KERSTVERHAAL
Henriëtte van Eyk
Zaterdag 24 December 1949
hmi E zaten met z'n
tweeën in dc val-
f Jy fend® schemer op
Z' het blauwzijden kus-
sen voor het huïs-
kamer-raam en he-
ken door de takken
AËËWW van de kale acacia's
naar het trottoir
aan de overkant, waar een huisknecht {de
hunne) in een losomgeslagen regenjas bezig was
te onderhandelen met een hulstkarmannetje, Er
brandde een grote carbidlamp op de kar. Zo
zagen hoe de hukt dit jaar móói was, met veel
rode bessen tussen het groen. Ze zeiden: a,*t Is
echt winter buiten. Formeel een sneeuwstorm.
Maar je merkt' hier binnen gelukkig niets van de
kou en de wind. Dat kan ook al haast niet anders
met die gloeiend hete centrale verwarming en de
clectrische haarden in de hall en in de eetkamer
en hier."
Zc zeien: „We eten vandaag tarbot Ik heb
acht moten in de ijskast zien staan; drie voor
binnen, drie voor in de keuken, en twee voor
onsen toen begonnen ze als wederzijdse
vriendelijkheid eikaars oren te likken, tot de
terrier van de buren met veel lawaai de straat*
op stoof, kennelijk verrukt over de dikke laag
losse, witte sneeuw.
Ze vonden die terrier van de buren een ellen
dig dier. Ze sprongen dus meteen rechtovereind,
en staarden hem met hoge ruggen, dikke staar
ten en boze kattenogen na. Hij verdween om de
hoek. De huisknecht was naar binnen gegaan.
Het enige dat er in de deftige straat nog te zien
viel, was de helverlichte kar met hulst.
Een kar met hulst! Dat betekende, voor de zo
veelste keer in hun leven: Kerstmis!
„Het is dus weer bijna zo verzeien ue. Ze
vergaten de terrier, vielen met een sierlijke
staartzwaai terug op het blauwzijden kussen en
bleven zwijgend, met ronde groene ogen voor
zich uit staren.
Karei en Kobus Kat waren broers. Ze konden
redelijk goed met elkaar opschieten. Soms, een
heel enkel keertje, hadden ze ruzie, om een sar
dine, om een warm plaatsje onder de radiator,
of om de lapjespoes, die vaak door de straat
slenterde en dan spottend naar boven keek, naar
Karei en Kobus, die ze om de eer) of andere
reden belachelijk leek te vinden. Karei mócht die
lapjespoes eigenli jk wel, maar Kobus zei, dat ze 'n
avonturierster was, wat dan steevast uitliep op een
scène. Maar echt tot vechten, tot krabben en
bijten, kwam het nooit tussen de twee, daarvoor
waren ze gewoonweg te lui. Beesten, die zó op
donzen kussentjes leven, beesten, die gewend zijn
gebraden kip te krijgen, en kalfstong, en slag
room met suiker, hebben andere interessen.
„Ach neezei Karei. „Au fond is het
dwaas je ergens over op te winden. Het leven
zó is bést." En Kobus zei óók: „Het leven zó is
Bésten ze zaten met z'n tweeën op het
blauwzijden kussen in de witgelakte vensterbank
van de moderne flat en keken naar de straat,
jaar in jaar uit.
mooi! Ze droegen rode strikken, en ze kregen
leverworstDat was nu allemaal al heel lang
geleden, maar terwijl ze daar zo in de schemer
zaten te kijken naar de hulstkar, was het ineens
of al die jaren wèg vielen. Vroeger stond de bloe
menmarkt vól met van die karren Vroeger
zouden ze nu in de keuken bezig zijn met hazen-
braden, en alles zou ruiken naar kaarsvet en
dennegroen, in het oude huis
„Ik zou wel es willen wetenbegon Karei
na een tijdje, en als z'n kop niet helemaal vol
met zwarte haartjes had gezeten, zou 2?n broer
hebben kunnen zien dat ie een kleur kreeg.
„Ik zou wel es willen kijkenmompelde
Kobus.
