanleunden. Hot aan
invloed rijke, maar kortstondige „vi
talistische" leiderschap tan dc dich
ter Marsman. Het. in onze letterkun
de vertraagd opgetieden, simultane-
ïsme.
Reactie; terugkeer tot de vorm
LT 3EL deze gistende, chaotische
L -i- .vemeling van collectief gerichte
romantische vernieuwing vertoont
technisch één overheersende trek:
de neiging tot het experimentele ver
breken van de bestaande vormen.
Gelijk steeds geschiedt nep ook zij
al aanstonds een reactie in het teven.
Nijhoff b.v. stelde met klem de eis
tot herstel van de gebonden vorm.
De edelste, doch bij vele jongere na
volgers reeds tot rhetorische conven
tie verwerden traditie van die vorm
werd gedragen en in stand gehouden
door de dichters der z.g. generatic
%an 1910 (A. Roland Holst, Bloem,
Keuls, Werumeus Bulling e.a.). Zij
bleven het geraffineerd formalisme
van de neo-platonische Boutens, de
nerveus-plastische, overwegend mu
zikale suggestie van Leopold, de in
brede volzinnen, natuurlijk uitgol-
vende gevoelsstroom van Henriêtte
Roland Holst, en bovenal de verstil
de wijsgerige bezinning der Bewe-
gmg-poezie voortzetten, gelijk een
Aart van der Leeuw en vooral Van
Schendel de structuur van het Be-
weging-proza in zijn schier klassie
ke staat vertonen.
Achteraf dus, te midden van alle
litteraire ontbinding van na de oor
log, leek zo De Beweging nog een
bijna aesthetische nawerking uit te
oefenen, hoewel bet tijdschrift toch
uit verzet tegen het „l'art pour Tart"
van Tachtig ontstaan was. In dit
verband zij dan ook op het maand
blad Forum gewezen, dat de strijd
aanbond tegen, de aesthetische con
ventionaliteit welke tegen 1830 de
bloedeloze epigonen van de gene
ratie van de ouwelijk geworden
jongeren-groep der Vrije Bladen
beheerste, kleine navolgers van de
grote voorgangers. Forum was in
tussen op zijn manier ook weer ro
mantisch door zijn eenzijdige hero-
worship van de oppositionele „per
soonlijkheid" welke het als enig
tegengif tegen de geijkte aestheti
sche expressie beschouwde, waar
bij het, op *t voetspoor van Ter
Braak en Du Perron, in Stendhal.
Nietzsche en Multatuli de grote
voorgangers zag.
De belangrijkste en consequerit
ste reactie tegen de vormverbre-
kende tendenties van na de oorlog
is de nieuwe zakelijkheid geweest,
die het uitdrukkingsmiddel verste
vigde en vereenvoudigde door het
te herstellen in zijn eigeniijkste
functie en dienstbaar te maken aan
de zo nuttig en nuchter mogelijke
weergeving van de feiten der rea
liteit.
De nieuwe zakelijkheid
T? EN soort gezuiverd realisme
-1-dus, en waarin eveneens we
derom de teruggekeerde collecti-
vistische geneigdheid tot uiting
kwam, in een verhoogde sociale be
langstelling. Feiten, zaken en han
delingen maakten zijn voornaamste
preoccupatie uit, waarbij dan de
romantische spanning, en versnel
ling, ontstaan door de weglating
van alle „sfeer" en „stemming" der
bijzakelijke. onessentiële details,
het wezenlijke verschil met het re
alisme van Tachtig opleverde. De
reeds vermelde, buiten de letteren
gelegen oorzaak: de verbreiding der
verworvenheden van de dieptepsy
chologie, heelt in deze mede bijge
dragen tot de reactie tegen het ont
ledend descriptief psychologisme
van het laat-naturalistisch proza.
De meerdere en nuchterder ziel
kundige kennis kwam de zielkun
dige uitbeelding naar haar eigen,
wetenschappelijk gebied terugwij
zen en stelde de in velerlei sub
tiele uitersten doodgelopen roman
kunst weer open voor wat zich in
samenleving en tijdsaspect voor
deed,
In de litteratuur der nieuwe za
kelijkheid zijn overigens duidelijk
aanwijsbare bestanddelen overge
bleven van het barok dynamische
expressionisme, waarmede het zo
zeer in tegenspraak geleek- Ook zij
immers wilde, zij het met andere
technische middelen, met klem een
visie uitdrukken. Op haar anti-tra
ditionele wijze zocht de nieuwe za
kelijkheid zonder subjectief com
mentaar weer te geven: eenheid en
causaliteit; het als stijl verwezen
lijkte visuele beeld; de veelheid der
bewustzijnslagen.; totaliteit van be*
drijf of tijdvak; versterking van het
ruimtegevoel; de ruimtelijke uit
breiding van het tijdsbegrip. Al
deze strevingen zijn uitingen van
een op het collectieve gericht ro
mantisme. Zii overheersen de zin
tuiglijkheid der impressie.
