Het vreemdste Sinterklaasfeest, dat ik ooit heb beleefd r De wilde Spaanse jeugd van de ware Sinterklaas fflöEsl door Nr. D' ,o Woensdag 26 November 1952 9 y y NTERSCHARFÜHRER (j j Dohmen, groot, zwaar en gezond, stapte vlak Sinterklaas verhaal voor ouderen had gezegd, dat het een uitstekende remedie was om de problemen een beetje te verdrijven. Met een stomp je potlood op een stuk W.C. papier had hij zich van het ongewone kar weitje gekweten Tenslotte was bet heel iets anders dan het schrijven van een hoofdartikel.. „Schiet op. Cornells", zei ik weer. De deken, die my tot mantel diende, de mijter van papier, en de dot wat ten, die met leukoplast aan mijn kin zat gekleefd, deden mij het zweet van alle kanten uitbreken. Uit de zaal naast de onze klonk het rumoer al luider en luider. De mannen wer den kennelijk ongeduldig. „Laat ze vast een schoon wel komstlied zingen," zei ik tegen Wil lem, die stond te bikken van pleizier om Cornells met zijn zwarte smoel, Hij ijlde weg. Even later hoorden wij een lutdkeel3 gebrul: Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht. „Denk er om, je moet nog een paar lui in de zak steken," fluisterde ik Cornells in bet oor» ..een paar zwart handelaren en een brooddief." Hij gooide de zak over de schou der en knikte ernstig. De deur van de zaal ging open. SLNTERKLASIE kam maar bin nen met je knecht," zong het heie koor, tm zeker voor de vijfde keer. Ik schreed plechtig naar het podium. Cornells sukkelde ach ter me aan, bleef met een van zijn klompen ergens aan haken en viel vloekend voor mijn voeten. Hij kreeg een ovationeel applaus, want ieder een dacht, dat het er bij hoorde. Ik wuifde afwerend met een hand, „Goede lieden," zei ik. nicht wahr.iets anders te denken dan aan ons „Hebbie saffiaantjes bij je," riep Het onderricht in bloed en bo- dagelijks rantsoen watersoep. Wel een grappenmaker, dem duurde een half uur. Toen was hadden onverbeterlijke optimisten Kun ie me straks niet mGpnpmen SfJE, IIKW, StfLf'ÏÏ* l»«r Itokum." schreeuwde een ander. .Stilte daar!" gilde de Stockoudste. en gezond, stapte vlak achter de kleine, beweeglijke Cornells de barak binnen. De een of andere bijdehante jon gen riep net op tijd: AchtungJ Toen werd het doodstil. Die zit achter Cornells aan, dachten we. Hij wil natuurlijk weten wat Cornells in de Beklei- dungskammer te zoeken had. Strak in de houding, met de pink op de naad van de slob berige broek, volgden wij met de ogen de Unterscharführer. Ik wierp een snelle blik naar Cornells, wiens morsige uniform, ter hoogte van de buik een weinig naar voren bolde, zeker niet van de buik, want die had de goeierd al lang niet meer in die mate toen hy nog als vrij man rond liep. Expeditie geslaagd, dacht ik, maar wat zou Doh men doen? Als hij per se wilde weten wat Cornells m de Bekleidungskammer had uitgevoerd zou het flink gaan spannen. Cor nells sprak en verstond nagenoeg geen woord Duits. Daar had hij ie ene keer weieens gemak van. Het ergste woord, dat de SS-ers naar zijn hoofd gooiden, was „Duse!" en dan lieten ze hem lopen. Maar de andere keer namen ze het met en dan kreeg die arme Cornells op z'n minst een oorvijg, die hem. van zijn voetstuk deed tuimelen. Dohmen schreed bedachtzaam ~5-igez2nd, beënde hy met rtin ge- Sinterklaas een extra rantsoen"zou- naar .de kachel, die niet mocht ^f»en ^deuï>arak »lt' den k?jgen. Er werd zelfs over branden, viste een pijp uit zijn groene soldatenjas en begon om standig te stoppen. Toen hy ermee klaar was, stak hij de brand er m. De rook blies hij grinnikend in on ze richting. Met