Het vreemdste Sinterklaasfeest,
dat ik ooit heb beleefd
r
De wilde Spaanse jeugd
van de ware Sinterklaas
fflöEsl
door Nr.
D'
,o
Woensdag 26 November 1952
9
y y NTERSCHARFÜHRER
(j j Dohmen, groot, zwaar
en gezond, stapte vlak
Sinterklaas
verhaal
voor
ouderen
had gezegd, dat het een uitstekende
remedie was om de problemen een
beetje te verdrijven. Met een stomp
je potlood op een stuk W.C. papier
had hij zich van het ongewone kar
weitje gekweten Tenslotte was bet
heel iets anders dan het schrijven
van een hoofdartikel..
„Schiet op. Cornells", zei ik weer.
De deken, die my tot mantel diende,
de mijter van papier, en de dot wat
ten, die met leukoplast aan mijn kin
zat gekleefd, deden mij het zweet
van alle kanten uitbreken. Uit de
zaal naast de onze klonk het rumoer
al luider en luider. De mannen wer
den kennelijk ongeduldig.
„Laat ze vast een schoon wel
komstlied zingen," zei ik tegen Wil
lem, die stond te bikken van pleizier
om Cornells met zijn zwarte smoel,
Hij ijlde weg. Even later hoorden wij
een lutdkeel3 gebrul: Sinterklaasje
kom maar binnen met je knecht.
„Denk er om, je moet nog een paar
lui in de zak steken," fluisterde ik
Cornells in bet oor» ..een paar zwart
handelaren en een brooddief."
Hij gooide de zak over de schou
der en knikte ernstig.
De deur van de zaal ging open.
SLNTERKLASIE kam maar bin
nen met je knecht," zong het
heie koor, tm zeker voor de
vijfde keer. Ik schreed plechtig naar
het podium. Cornells sukkelde ach
ter me aan, bleef met een van zijn
klompen ergens aan haken en viel
vloekend voor mijn voeten. Hij kreeg
een ovationeel applaus, want ieder
een dacht, dat het er bij hoorde.
Ik wuifde afwerend met een hand,
„Goede lieden," zei ik.
nicht wahr.iets anders te denken dan aan ons „Hebbie saffiaantjes bij je," riep
Het onderricht in bloed en bo- dagelijks rantsoen watersoep. Wel een grappenmaker,
dem duurde een half uur. Toen was hadden onverbeterlijke optimisten Kun ie me straks niet mGpnpmen
SfJE, IIKW, StfLf'ÏÏ* l»«r Itokum." schreeuwde een ander.
.Stilte daar!" gilde de Stockoudste.
en gezond, stapte vlak
achter de kleine, beweeglijke
Cornells de barak binnen. De
een of andere bijdehante jon
gen riep net op tijd: AchtungJ
Toen werd het doodstil. Die zit
achter Cornells aan, dachten
we. Hij wil natuurlijk weten
wat Cornells in de Beklei-
dungskammer te zoeken had.
Strak in de houding, met de
pink op de naad van de slob
berige broek, volgden wij met
de ogen de Unterscharführer.
Ik wierp een snelle blik naar
Cornells, wiens morsige uniform,
ter hoogte van de buik een weinig
naar voren bolde, zeker niet van
de buik, want die
had de goeierd al
lang niet meer in
die mate toen hy
nog als vrij man
rond liep. Expeditie
geslaagd, dacht ik,
maar wat zou Doh
men doen? Als hij
per se wilde weten
wat Cornells m de
Bekleidungskammer had uitgevoerd
zou het flink gaan spannen. Cor
nells sprak en verstond nagenoeg
geen woord Duits. Daar had hij ie
ene keer weieens gemak van. Het
ergste woord, dat de SS-ers naar
zijn hoofd gooiden, was „Duse!" en
dan lieten ze hem lopen. Maar de
andere keer namen ze het met en
dan kreeg die arme Cornells op
z'n minst een oorvijg, die hem. van
zijn voetstuk deed tuimelen.