De versoberde, onopgesmukte,
naakte prozavorm vond in de poë
zie zijn tegenhanger in de over
gang van de z2g „verheven" poë
tische taal tot een meer aardse,
nuchtere uitdrukkingswijze, die
ontleend was aan de gewone
spreek- en omgangstaal, en met
sarcastische, ironische, cynische en
anecdotische elementen doorweven.
Deze nieuwe verstechniek was zo
doende geschikt om uiting te geven
aan. de ontgoocheling en de uit
zichtloze angst, welke een opko
mende generatie van tussen de
beide wereldoorlogen naar de hals
greep. Zij was opgegroeid in oeco-
nomisch bizonder zware omstan
digheden, die haar de zo nodige
eruditie, en daarmede vormtradïtïe
en stabiliteit onthielden. En voorts
in een voortdurende bedreiging van
fascisme en nieuwe oorlog. Rondom
Hoornik scholen deze jongeren als
angstig maar niet elegisch blatende
lammeren tezamen, eerst in het
tijdschrift Werk, daarna in Crite
rium.
De tweede wereldoorlog
T* OEN dan eindelijk het onweer
van 1940 losbarstte, kwam het
niet onverwachts. Over onze lette
ren gedurende die vijf oorlogsjaren
is al genoeg geschreven om te
rechtvaardigen, dat zij hier in
slechts enkele regels worden be
handeld. Wie geen landverrader,
collaborateur of slappeling was,
publiceerde tijdens de bezettings
tijd niet, tenzij clandestien. Wij be
perken ons tot deze laatste cate
gorie. Voorzover geschriften niet
regelrecht op de omstandigheden
betrekking hadden, werd toch de
opbrengst besteed om het verzet te
steunen. Over de eigenlijke ver
zetsliteratuur, vooral de verzets
poëzie, is al veel geschreven en
veelal op onrechtvaardige wijze.
Voor het eerst kon zich hier. sedert
de Middeleeuwen, de dichter ge
dragen weten door vrijwel gans de
Oude Schuur op de Vel uwe, 1
der werken van Koningin
WiDieïmincr.
gemeenschap, en enkele verzen van
hoog peil kan men in de verzame
lingen uit die tijd aantreffen. Daar
mede is de kring gesloten: men ziet
in die jargn een wederopleving van
het nationalisme en populisme, een
verhoogde aandacht voor het col
lectieve. Aard en vorm daarvan
verschillen, uiteraard van de con
ventioneel romantische collectieve
gevoelens waarvan de internatio
naal georiënteerde, individualisti
sche Beweging van Tachtig zich
met weerzin afwendde: het dode
bezinksel der negentiende eeuw.
Maar in de grond is het wezen der
romantiek in alle tijden hetzelfde.
Na de bevTÜding
DE periode na 1945 is te kort om
er historisch iets definitiefs over
te zeggen. Zij staat daarvoor te dicht
bij ons. Men kati de indruk krijgen,
dat terwijl bij de jongste generatie,
die in de oorlogsjaren er aan gewend
was geraakt, altijd zonder moeite
gedrukt te kunnen worden, en dit
terwijl er geen letterkundige critiek
op haar werd gepubliceerd, zich na
de bevrijding voor wat het proza be
treft in de richting van een ver
nieuwd surrealisme begeeft. Afgezien
natuurlijk van enkele documentair
uiterst belangrijke kampdagboeken
en dergelijke. De poëzie is terugge
keerd tot een neo-classicisme, een
hooggestemde "en idyllische sfeer die
aan de „verheven" periode van löiö
MENNO TER BRAAK
herinnert. Dit uiterst merkwaardige
verschijnsel, zo verschillend van wat
men na de oorlog in 1918 kon waar
nemen en van wat men verwachten
zou van een jongste generatie, is ver
moedelijk hieraan toe te schrijven
dat na de spanningen, conflicten, be
dreigingen uit de oorlogsperiode de
ze jonge dichters de vlucht nemen
om uit te rusten in een stevig tra
ditioneel, vormvast aesthetisme dat
ontkomt aan de nog steeds beklem
mende werkelijkheid. Op zichzelf is
het gemiddelde peil van de jongste
letterkunde duidelijk naar boven ge
gaan, maar de toppen zijn genivel
leerd en veel minder uitstekend dan
vroeger. Men kau echter verwach
ten, dat het stijgen van het algemeen
niveau, vooral ook technisch, een
goede voedingsbodem oplevert voor
mogelijke verdere ontwikkeling.