„Als we nou es
„Waarom eigenlijk niet
En zo, een beetje vaag, een beetje beschaamd
over hun eigen sentimentaliteit, hebben die twee
zwarte katertjes toen het plan gemaakt Kerst
avond stilletjes weg te glippen uit de flat om
een bezoek te gaan brengen aan het land van
hun jeugd, aan het oude huis met de kaarsen
en de leverworst en de muizen.
en Kobus stonden in een kille, hoge ruimte, die
rook naar beschimmelde vloermatten, spiritus en
brandend papier. De stenen vloer was modderig
en gebarsten. Het marmer, dat het benedendeel
van de muren bedekte, zat vol vlekken en kras
sen en inktvegen; daarboven waren met potlood
namen gekrabbeld en telefoonnummers.
Karei, die in z'n jeugd heel goed was geweest
in sloten over springen, nam een aanloopje naar
de ronde, witporselemen deurknop van de voor
melden Karei en Kobus. „We kwamen nog eens
kijken naar de grote kerstboom in de saala»»*
„Niks te kerstbomen!" riep het mannetje met
een brede armzwaai. „Er5 staan tegenwoordig
3000 dozen met Sapoquast scheerstaven van de
N.V. parfumeriefabriek „Extase" in de zaal! En
boven kun je gaan kijken naar de straalkachels
van de firma Smit en Gozewijns, en op zolder is
het étalagepoppenatelier van de bekende plas
tickunstenares Aal Scholier! Andere rijden, an
dere zeden! Vroeger was ik koorddanser, maar
toen kwam de rheumatiek; ik ga nu met m'n
zoons en m'n kleindochtertje Kerstmis vieren in
het magazijn van „Extase", met een namaak -
plumpudding in plaats van een boom!"
„Mogen we ons gauw even voorstellen?" zeien
de clowns. „We zijn de Gebroeders Marcellini.
Vroeger traden we op in het circus met Sint
Hubertus, het Wijze Hert, maar toen kwam de
malaiseHet circus heeft afgedaan. Alles
heeft afgedaan. De mensen hebben tegenwoor
dig nergens meer echt aardigheid in. Ze zitten
maar en zeggen: straks zijn we er allemaal ge
weest. Waarom zouden we naar een dansende
olifant gaan kijken, of naar een vuureter, of naar
de drie Marcellini's met het Wijze Hcrtl We
zijn dus momenteel zonder werk
„En zonder etenzuchtte het hert. Z'n
grote bruine ogen glansden vochtig in het blau
we plumpuddïnglicht. „Jullie mogen van geluk
spreken, dat ik een. vegetariër benJullie zou
den er anders beter aan doen gedurende de
feestdagen veilig thuis te blijven. Er liggen heel
wat katten tussen de kersthazen
door
kamer, maar kwam meteen tot de ontdekking
dat de boel was afgesloten.
De katertjes bekeken de deur nu eens beter
en zagen, dat er een groot émaille bord op zat
met „kantoor". En op de deux van dc achter
kamer stondBinnen zonder kloppen", en in de
deur van het kleine kabinetje, dat op de binnen
plaats uitzag, hadden ze een matglazen loketje
gemaakt met een plank er onder, en „kassa" in
zwarte letters er boven, en tegen de zaaldeur
was met vier verroeste punaises een langwerpig
stuk karton geprikt, waarop iemand keurig net
jes, met dunne ophalen en dikke neerhalen,
„magazijn" had geschreven
En al die deuren waren stevig op slot!
Met bedroefde koppen en hangende staarten,
een beetje bang, een beetje verbaasd en een beet
je verontwaardigd, liepen Karei en Kobus het
korte draaïtrappetje w<gfr af naar het souterrain,
en net waren ze van "plan. door het gebroken
Zij schreef dit avontuur van
Karei en Kobus Kat
blouse getoverd: een speelgoedviooltje, een trom
petje en een dwarsfluit Ze begonnen aan een
jazzwijsje, en ondertussen buitelden zc al spe
lend over hun hoofd. Het meisje sloeg op een
tamboerijn, maakte allerlei moeilijke danspasjes
en pirouettes, en deed over het algemeen erg
wild en uitgelaten, maar je kon toch wd zien,
dat zc niet écht vrolijk was.