een geruststellend handgebaar beduidde hij ons, dat wij uit de houding mochten klim men. Komm mal hier! Aarzelend kwamen wij dichterbij. Cornells bleef een beetje achteraf. Dohmen staarde peinzend naar de tabaks rook. Wij zwegen bekommerd. Straks vaart hy uit, dacht ik. In het begin doet hy altijd net alsof hij vreedzame bedoelingen heeft, maar dan, opeens, valt hij op zijn prooi aan. Willem, de kameroudste, kuchte eens. Hij zag spierwit van de zenuwen, „Cornells, we dachten. De kleine man glimlachte ver genoegd. „Dohmen dcet me nooit wat," zei hij trots. „Waar had ie *t eigenlijk over?" „Dat doet er nu niet toe. Is net gelukt?" „Ja, dat is te zeggen, het kostte een plukje shag." Toen knoopte Cornells zijn be smeurde uniform Jos en toonde ons triomfantelijk een directoire. ?,Voor Zwarte Piet!" zei hij ver genoegd. meer boter gesproken, maar m Er ging een gegnuif op. De stem- emst geloofde niemand daar iets mmg is best, dacht ik. Zo hadden van. De wachtposten scholden in we het ons voorgesteld. Dit moest elk geval even luid als alle andere een gezellige avond worden, zo een, dagen en ook de activiteit van het waaraan wy later nog dikwijls zou- „Kerstmannetje" het links en den terugdenken Veel tijd hadden rechts uitdelen van meppen met we niet. Om negen uur hoorde ieder een schop was er niet minder een xn bed te liggen. Als er controle om. kwam, zou er mets meer mogen zijn, 's Avonds, na de maaltijd, kwamen ~at f.an ket *e®st herinnerde. Na in ons Block vierhonderd magere Cornells en my klom nog een half Sehutzhafthnge bij elkaar om Sinter- dozijn andere pretmakers op het po klaas te vieren. Van een paar tafels di^._onder wie zich liedjeszangers, hadden handige jongens een podium IT was een van de moeilijke voorbereidingen van het Sin terklaasfeest op 5 December „Sind hier Juden?" vroeg Dohmen 3942 in het Polizei Durchgangslager plotseling, Amersfoort, het vreemdste Sinter» klaasfeest, dat ik ooit heb beleefd. Wij zeiden, dat er geen Joden Die vijfde December was een Waren. Hy zoog bedachtzaam aan druilerige dag. Het motregende nu zijn pijp._ die licht reutelde. De Jq- en dan. De vuile, grijze lucht hing gebouwd. Daarvoor, op de banken, zat mannetje naast mannetje. Maar ze zaten ook op de bedden en tussen de bedden en een paar waaghalzen waren in de hanebalken geklauterd. „Schiet op, Cornells", zei ik, „we worden verwacht," -ILLEM was bijna met hem goochelaars, equilibristen cn confe renciers bevonden. Hoogtepunt van de avond werd het uit volle borst meegezongen lied „Waar de blanke top der duinen.." Tranen van ont roering schoten ons in de ogen. Ha, dat mochten de schildwachten buiten de barak horen. En of ze het hoor den! „Eekken dicht!", schreeuwden ze woedend Maar wy hielden onze „bekken" met, we hadden ze op dat Wi- -- - - klaar, alleen zijn oren hadden ogenblik wel m stukken kunnen j" - - - -I,."","' 6'v*,c dig, is cn uie ten vuuuai een den? klink' ftnvslwaf^H iaag het kamP, en versterkte knecht in die rose directoire. Ik be- een voldaan gevoel onder" dY'vi'ézë enkele San huifLT*' «^geestige sfeer, studeerde haastig het toepasselijke dekens was gekropen, stond Cornells sa ces uit MriïKamnf»io Tn" SkkSf «rbol stinkende ba- vers, dat Wiardi Beckmann op de nog met een zielig gezicht en half- dpnWnprf gakken omhulde, en die ons neer- wijs van een bekend Sinterklaaslied- naakt in de corridor, Wij hadden de etwas dm-MmS' S '??lancholiB- voor me had geschreven. Hij had grootste moeite hem weer toonbaar as ureckiges De Fransen, Het was goed op die dag aan nog daar erg tegen op gezaen, maar