De menselijke geest vertoont een
element van onveranderlijke wet
matigheid. Maar in de litteratuur is
elke herhaling toch anders door de
veranderde sociale, politieke, oeco-
nomische factoren. Het element van
herhaling behoeft dus geen beper
king in te houden want aan haar lit
teraire verschijningsvormen zijn geen
andere grenzen dan die geest en ziel
zichzelf stellen.
Minachting voor het voorafgaande,
hoe gevaarlijk ook voor de continuï
teit der cultuur, was steeds een
symptoom, dat een vernieuwing werd
voorbereid. Er is geen. reden om aan
te nemen dat de bedreiging der per
soonlijkheid, die dat nieuwe in de
goedkope ogenbliksleuzen van de
dag inhoudt, niet eens weer, van ex
cessen gezuiverd, zal worden gevolgd
door een cultuur, waarin de waarde
van de geest in ere is hersteld.
T N de geschiedenis van Centraal- cn
West-Europa laten zich tal van
vorstenhoven aanwijzen, wier roem
voor een deel te danken is aan hun
bemoeiingen met de kunst. Zij ver
enigden kunstenaars om zich been.
schonken opdrachten of maakten hen
op andere wijzen het bestaan
mogelijk, zij stichtten representatieve
bouwwerken en „last but not least"
zij bouwden indrukwekkende collec
ties op.
De Weense tentoonstelling van vcr-
lecen jaar heeft aan tienduizenden
laten zien, wat artistieke verzain el-
lus* van vorsten heeft bereikt. De
Frrnse koningen waren al eeuwen te
voi en m kunstzinnige bemoeiing aan
de Habsburgersvoorgegaan en in
hut- spoor heeft ook het Bourgon
dische Hof zich uitzonderlijke dien
sten verworven, speciaal met betrek
king tot de Vlaams-Nederlandse
Kunst. De bouw van het trotse Es-
corïal en de verzameling van kunst
werken die dit kloosterlijk Paleis be
vat, waren een levenstaak voor FI-
lips IL de man die iQ Spanje altijd
even gezien is als hij in de Neder
landen werd gehaat. Zijn werk vond
een modern cn bizar pendant in de
extreme pogingen van Lodewyk II
van Beieren, de beschermer vau_Ri
chard Wagner, die in waanzin stierf-
De Pinacotheek heeft ons deze zo
mer laten genieten van wat het oude
Beierse vorstenhuis in de loop der
jaren doelbewust aan schatten heeft
bijeengebracht Sommige dezer heren
gingen met hun aankopen zover, dat
zij enorme schulden maakten, waar
van de financiële gevolgen nog de
cenniën achtereen de latere geslach
ten bleven drukken.
Er zijn ook vorsten en vorstelijke
personages geweest, die zien cp meer
directe wijze met de kunst hebben
beziggehouden. Men behoeft nog niet
eens te denken aan Lodewijk XIV,
de Roi Soleii, die zelf meermalen
meedanste in hofballetten, noch aan
Marie Antoinette, wier bezigheden
op het punt van toneel niet zo heel
ver boven het speelse vermaak uit
kwamen, Ingrijpender aandeel in de
evolutie der kunst nam een figuur
als de Hertog van Meiningen, die
dank zij zijn beeldende gaven en his
torisch stijlgevoel een toneelhervor
mer werd van wereldnaam. De broer
van koning Gustaaf van Zweden,
prins Eugeen, behoorde tot dc weini
ge vooraanstaande schildertaTenten
die het Zweedse volk heeft voortge
bracht.
Over de verhouding van het Huis
van Oranje tot de kunst is wel eens
geringschattend gesproken, maar, zij
die dit.deden, vergaten, ciat de Oran
jes nooit die absolute machtspositie
hebben bekleed, die de stelselmatige
bevordering van de kunst betrekke
lijk gemakkelijk maakt. Zij waren de
regeerders over een klein, in veel
strijd gewikkeld volk; zij hebben
nimmer over ongebreidelde rijkdom
men beschikt en stelden er over het
algemeen een eer in, in overeenstem
ming met de aard van onze stam hun
hofhouding eenvoudig en sober te
houden. Tot hen, die daarop enige
uitzondering maakten behoorde Prins
Frederik Hendrik, de man, die inder
tijd op aanraden van zijn secretaris,
de dichter Constantijn Huygeus, aan
de jonge Rembrandt een opdracht
gaf, waarvan de schone Passietafe
relen, welke deel uitmaken van de
Pinacotheek, de vrucht waren.
Het is om enige eeuwen over te
slaan bekend, dat Koning Willem
III veel met kunst en kunstenaars
ophad. Men vertelt, dat hij en de jon-
Straatje in Ammerschwir (Elzas), een tekening van Koningin Wilhel-
minat welke het eigendom is van Prinses Juliana.
ge Pieneman gearmd overtentoon
stellingen wandelden, hij steunde de
schildersgenootschappen met subsi
dies en prijzen en heeft ook in de
verheffing van de toneelspeelkunst
een niet onbelangrijk aandeel geno
men. Men derike aan de Kon. Ver.
