In het oude Boymans tm ELK KUNSTWERK HEEFT EEN ZIEL Avontuurlijke schilderijen E. van Dam rook hef naar stof en leek alles ingedut en beduimeld 4 HET ROTTERDAM-SCH PAROOL Als 'r regende, dan ging Rotterdam eens kijken WiïJen we eens...? Spook-suppoost glimlacht Waarom Mona DE BEDOELING van deze bijdrage is een impressie te geven van wat in de kinderjaren van het huidige geslacht „Boymans" was. Die herinneringen zijn dus van veei later datum dan 1864, het jaar waarin het museum door brand geteisterd werd. Het ge bouw kon hersteld worden, maar toen zat Botterdam met een museum met bijna lege wanden. In de verschrikkelijkste tijd van onze schilderkunst is men die leegten toen gaan vullen met liefst een beetje grote doeken, die niet te duur waren. bruikleen Rotterdam muntte niet uit door fijne kunstzinnig heid en als er nu maar een flinke lap hing met bomen en asjeblieft een paar koetjes erop, dan vond Rotterdam het allang mooi. Zo moeten Hanedoes en Koekoek er gekomen zijn met hun bosge zichten, die wel met louter pik en loodwit en bituum geschil derd schenen. Toen de Boymans-collectie in het nieuwe museum werd onder gebracht, was zij ai vééi verbe terd cn toen moeten cr heel wat eroütcs op zol der zijn gezet, want ik miste er vele, die ik dan later wel eens aantrof in allerlei open bare gebouwen, waaraan zij al lerwelwillendst waren afgestaan. De Hanedoes met de koetjes... otceterameer zegt de conducteur van liin 16... en een Van Trigt kw-t- te recht in de Nederlandse Econo mische Hogeschool, en naar men algemeen aanneemt: ter vorste ling. HOE ging dat nu vioeger? Op een regenachtige Zon dag, als de kinderen eng over de trapleuningen begonnen te glijen en elkaar uit verveling, 't zij om niets, 't zij om alles, te lijf gin gen, zei Pa: „Willen we eens naar Boymans gaan?" Kort daarna kwam er een druipend stoctje het voorplein op, waar toen het hek, althans een hek, nog omheen stond, beklom de statige trappen en stond in 't voorportaal der kunst tegenover een mateloos groot en pikzwart Behilderü, waarop koeien met kologen langs rotsen klommen. Ik zie me als kiml door het ouwe Boymana dwalen langs schilderijen, die ik uit mijn hoofd kende, want sinds mijn prille jaren heb ik een grote affectie voor schilderijen gehad. Maar Pa nam ja mee naar de clou. althans zijn elou: Ary Scheffer. Kijk, (it vonden wij toen schilderen: tweemaal die ouwe koning, die tweemaal op z'n eigen loei: en het tafellaken doorsneed tussen hem cn zijn zoon. Je dacht, dat zou Pa thuis niet durven met Ma's linnengoed, En dat Is natuurlijk de prach tige kant van de geschilderde romantiek, dat zij je tot naden ken brengt Vervolgens het pen dant van dezelfde vader, nu we nend bi) "t lijk van die bleke rid der. De rijkste romantiek plens- o eraf, zoals buiten do buten tegen de ruiten. Het regende natuurlijk altijd, als je in Boy mans was, want bij goed weer ging je ergens onderscheen. Maar dat er, na Rembrandt na tuurlijk, geen artiest bestond als Ary Scheffer... dddr was Rot» terdam "van doordrongen. Die kon een lijk laten lijken op z'n levende verschoning. „Is dat effe moeieüjk!" Doeh deze uitdruk kingswijze der waardering is van déze tijd en werd In het oude Boy mans nog niet gebezigd. 'Rotterdamse criteria DAARNA gingen wij kijken naar het schilderij van een tijd- cn stadgenoot, die een rooie bal van 'n ondergaande zon in het riet van de Bergse Plas liet zinken. O, meneer... „was dht kunst!"