ik te maken. nog een veeg kachelglans no- scheuren. Hij leek me een volmaakte Om negen uur, toen iedereen met /l ch, zéker op een avond als deze wil ik niet met u strijden. Als u nu zeker weet, dat de enige echte Sinterklaasdie vage bisschop van Myra was en dat die doe~goed al in de vierde eeuw op het wilde idee kwam om van het ene dak op het andere te springen met suiker goed en marsepein achter op zijn witte schimmelac co or dj dan moet u daar maar in volharden. Maar persoonlijk vind ik het altijd een beetje ondank baar standpunt vooral voor die kleine ClasLllo uit Aruija Torco, een klem dorp in de buurt van Madrid, Die jongen heeft het in zyn jeugd toch ook niet gemakkelijk gehad. Alles was tegen hem, tai van. hidalgo's en donnen keker, op hem neer of zagen hem m het geheel niet. En toch is Ciasillo er gekomen. Als u het mij vraagt is de enige echte Sinterklaas deze Ciasillo en als u daar van opkijkt, kun nen we praten. Ik weet niet of u ooit in Myra bent geweest, maar het lijkt me uitgesloten In ieder geval ligt Myra niet in Span je, maar ergens in het Oosten. Met Aruija Torco is dat heel anders. Het is een hyper Spaans, klein zonnig dorp vol gitaren en castagnetten, en volbloed Carmens met dansende vonken m zwartfluwelen ogen en ravenzwarte vlechten. Wat meer zegt, er staat een levensgroot stand beeld van Sint Nicolaas op het dorpsplein, die twee stenen kindertjes nu al eeuwen lang over de gebeitelde krul kopjes strijkt, Hij kan er maar niet genoeg van krijgen, zo'n goeierd is het nou, die Ciasillo, meen ik. Op de voet van het standbeeld staat duidelijk voor iedereen het ge boortejaar te lezen: zes December 1561. Praat met de glimlachende bewoners van Aruya Torco, die zeer be kwaam zijn in het stieren vechten en zij wijzen u een oud huisje aan, waar Ciasillo is geboren. Ket is nu het aardigste museum, dat de wereld rijk is. Men ziet er nog oude koeken en garden uit die tijd, het gouden en zwarte boek m ontelbare banden en op de zol der ligt de grotendeels verweer de jutezak, netjes opgevouwen, waarin volgens de legende eens de hele wereld kon. Men vindt er ook de levensgeschiedenis van Sint Ni- Sinter&kwzs verhaal voor ouderen den, die het beeld van Sinterklaas colaas - nog onvoltooid" uiteraard, Psychologisch verent- maar daarom niet minder boeiend, woorden. Maar laat ik bij het be- meer van die treffende kleinighe- schep uit de schuur om zija graf te gaan graven voor de deur van Con- chita, want romantisch was hij weL Daarin staat ojii. te lezen dat Cia sillo zijn eerste schimmel van de groenteboer van Torco zonder toestemming te gen en wat een dakhaas hij geweest is in zijn jonge jaren. Zo zijn er gin beginnen, zodat uzelf het kind ziet groeien tot de man, waarop leende wij' spoedig met zo angstig klop- Aruija pend hart, maar vol verwachting toch, zitten te wachten. Maar het was een warme dag Ciasillo zei bij zichzelf: „Ja, ik zal me daar voor die snertmeid nog m het zweet gaan werken op de koop toe. Ze kan uit het raam vallen voor myn part." Hij zette de schop A h zevenhonderdtwintlg jaar JT is Sinterklaas in leven; wit is zijn baard, wit is zijn haar, waar is die tijd gebleven? Al rimpelt ook zijn grijze hoojd en kraken soms zijn botten, de kindervriend is, heus geloof 't, nog jong om te ravotten. Hij kan nog haasje-over doen, cl blijft zijn mijter hind'ren en 's nachts legt hij in elke schoen wat speelgoed voor de kind'ren. Zo toós de Sint, 20 is hij nog, zo zal hij altijd wezen; hij is wel oud, maar toph, maar toch nou ja, je zult wel lezen hoe of za op een kwade keer in