DEPRESSIONISME m Gemeente Rotterdam erfgename van Frans Jacob Otto Boymans Een erfenis waarin wij allen delen De laatste drie decennia waren jaren van glorie 2 HET ROTTE-RDAMSCH PAROOL Noodlottige brand T~\E nuchterste opmerking over ons mooie museum vindt O men in 't officiële departementale boekje „De Nederlandse Musea"; daar staat onder nummer 186 „Museum Boymans Malhenesserlaan 18. Eigenaar: Gemeente Rotterdam". Ge schiedenis: Het museum dankt zijn ontstaan aan de verzame laar F. J. O. Boymans die de gemeente Rotterdam tot univer seel erfgenaam maakte. Hij stierf in 1847. In 1849 werd het M. B. geopend op een verdieping van het voormalig Gemeen- landshuis van Schieland. Bij d_ brand van 1864 gingen 300 schilderijen,. 13 portefeuilles met tekeningen en de gehele ceramiek verzameling verloren. In 1867 heropend, aangevuld met uit de verzekeringspenningen gekochte stukken" Andere mededelingen zijn minder nuchter, alhoewel: tot een enigszins uitbundige lyriek vervalt er geen, want ze hebben, ieder voor zich, te maken met „niets dan een paar gebouwen", en met opsommingen over kunst voorwerpen, maar daarmede schetsen ze geen van alle de ge voelens die de Rotterdammers binden aan bun grote kunst centrum, meermalen zijn dat gevoelens van liefde. Iedere Rotterdammer is mede eigenaar van Boymans. Wij gaan dus naar ons mu seum, zoeken daar onze Saen- redams op, staren op het war me marmer van Toon Dupuis' mooie vrouw van plm. 1910, voeren onze gasten vol trots voor Jeroen Bosch' Verloren Zoon of Pyke Koch's Portret van Mijn Vrouw en dan zeggen we, niet zonder trots: „Waar ter wereld vind-jc zoiets moois tenzij in óns Boymans?" En we blijven lang slaan voor Jan van Scorel's Scholier, Dick Kct's Zelfportret, of voor Italiaans aardewerk in de tegenwoordige bencdenzijza- Jon (voor onze Scholier, onze Dick Ket, ons aardewerk) en kunnen van dezelfde „gepaste trots met eigenwaarde" gewa gen, maar merkwaardig is het, dat wij altijd van de figuur mr, F. J. O. Boymans zelf afblijven. Wij weten v/einig van hem en men heeft ons altijd erg onwe tend gelaten omtrent hem, d.w.z. er bestaan zeer verdienstelijke werkjes van dr. E. Wiersum, dr. I-. P. Rogier e.a. waarin wetens waardige bijzonderheden ver meld slaan, manr zij hebben helaas niet de brede laag dor bevolking bereikt, hoewel die zelfde bevolking wei spreekt van „ons Boymnns". Een goede vriend RUIM honderd jaar geleden bezat Rotterdam, tot 1845, een burgemeester, die Bichon van Yselmonde heette; deze heer Bichon verheugde zich in de warme vriendschap van een Mr. F. J, O, BOYMANS Utrechtenaar die een grote kunstcollectie bezat, en "deze Utrechtenaar heette F. J. O. Boymans. Een der hoofdvoor waarden, waaronder mr. F. J. O. Boymans in 1840 bereid was zijn zeer omvangrijke kunstverzame ling aan de gemeente (Rotter dam) van zijn vriend Bichon te vermaken luidde, dat zij moest worden ondergebracht in een te stichten museum dat Boymans' naam zou dragen. Om aan die hoofdvoorwaarden te kunnen voldoen had de gemeenteraad reeds in 1841 het oude Schie- lands- of Ccmeenelandshuis (het tegenwoordige oudo Boymans) aangekocht, dat tot 1935 museum is gebleven. Mr. Boymans liet aan de ge meente Rotterdam, „zijn enige erfgename", 1193 schilderijen na, maar toen het puntje bij paaltje kwam, stond de smaak van het jaar 1849 slechts aan 239 de eer toe te mogen prijken aan de wanden van het ex-Gemeene- Jandshuis. Velen vonden dat wel wat te kras, en toen Utrecht er voor bedankte het restant, 954 schilderijen tot zich te nemen („Boymans had best zijn gehele collectie aan de stad zijner ja renlange inwoning kunnen ver maken werd de selectie van 239 stuks opgevoerd tot 406 stuks; de rest „moest maar weg". MET de halve collectie- Boymans was het ex-Ge- meenelandshuis nog niet vol: het politiecommissariaat kon er nog best bij en in 1851 ook nog de Tekenacademie! Juist in die Te kenacademie was het, dat in de nacht van 15 op 16 Februari 1864 bovenvermelde brand uit- brak die gebouw en verzameling teisterde. Ten koste van een kleine ton is het gebouw „her steld", naar de geest des tijds met veel cement en gietijzer, doch met negatie van het oor spronkelijke plan. En zo kwam het dat velen onzer het nog heb ben gekend als een tamelijk-ge- brekkige behuizing van schilde rijen e.d. op de twee boven verdiepingen en van het archief en, sedert 1897, van een museum van oudheden in de kelderver dieping. "Waar jarenlang de oudheden van Rotterdam opgepropt ston den, zodat je je cr haast niet kon roeren bovendien was het erg duister huizen thans alle mogelijke kunstenaars en aanverwanten in een „Tent", die zij hun sociëteit noemen. De B. Lp EN oude kennis van ons, Peter, die beroepshalve een spaghetti-achtiga baard draagt, heejt mijn vrouw