... een zon, riet, water met een zalmkleurige reflex in de tint van een hedendaags di- rectoirtje, Rotterdam vroeg zich altijd allereerst af hoe „moei lijk" het was om iets te schil deren en dan „hoelang ie er over gedaan zou hebhon.", Nee, Rot terdam stelde heus zijn criteria wel. Een zon, riet en een plas waren zo beestachtig moeilijk, dat Sehipperus het zich kon ver oorloven slobkousen en een hoed als Rembrandt te dragen en zijn grijze snorrepunten lil de pom made te draaien als een Franse generaal uit 1870. Overigens stond Rotterdam afwijzend en misprijzend tegenover iedere af wijking van de kieodij, maar een Sehipperus, die ondergaande zonnen nög mooier dan de echte kon schilderen, moest je wat toe geven. De Rotterdammers, die hem op de Coolsingel tegenkwa men, gingen een hortje op zij voor de snorrepunten, die aan stuurboord en bakboord uitata ken, koken zijn gedaante grijn zend na en zeiden: „Dat is die vent van de ondergaande zon van Boymans", althans diegenen onder hen, die wel eens in Boy- mans waren geweest, zeiden dat. WANNEER ik ais jongetje alleen in die doolhof van vertrekken wandelde, dan was het er doodstil, maar ergens ver derop spookt; wel eens do stap van een suppoost, die onzicht baar was en als een vertwijfelde uit Sartre's „Huis clos" liep te liuizeklossen met de gescandeer de stap van zijn hakken. Alles hing soms twee-, soms drie hoog, op zjjn plaats. Stikvol. Do koeiekop van Albert Cuyp, de kruilebol van Fabritius, de vis van De Witte en de honden die een everzwijn verscheurden. Dat cr prachtige Bchiiderijen bij wa ren besefte toen niemand en de directie, geloof ik, ook niet. Het was alleen maar meiankollek in die flulsterstilie zalen, Willem Sehiirmnnn had om streeks 1002 bjj een uitdrager een schilderijtje gekocht en hij Tel van oudere Rotterdam mers, die vóór 1035 het Mu seum Boymans bezochtenzul len zich deze entree ook nog wel herinneren en zeker ook de sfeer die Cocheret in nevenstaand artikel voor hen oproept. was overtuigd, dat het een echte Rembrandt was. We zijn toen samen naar Boymans gegaan en werden, met het schilderij in een krant gepakt, toegelaten bij een meneer, die achter een bureau zat en ons alleen maar aankeek. Schürmann begon op de hem eigen jeune premier-manier te betogen, dat hij meende een Rembrandt te bezitten. Nog voor het schilderij was uitgepakt, zei de meneer achter het bureau, erg verveeld, zes woorden: „Nee mc- kSsm neer, dit is géén Rembrandt." Iedereen zou hierdoor geïmpo neerd zijn geweest, behalve een Schürmann. Willem wendde zich tot mij en zei: „Dit is een be kwaam man... dat ziet ie door het papier heen," waarop hij waardig en elegant als altijd ten afscheid boog en wij grinnekend het rommelige vertrek verlieten. Dat was Boymans, Alles dom melde daar. alles leek beduimeld, alles rook naar stof en je ging er gapen van vervelende ver starring. Je geneerde je, als je oen medebezoeker ontmoette en dan (lacht je van elkaar: wat doe je in hemelsnaam hier? Nie mand sprak een woord. Zelfs niet als je met een Rembrandt in een krant kwam. Die afwe rende meneer van zes woorden zal vermoedelijk gelijk gehad hebben, maar nog veel meer on gelijk. Het was allemaal zo be daard. Ja, dat was het, geloof ik: Tikkie paf. Knus ingedut. Ch. A. Cocheret ANTIQUAIR BEËDIGD EXPERT EN MAKELAAR HENEGOUWERLAAN 34 - R'DAM TELEFOON 31214 INKOOP TAXATIE - VERKOOP Tf AN menig kunstvoorwerp is het leven zeer avontuurlijk geweest en bij menig ander kan de toekomst nog heel wat avontuurlijks opleveren. Een kunsticerk is geen dood ding, neen het lééjt. Men denkt roei eens; de kun stenaar schept iets dat de moeite waard is en meteen verhuist het naar een museum alwaar het prijkt tot lering en stichting van 't publiek, en als 't daar maar eenmaal prijkt gebeurt er verder niets mee clan dat (iet uan tijd