hem een... jongen zagen. Nóg doet zijn hart een beetje zeer als Piet daarmee komt piepen. Wel, luister, ik begin dan maar: Daar zat mynheer Van Leeuwen, een dromerige ambtenaar op zijn kantoor te geeuwen. Hij zette kruisjes op papier en mocht zich niet vergissen; een kruisje daar, een kruisje hier, welnee, dat kón niet missen. Op dat papier, begrijp je wel, stond teders naam te lezen van bakker, slager, smidsgezel, van Pietje, Jantje, Kees en van Ans en Wil en Cor en Hief. Geen naam was er vergeten; ook Sint zijn naam ontbrak dus niet ach, had hij dat "geweten. Nu was de taak van d'ambtenaar om bij de naam van schalken zo om en by het zesde jaaf een kruisje neer te kalken. Want al die schalkjes met zo'n kruis konden niet'steeds maar spelen op straat of by hun moeder thuis; dat ging te veel vervelen Ze moesten ook eens léren gaan uit boekjes en van borden ze moesten daarom dus voortaan op school wat wijzer worden En daarom kregen Pa en Ma van kindertjes met kruisen een hele dikke brief weldra gezonden naar hun huizen. „Mijnheer, utt? kindje groeit als kool. dat zult u zelf mei weten, maar nu moet het toch heus naar school, of was tt dat vergeten? Stuur hem of haar dus morgen vroeg meteen vaar d'onderwijzer, want daar leert hij of zij genoeg en wordt op slag wat wijzer". Dat stond te lezen in zo'n brief in mooie ronde helen en alle moeders zoenden lief hun kinders vele malen. Want ,'om poort aan alleen te zijn en geen gestoei te horen, dat deed toch wel een beetje pijn in vele moedersoren. Maar, luister goed: zo per abuis kwam op die lijst met namen achter de naam van Sint een kruis foei ambt'naurgo je scha?nen. En zo werd Sinterklaas alras, al had hij grijze haren, geplaatst in d'allereerste klas der tag're schooi in Laren, ja, Zwarte Piet bracht StnCje weg en zei hem op te passett; „doe nou geen stoute dingen zeg, bij meester in de klasse; let op en toon koe knap ti bent, maak zoet en braaf uw sommen en als u goed uw taalles kent, dan bent u lang geen domme" Sint's bank tobs op de voorste rij; hy moest zich. dubbel uouuien. en toen hij eenmaal zat kreeg hy een inktpot in zijn mouwen. Dat had een kleine aap gedaan, die naast hem was gaan zitten. Sint keek hem eens verdrietig aan, terwijl de meester vitte ,jZeg Nicolaas, jij vieze vent," sprak meester boos. „foei foei" en „jij nare smeerpoets die je bent, wat zit je toch te knoeten". Die arme, arme Sinterklaas, hij kon het toch niet helpen; hij was zijn tranen niet meer baas, ze waren niet te stelpen. En ook de sommen vlotten niet, want Sint zijn handen trilden, ze beefden erger dan een riet. zodat het héél niet wilde De pen bleef steken in zijn baard, zijn boekje zat vol vlekken en op zijn schrift bleven vervaard héél dikke tranen lekken. Maar toen de meester wel wat boos naar Sint kwam toegelopen, toen ging daar eind'lijk na een poos de deur tuid-krakend open. Raad eens wie of met veel misbaar de klas kwam ingevlogen? Het was, schrik niet ...de 'ambtenaar met hele grote ogen. Ze puilden haast hun kassen uit vftn schrik en angst. och heden. „Een fout, een fout!", riep hij erg luid wat had die ma» geleden. „Wat moet ik doen, och lieve tijd," kreet hy buiten rijn zinnen. „o, meester, wat een stommiteit wat moeten we beginnen?" „Maar man, wat is er dan gebeurd?" wilde de meester weten, „Kom, komzeg op, niet zo gezeurd," vervolgde hij verbeten. „Die daar," zo wees de ambtenaar „hoeft hier niets meer te leren; het is geen jongetje, nietwaar, dat zie je aan zijn kleren." De meester keek en zei "bedaard: „u staat me niet te foppen; hoe wonderlijkhij