ge portretteerd op voorwaarde, döt hij een week bij ons mocht eten. En een mooi schilderij is het geworden, neem dat maar pan mij aan.' Een glimlach, iwaar je koud van wordt en een neus, die er uitsteekt van echtheid. Binnen een maand hing het op de tentoonstelling van da- presstonistiscii e kunstenaars of iets van dien aard en dat was da reden, dat ik voor het eerst sinds jaren h museum betrad. „Nou, nou'?, mom pelde ik, want daar hing aardig u>at. Veel groente, soms in blilc, een hoop wiskundige figuren en één was er, waarop middenin een lijst geschilderd stond. Ik drentelde zoekend langs die verbeten doeken, tot ik verrast bij een pilaar bleef staan. Daar hing mijn vrouw, zacht-belicht, met haar sterke ogen en die JWona-Lisa-krul om de tip pen. Tjonge, jonge, tuat tons ze mooi! Ik had die vlieg, die op haar wang liep, wel weg kunnen slddn. TROTS rondkijkend ech ter bespeurde ik versla gen, dat geen dar aanwezi gen aandacht aan haar schonk. Men liep er langs, bladerde in dc catalogus, wandelde verclcr en tuurde drie keer zo lang naar het schilderij ernaast. Zes ku bussen zwevend in ruimte. Mistroostig liet ik my op een bankje neder naast een man, die welgedaan naar de kubussen staarde. Alsmaar dia kubussen! „Mooi hè?" zei hij, met een verzaligd knikje. „Mooi, mooi..." ant- woordde ik critisch, „geef rr.ij maar de natuur. Dit vind ik mooi! Gaaf van com positie, prachtig van kleur. Kijk es die ogen! Daar krijg je hartkloppingen van. 't Is mijn eigen vrouw, dus daar gaat 't niet om, maar als ik er naar kijk En inderdaad schoten mij nu enkele tranen in de ogen want daar was weer een héérschap, dat mijn vrouu? negeer de en zich verrukt op de kubussen stortte. „Wat zien ze daar nu aan?" peruolgde ik verdrietig„da mensheid heeft haar zin voor schoonheid verloren, De warme natuur zegt haa,r niets meer. Kijk mijn vrouw eens lachen. Verrukkelijk En dit? Een blokkendoos, anders niet." De man grijnsde vals met een gouden tand. „Het is geen blokkendoos", zei hij bits. Hij stond op, trad op het schilderij toe en bekeek het lange tijd. Vervolgens draaide hij zich om, vernie tigde my met een drietal blikken en herhaalde bij tend: „Een blokkendoos, hè! Mijn vrouw is het, mijn tweede vrouw!" Hij stak de handen stevig in zijn zakken en tiep ver toornd het zaaltje uit. ,J3e groeten aan je kubus!" had ik moeten roepen. Maar dat bedacht ik pas later. E. Asser AL valt de schaduw van de oorlogsjaren nog over liet museum, het kan niet worden ontkend dat de laatste drie de cennia de mooiste zijn geweest uit zijn geschiedenis. In deze tijd immers werden de kostbaarste schenkingen genoteerd, steeg do» belangstelling van do burgert) tot een hoogte waarom andere musea Boymans benijden. Het treffendst komt dit tot uiting In dc Stichting Museum Boymans, die op do zeventiende van deze maand haar tweede lustrum viert. Uit particulier Al kort na de bevrijding wer den dc kunstschatten Ir. voor schijn gehaald en naar het Mu seum teruggebracht. Dc Sint Nicnlaasuvond van Jan Steen komt op zijn bestemming terug. initiatief geboren, verzamelde zich in deze Stichting een aantal vooraanstaande stadgenoten, dat de bloei van het museum witdo bevorderen door hst verwerven van kunstwerken en het organi seren van tentoonstellingen. In de korte tijd van haar be staan en niettegenstaande de oorlog de werkzaamheden voor geruime t(jd heeft onderbroken, hoeft deze Stichting onder aan voering van de heren D. G. van Beunlngen en W. van der Vorm prachtig werk verricht. De aan koop van Rembrandt's Titus In 1939 luidde een r\j van activitei ten in, die Boymans oen steeds hoger aanzien verschafte. Dit aanzien werd nog ver hoogd door de waarlyk ideale behuizing, waar de kunstschat ten konden worden onderge bracht. De unieke schepping van tr. A. van dor Steur, de architect, die mot dr. Hannomn ccn studie reis heeft gemaakt tor bestude ring van musea In andere lan- don, ondervindt alom In do kunstwereld grote bewondering. Nimmer hebben kunstwerken in ccn zo hachelijke situatie ver keerd als tydena de laatste oor log, toen alle musea, maar zeker het Rotterdamse, bloot stonden aan het gevaar uit de lucht. Ge lukkig had do directie van Boy mans al in Augustus '39 do be langrijkste bezittingen ln scherf- vrijc kelders opgeborgen, maar later bleek het noodzakelijk, ge bruik tc malton van de voorzie ningen, die de Nederlandse Re gering liad doen troffen. Aan vankelijk in Zandvoort, eind '41 in de St. Pietersberg, vonden de schilderijen een veilig en goed Ingericht onderkomen, Op 27 Juli 1946 kon burge meester Oud Boy mans herope nen; geen van do waardevolle voorwerpen was aan do oorlog ten offer gevallen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Parool / De Schiedammer | 1949 | | pagina 7