Het Nederlands Toneel en aan de To
neelschool.
HET is betrekkelijk pas laat tot
het Nederlandse volk doorge
drongen, dat de enige dochter van
Willem III. Koningin Wilhelmma,
zich met de practische beoefening
van de beeldende kunst bezighield.
Zij had in haar jeugd les van de
landschapschilder Gorter on heelt
zich in haar werk bijna uitsluitend
tot bet landschap bepaald, waarbij zij
zich, wat de stijl betreft, slechts zel
den verwijderde van een romantisch
getint impressionnïsme, Hel is moei
lijk te zeggen weik een voldoening
en troost zij uit deze kunstbeoefe
ning heeft geput Bij voorkeur nam
zij het penseel of de tekenpen ter
hand in haar vrije uren en op haar
vacantiereïzen. Het landschap dat zij
liefhad, hetzij de Alpen met hun he
melhoge gletsche r-toppen, het Noor-
Be bergland met zijn wildbegroeiae
hellingen ca kale rotspunten, de stil
le schilderachtige omgeving van Huis
ten Bosch of de ruige natuur van de
Yeluwe het lijdt geen twijfel of zij
heeft in de samenstelling van deze
composities, in de concentratie daar
voor nodig, om schoonheid vast te
leggen op doek of blad een bevredi
ging gevonden voor gemoed en geest,
die haar nieuwe kracht schonk voor
haar ambt Zogoed als zij haar re-
ge er taak nimmer als een sinecure
heeft opgevat, zo heeft zij ook de
dienst der Muze niet maar als een
vluchtig spelletje beschouwd. Toen
haar werk in de openbaarheid kwam
zeker niet uit kleinmenselijke eer
zucht of ijdelhesd maar in eerste aan
leg .wel om minder bedeelde „colle
ga's" door de" crisis getroffen, te
steunen bleek aan Ieder onbevoor
oordeeld toeschouwer hoe gewetens
vol zij ook deze „liefhebberij" dient.
Er openbaart zich een opmerkelijke
gevoeligheid voor sfeer, en speciaal
haar tekeningen met houtskool en
krijt zijn een duidelijk bewijs van de
beheersing der techniek. Maar ook de
schilderijen gaan in 't algemeen uit
boven de prestaties van menige ama
teur.
Ik denk aan een Kijkje achter Huis
ten Bosch, een oprijlaan met ge
snoeide, geknotte boomstammen in
de winter, waarin uit de spontane
weergave der realiteit een evident
besef van het tragische Spreekt. In
de berglandschappen leeft vaak een
levendig gevoel voor het grootse en
verhevene en in een Oude Schuur op
de Veiuwe een diepe ontvankelijk
heid voor het ruimtelijke van dit
landschap naast een geduldig volgen
van het grillige en geestige beloop
van berkenstammen en vliegdennen.
Vooral in dit laatste tekenblad. treft
de typisch Hollandse visie welke
moeilijk is te omschrijven, maar die
inhaerent is aan een volk, waaruit
Rembrandt en Ostade, Roelof s en Van
Gogh zjjn voortgekomen.
Het is mijn bedoeling geenszins het
werk van onze vorstin met dat van
genoemde kunstenaars op één lijn te
stellen, maar wel om aan te tonen,
aan welke bronnen haar artistieke
bewustzijn zich heeft gelaafd.
Het beeld van de rol, welke onze
vorstin in de hedendaagse kunstwe
reld vervult, is hiermee niet afge
rond. Na de bevrijding heeft zij er,
meer nog dan vroeger, een eer in ge
steld ons volk in zijn edelste impul
sen te activeren en de artistieke
werkzaamheid door belangstelling en
morele steun te prikkelen en te stu
wen. Op geregelde tijden pleegt zij
representatieve figuren uit de kunst
wereld in particuliere audiëntie te
ontvangen, waarbij al het vormelijke
en ceremoniële volkomen wordt ge
bannen. Zij toont zich bij die gele
genheden een echte moeder des
volks, die door haar vragen blijk
geeft uitstekend op de hoogte te zijn
van werk en streven der betrokken
kunstenaars, hetzij dichters, musici,
schilders. Meermalen krijgt het on
derhoud een dergelijk geanimeerd
karakter dat het vastgestelde uur
verre wordt overschreden. Het be
hoeft nauwelijks gezegd, hoe bezie
lend een dergelijk onverwachte be
langstelling van deze zijde op de die
naars der kunst kan werken. Ook
hierin uit zich, dunkt mij, de typisch
Hollandse en typisch democratische
wijze, waarop onze vorstin haar taak
opvatte.