heeft een baard, hier moet toch iets niet kloppen." Toen stond de Sint heel moeizaam op en sprak: „zo is het. heren, ik heb een veel te oude kop om neg zo neet te leren. Ik ben geen kind, al blijf ik jong; dit had ik niet. verdiend!" De meester beet zich op zijn, tong: „u bent dekindervriend.'" Sint Keek hen door zijn tranen aan en zag hen in een maasje, maat alle jongens gingen staan en bruiden: „Sinterklaasje.'" Alleen dat jochdat Sintje's mouw bedorven had met vlekken, had kans gezien geweldig gauw er tussen uit te trekken. Ze lachten hard, de Sint het meest, „och, laat dat jong betijen". zei hij, „we Vieren samen feest, ja meester, ik blijf bij je en bij de jongens bovendien, die kunnen dan wat zingen en bij de gymnastiek misschien maag ik me aan de ringen". Het werd me daar een reuze feest; de meester viel niet tegen, alleen de ombt'naar teas bedeesd en toonde zich verlegen. En toen de bel weer ging, héél luid en buiten moeders wacktten, toen ging de school luidruchtig uit. En SinterklaasHy lachte. BOB VAN DIJK De kleine Ciasillo, vrienden, was weer in de schuur als eeix-wijs man. een bind van ongewone ouders. Dat bleek de volgende dag al. Zijn moeder was een goede, maar Vader, zei hij tegen Capoen, ik heb neurotische vrouw, die *s avonds eens nagedacht. We moeten de klei- vaak kleine Moortjes meende te ne middenstand inschakelen bij de zien rondscharrelen in de donkere verkoop van dat speelgoed. Naast hoeken van de patio dat is een vader- en moeder-, dieren- en bloe- binnenplaatsje met te veel verbeef- mendag, moet er een dagje voor de ding en soms ook hele twiètge- binders komen. Ik doe een. valse sprekken hield met haar schaduw, baard voor, ga door mijn neus pra- Toch had zij een gelukkige jeugd ten en zeg tegen iedereen, dat ik gehad en was vrolijk m het buwe- erg moe ben en het zo druk heb als hjk getreden, dus Freud hoeft u een klein baasje. Ik snaai dat oude niet van de plank te halen. Neen, circuspaard van de groenteboer en dat die moeder zo vreemd was gaan leer het een paar trucjes^ Ai, ai, ik doen, kwam eigenlijk door de va- rijd ermee over de daken, dat is der van Ciasillo, Capoen genaamd, publicity! Het hele aoro loopt er een zwijgzame man, die de maan leeg voor. En dan speel fk de kin- met door de bomen kon zien dervrind, natuurlijk een beetje schijnen. Toch was ook Capoen streng, want de ouders kunnen hun wel van goede wil, maar het le- kinderen niet best baas, en je hebt ven hield hem klem in de dub- ze zo - mee als je boeman met het bele nelson. Zijn vader had alle gouden hart speelt. ducaten er doorgebrast, die lange Capoen vond het maar een vreemd tijd een aanzienlijk famihekaps- plan, maar hielp toch met de pae- taal hadden gevormd en wat Ca- dagogische gedichtjes, want slechter poen ook deed, het lot trok er de kon hij er toch niet meervan wor- neus voor op. Hij had een klein den. Ach, u weet hoe het'■afgelopen ambacht in speelgoed opgezet, is. Het werd een doorslaand succes, maar dat wilde maar met lopen. Ciasillo nam al spoedig een klemt Klap op klap in de zaken van Moortje in dienst, om de .roe en de Capoen. Hij vond de priktol uit geschenken te dragen, die hij chend aan de kinders gaf maar daarna heimelijk aan de achterdeur verrekende met de ouders,'dat be- grypt u weL Capoen leefde er van op en toen hy bovendien de dia bolo uitvond, was de zaak gekloft. Ook Clasillo's moeder begon weer vrijuit te schateren en. hoe meer kleine Moortjes ze m de patio zag rondscharrelen, hoe liever zij het had, want meer Pietjes betekende nu goede zaken. DE hidalgo's en