tot tijd opgelapt en schoongemaakt wordt Maar de rondleiders welen „ro mans" ie verteiie?: over het eigen leven van zovele museumstukken. Soms was ccn vorst kunstzinnig of trouw lustig schilders kioamen nan zijn neigingen tegemoet. Hoe zon Hendrik VIIf van Engeland het hebben moetan stellen zonder Holbein, die telkens 's konings nieuwste huwelijksivcnding conlerfcitie?; en hoe zou Philips II van Spanje ooit begrepen hebben dat hij een even-groot zondaar was als iedereen, ols niet Jeroen Bosch' Zeven Hoofdzonden in 's konings slaap vertrek had gehangen ais dagelijkse vermaning? La Gioconda (Mona Lisa) vati Leonardo do Vinei, het wereldberoemde schilderij, dat op 21 Augustus 1011 werd gestolen, maar kon worden achterhaald en nu weer in het Louvre in Parijs is ie bewonderen. Producten van Jan van Eyck en Rogier van der Wegden roepen beelden op van een vor stelijk kunstenaarschap hunner makers, maar zij waren aan het Bourgondische Hof verbon den als doodgeioone .„valets de cHumbre", ka merdienaars, Toen Anthony van Dijck een kleine tweehonderd jaar later naar Londen ge roepen werd, was het in een heel wat „hoof- ser" positie. En wie meer wil we ten vun Et Greco's verblijf aan 't Spaanse Hof, hij leze Vastdijk's Vijfde Zegel cn neme cr een groot platenboek over Greco bij. De kunstenaars leidden een bewo gen leven, hun werken vaak ook, QöMS toordt een schilderij gestolen va- ker nog door een van schoonheid bezetene dan door iemand die cr zaken mee tuil doen (dat laatste is vrijtool onmogelijk). Toen de Mona Lisa in het Louvre terugkeer de, nog raadselachtiger glimlachend dan te- voor, heeft zij nooit verraden wat de mono maan bezield had die haar indertijd wist mee te nemen naar zijn" huis. Het beroemde zijpa neel van het veelluik Het Lam Gods van de Iiebrs. Fan Eyck uit da Sint. Bavn tc Gent is al enkele jaren weg en blijft weg, helaas. Soms sluipt iemand door museumzalen rond met geen ander dom doel dan een kunstvoor- tverp te beschadigen. Willen zij m opspraak komen?, willen zij dat er aandacht op hen valt? volkomen duidelijk zal het wel nim mer worden, noch wat lierostratos bezielde toen hij do Tempel van Diana tc Ephese in brand stak, noch wat die Vlaardinger onlangs beoogde toe. hij een mes haalde door die an dere Diana die in 't bad zat, een schilderij uit het bezit van Boymnns. is?CHILDF,RIJENen alle andere kunst- l~ voorwerpen zijn levende dingen met oen ziel, Zodra men openstaat voor hun lotge vallen, wordt men dat'gewaar, en clan schouwt man door mensen en door tijden li een met een heel ander oog. De aldus kunstgevoelige zal dia ervaring op doen in ieder museum, al Is het nog zo tempel- achtig-koel oj aJioereiul-voornaam. Men peilt er de ziel van vorsten, vorstinnen, hovelingen, prelaten, geloofshelden, ijdeltuiten, schutters, bedelaars, zwervers, schepen, zeeën, bomen, dieren, spalcvaarlbotcn, veerponten, vruchten, fruit, vis, slagvelden, burgeressan cn verloren zonen van duinen en brandingen, van sa- letten en stallen Men peilt het evenzeer uit een koel, btanJe kerkinterieur van Stwnredam als uit een vls- bank va» Emanuel de Witte en een onmeedo gend geschilderd levensgroot portret van Pykp Koelt, Ieder kunstwerk bergt dén. leven cn hét leven. Het is alleen maar zaak ze er uit te herken nen. En dan niet vallen over kleinigheden: dat een zwaard aan de verkeerde zijde hangt, een zegen verkeerd wordt uitgesproken, ergens een voet, vinger oj arm tc veel op voorkomt, want 'dan wordt men bijzonderheden-jager in plaats vun kinderlijk kunsivenieter.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Parool / De Schiedammer | 1949 | | pagina 11