De katertjes stonden het geval met grote ogen
aan te staren. Ze waren nog niet over hun des
illusie heen. Ze keken elkaar aan en zeien: „Vind
jij het leuk?" en zc dachten: „Hoe komen we
hier met goed fatsoen vandaan?" Ze gluurden
schichtig naar de deur en waren, juist van plan
er stilletjes tussenuit te knijpen, toen het hert
naar ze toe kwam.. Het beest zat blijkbaar er
gens over in, het schraapte z'n keel en schopte
verlegen tegen een loszittend blokje van het par
ket „Heren," zei hij eindelijk zachtjes, „kunt u
even luisteren? Ik vraag het niet voor mezelf,
maar het zou zo aardig zijn als mijn huisgenoten
vanavond eens iets Jekker gebradens eten kre
gen Haas en konijn is te duur, zodoende
kwam ik op het idee van een ratBeneden in
de keuken heb ik nog wat reuzel in de pot ge
zien. Rat in reuzel smaakt best, een aardige ver
rassing voor Kerstmis. Wat zoudt u er van zeg
gen, als u't Is voor u beiden natuurlijk een
kleinigheid
„Dus u zou willen, dat wijbegonnen de
katertjes onzeker.
„Precies," knikte het hert
En zo kwam het, dat Karei en Kobus op Kerst
avond voor het eerst van hun leven op dc ratten-
jacht gingen.
ONDER de vliering, in het atelier van Aal
Scholfer, moest het stikken van de ratten.
De deur van het atelier was niet op slot, hij hing
los in z'n scharnieren en klepperde op de tocht.
De katertjes slopen naar binnen. Er scheen
maar weinig maanlicht door de vierkante ra
men. Er was niemand. Aan de balkenzoldering
hingen armen en benen en rompen en pruiken.
De wassen koppen stonden in rijen naast elkaar
op de lange werktafel en staarden met donkere
oogholten voor zich uit. Toen ritselde er plotse
ling iets in een krant, die op de tafel lag en de
katertjes zagen hoe een grote, donkere rat langs
de koppen rende, met een bons op de grond
sprong en verdween in de duisternis.
Karei en Kobus trilden van de schrik. „Dat
wis er dus een fluisterden ze. „Moeten we
diir nu achteraan? Maar dat is toch onzin, dat
is levensgevaarlijk!" Een paar seconden bleven
ze doodstil staan, vlak tegen elkaar aan. En in
die paar seconden kwamen de ratten. Ze kwa
men bij tientallen tegelijk, ze kwamen uit de
koppen, uit de armen en benen en pruiken, zc
marcheerden als een leger: links-rechts-links
over de houten planken.
Sommigen lieten zich door een paar andere
voorttrekken aan hun staart, er waren dikke
ratten en dunne ratten en moederratten met rit
sen kleine ratten. Links-rechts-links marcheerden
ze aan uit de duisternis. Waar je ook keek, over
al zag je in het donkere atelier van Aal Scholfer
rode, glinsterende rattenogen, die groter werden
en groter en groter
Toen hebben de katertjes voor him leven ge
lopen; de deur uit, de zoldertrap af, méér trap
pen af, aile trappen af, tot ze eindelijk, mauwend
van ellende, door het gebroken souterrainruitje
de gracht opschoten.
„We hebben zc lelijk in de steek gelaten," zei
Karei, toen ze eindelijk weer warm en wel terug
waren in hun eigen flat.
„We zijn niéts meer waard," mompelde Ko
bus. „Stel je voor, een kat die aan de haal gaat
voor een paar ratten! Als de lapjespoes dat es
wistMaar de lapjespoes wist het niet Nie
mand wist het. Alleen Sint Hubertus, het hert,
had een vaag vermoedenHij heeft de hele
avond op een stapel dozen zitten wachten. Toen
het buiten twaalf uur sloeg en de kerstklokken
begonnen te luiden, schudde hij somber z'n kop
en dacht: „Ze komen niet meeren hij keek
naar het mannetje, het meisje en de drie clowns,
die zo'n beetje zaten te knikkebollen om hun
pudding van Brussels zand.
\IAN ver weg, over de donkere tuinen, dreef
het geluid aan van orgelmuziek. Het hert gaf
een woedende knauw in een scheerstaaf, keerde
zich met een ruk om en tuurde zonder iets te
zien naar buiten. De blauwe spiritusvlammen
van de pudding werden kleiner en kleiner, tot
ze eindelijk, na een tijdje, helemaal doofden.
HET was stil op de gracht, en 't huis zelf had
iets zó eenzaams, dat Karei en Kobus bib
berden toen ze aangekomen voor de lage deur
onder dc stoep even omhoog keken. Je hoorde
mets, geen muziek of lachen of gekletter van
T NTUSSEN had de optocht zich weer in be-
weging gezet. De katertjes wandelden mee.