de donnen pro beerden eerst nog kwade ver maar niemand zag er wat hij liep de deuren plat met fop spenen, iets geheel nieuws voor dje dagen, maar Spanje is een erg vroom land en men nam er aan stoot aan. OP een dag werd het Capoen te veel en uit miskenning trofc hy een rode tabberd aan en zette een mijter op zijn hoofd. Zo maar. En wat erger was, hij dwong de kleine Ciasillo hetzelfde të doen. Er was ergens iets losge schoten in Capoens hoofd, maar xs dat zo'n wonder? Miskenning is een scherp zwaard. Maar u begnjpt, vrienden, voor die kleine Clasiilo was het lang geen pietje. Zip vriendjes u-ilden halen te ïèrteÜS1Valï'cUsiïiï want niet meer met hem spelen en gooi- 2e dachten dat hy revolutie wou, den hem met rotte sinaasappelen, maar toen cut misverstand was op- Dan riep Clasülo: „makkers staakt gekelderd, droegen zij hem voor uw wild geraas", maar dat hielp met. ais heilige. Ciasillo was toen al zo En het enige wat Capoen zei was: ryk, dat hij niet eens meer aan de „Niemand ziet dat wij bijzondere achterdeur verrekende. Hij was nu mensen zijn tenzy we oels bijzonder een echte kindervriend en dus kleden". U ziet, Capoen was een noemde iedereen hem Sinterklaas, echte kunstenaar, diep in zijn hart- Voor een volksjongen uit Aruya Ciasillo werd een schuwe puber, Torco had hij lang niet kwaad ge- ynenüen. hoe kon bef ook anders boerd en omdat hy al heilig was. Soms klom by op het dak om rus- Jjaci hij ook geen geldige reden om tig uit te kunnen huilen. Toen hy dood te gaan en dus is hy maar de baard m zyn keel en op zijn km blijven leven. Maar met de tijd kreeg, werd hy verliefd op het deed hij het Wat n^iger aan en meisje van de buren, zekere Con- nu komt hij alleen nog maar op chita, een guitige scnoonheid, wie Df zes December langs, omdat geringste bewegmg nauw verhe- je de kinderen ook niet te veel melykte dans was. Ciasillo kreeg moet verwennen, begrijpt u weL het al warm als hy zag hoe zij het Die Conchita had natuurlijk spijl tafelkleed uitschudde. Maar ook dat ajs baren Qp haar hoofd, maar ja werd mets. By Clasillo's eerste bet was te laat. Sinterklaas liet haar sehuchtQre avance, nep zy zodat eea paar keer in de 2ak stoppen, iedereen het horen kon: ,Aj3kkes.maar zy werd spoedig dik en vad- een knul xn een rode tabberd." Die Slg en paste met me r. Zy werd op avond zat Clasulo weer op het dab dg duur een Medusa van de eerste en de regenpup kon oei nauwelijks aan; ae tranen, meen ik. CLASILLO ging 1 dichten, want er rang en zelfs nu hoort men nog geen goed woord over haar in Aruija Torco. Eigen schuld, tiaa zij maar niet ajakkes moeten roepen, STIL vrienden, aaai wordt tegen het raam getikt. Het is een an ellende vreemdeling zeker, die verdwaald verd in d»e is zeker. Jantje vraag eens effe tijd nog weinig aan sport gedaan naar mynheers naam. Ja. hy is het en de Sturm und Drang toen nog de kindervriend! Kram opzy nu en kuren genaamd moest er toch allemaal recht zitten en zingen, op de een of andere manier uit. Hy Merkt u nu weL oat u dat Sinter- stuurde zijn droeve rijmregels naai klaas Kapoentje met veel meer een zekere Lope de Vega, die on- overgave zingt. U .begrijpt het nu danks zyn luidruchtig leven twee beter. Bisschop van Myra? Het raillioen versregels naliet en ais mocht wat! Clasnl? uil Aruija Tor- inquisiteur 'eindigde. De Vega ant» co, dat Is de ware. Maar wilt il v oordde met een Hoofdschuddend a,u.b. niet aan zijn baard trekken. briefje en ClasLllo nam toen de C. B. DOOLAARD

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Parool / De Schiedammer | 1952 | | pagina 9