Ze gingen het draaïtrappetje op, en toen nog
ruitje naar buiten te stappen, toen er iets
vreemds gebeurde. Achter ze, aan het andere
einde van de lange gang, werd plotseling een
deur open gedaan, waardoor een stortvloed van
schel licht viel over de witte muien en de zwart-
gele vierkanten van de vloer. Je hoorde nu ook
stemmen, en een vaag muziekgeluidje, en een
wild getrappel, of er een paard ronddanste ïn de
grote keuken
„Ailemensen fluisterden de katertjes
onthutst, en ze drukten zich zó dicht tegen de
kant, dat 't leek of er twee grote, zwarte inktvlek
ken op de muur 2aten.
In de verlichte deuropening verscheen nu een
wonderbaarlijk uitgedost klein meisje. Ze leek
op een harlekijn-poppetje. Haar oud, gescheurd
roodfluwelen jurkje was versierd met rafelig
goudgalon, en aan de pijpen van het halflange,
groensatijnen broekje rinkelden koperen belle
tjes. Lange, blonde haarslierten hingen over haar
magere schoudertjes, en voorzichtig voor zich
uit droeg ze op een grote schotel een enorme,
brandende plumpuddingHet meisje liep
langzaam de donkere gang in. De doorzichtig-
blauwe vlammen van de pudding sloegen hoog
op en werden spookachtig weerkaatst door de
witte tegeltjes van de muren. Ze keerde zich
half om en riep: „Kom gauw. Anders is-ie uitge
brand voor wc er zijn!" Toen stapte uit de keu
kendeur een hert met een versierd gewei en op
het hert zat een mannetje, dat op een mond
harmonica „Vrede op Aarde" trachtte te bla
zen, en achter het hert aan kwamen drie clowns
in opgelapte pakjes met gedeukte puntmutsen
en broodmagere, witgekalkte gezichten. En die
hele stoet trok langzaam door de lange gang, tot
ze ineens allemaal tegelijk de katertjes zagen en
verschrikt bleven staan.
Het mannetje hield op met blazen. Hij zette
z'n borst fier vooruit en zei: „Ik ben de con
cierge! Wat moet dat daar in mijn gang?"
„We hebben hier vroeger gewoondsta-
een trappetje, naar het magazijn van de Sapo
quast scheerstaven.
Het oude mannetje liet zich van het hert glij
den en begon In z'n zakken te zoeken naar de
sleutel. Intussen hield hij hele verhalen tegen
de katertjes. Hij vertelde, dat hij overdag con-
ciergewerk deed tegen vrij wonen voor hem en
zijn familie. „Dat is een hele uitkomst. We heb
ben wel geen geld, maar we hebben een dak.
En 's avonds geven we voorstellingen voor ons
zelf." Toen had hij dc sleutel, „Kom binnen!"
zei hij en opende met een wijds gebaar de deur
van de oude zaal.
Toen het licht was aangedraaid, keken Karei
en Kobus nieuwsgierig om zich heen. Bij het
schijnsel van het armoedige electrische bolletje,
dat aan een kort eindje draad tussen de cheru
bijnen en bloemguirlandes van het beschilderde
plafond hing, zagen ze hoe tegen het grauwver-
kleurd fluweel van de muren honderden dozen
tot hoge torens waren opgestapeld. De gewel
dige spiegel, boven de bewerkt marmeren schoor
steenmantel, zat vol doffe vochtplekken, en over
het ruwe, stoffige parket zwierven stukken pak
papier en slierten houtwol.
Onder de drie hoge, kale ramen, stonden lege
pakkisten. De clowns zeulden een er van naar
het midden van het vertrek, waarna het meisje
de plumpudding cr voorzichtig bovenop zette.
„Dat was een hele vracht," zei ze. Ze lachte en
warmde haar handjes aan de vlammen.
„Gelukkig, dat er nog genoeg spiritus in dc
fles was," zei het mannetje, plaatsnemend op
een trappetje-van-drie-treden. „Het is prettig
Kerstmis te vieren in deze voorname omgeving.
We mogen hier eigenlijk niet komen, maar de
keuken wordt zo benauwd op de duur. Neem
jullie nu allemaal een krukje en ga gezellig in
een kring om de pudding zitten. En zorg er voor,
dat het hert niet aan de scheerzeep knabbelt."
„Eerst warm worden," zeien de clowns. Ze
hadden alle drie een muziekinstrument uit hun