Dohmen schreed bedachtzaam ~5-igez2nd, beënde hy met rtin ge- Sinterklaas een extra rantsoen"zou-
naar .de kachel, die niet mocht ^f»en ^deuï>arak »lt' den k?jgen. Er werd zelfs over
branden, viste een pijp uit zijn
groene soldatenjas en begon om
standig te stoppen. Toen hy ermee
klaar was, stak hij de brand er m.
De rook blies hij grinnikend in on
ze richting. Met een geruststellend
handgebaar beduidde hij ons, dat
wij uit de houding mochten klim
men. Komm mal hier! Aarzelend
kwamen wij dichterbij. Cornells
bleef een beetje achteraf. Dohmen
staarde peinzend naar de tabaks
rook. Wij zwegen bekommerd.
Straks vaart hy uit, dacht ik. In
het begin doet hy altijd net alsof
hij vreedzame bedoelingen heeft,
maar dan, opeens, valt hij op zijn
prooi aan. Willem, de kameroudste,
kuchte eens. Hij zag spierwit van
de zenuwen,
„Cornells, we dachten.
De kleine man glimlachte ver
genoegd.
„Dohmen dcet me nooit wat," zei
hij trots. „Waar had ie *t eigenlijk
over?"
„Dat doet er nu niet toe. Is net
gelukt?"
„Ja, dat is te zeggen, het kostte
een plukje shag."
Toen knoopte Cornells zijn be
smeurde uniform Jos en toonde ons
triomfantelijk een directoire.
?,Voor Zwarte Piet!" zei hij ver
genoegd.
meer boter gesproken, maar m Er ging een gegnuif op. De stem-
emst geloofde niemand daar iets mmg is best, dacht ik. Zo hadden
van. De wachtposten scholden in we het ons voorgesteld. Dit moest
elk geval even luid als alle andere een gezellige avond worden, zo een,
dagen en ook de activiteit van het waaraan wy later nog dikwijls zou-
„Kerstmannetje" het links en den terugdenken Veel tijd hadden
rechts uitdelen van meppen met we niet. Om negen uur hoorde ieder
een schop was er niet minder een xn bed te liggen. Als er controle
om. kwam, zou er mets meer mogen zijn,
's Avonds, na de maaltijd, kwamen ~at f.an ket *e®st herinnerde. Na
in ons Block vierhonderd magere Cornells en my klom nog een half
Sehutzhafthnge bij elkaar om Sinter- dozijn andere pretmakers op het po
klaas te vieren. Van een paar tafels di^._onder wie zich liedjeszangers,
hadden handige jongens een podium
IT was een van de moeilijke
voorbereidingen van het Sin
terklaasfeest op 5 December
„Sind hier Juden?" vroeg Dohmen 3942 in het Polizei Durchgangslager
plotseling, Amersfoort, het vreemdste Sinter»
klaasfeest, dat ik ooit heb beleefd.
Wij zeiden, dat er geen Joden Die vijfde December was een
Waren. Hy zoog bedachtzaam aan druilerige dag. Het motregende nu
zijn pijp._ die licht reutelde. De Jq- en dan. De vuile, grijze lucht hing
gebouwd. Daarvoor, op de banken,
zat mannetje naast mannetje. Maar
ze zaten ook op de bedden en tussen
de bedden en een paar waaghalzen
waren in de hanebalken geklauterd.
„Schiet op, Cornells", zei ik, „we
worden verwacht,"
-ILLEM was bijna met hem
goochelaars, equilibristen cn confe
renciers bevonden. Hoogtepunt van
de avond werd het uit volle borst
meegezongen lied „Waar de blanke
top der duinen.." Tranen van ont
roering schoten ons in de ogen. Ha,
dat mochten de schildwachten buiten
de barak horen. En of ze het hoor
den! „Eekken dicht!", schreeuwden
ze woedend Maar wy hielden onze
„bekken" met, we hadden ze op dat
Wi- -- - -
klaar, alleen zijn oren hadden ogenblik wel m stukken kunnen
j" - - - -I,."","' 6'v*,c dig, is cn uie ten vuuuai
een den? klink' ftnvslwaf^H iaag het kamP, en versterkte knecht in die rose directoire. Ik be- een voldaan gevoel onder" dY'vi'ézë
enkele San huifLT*' «^geestige sfeer, studeerde haastig het toepasselijke dekens was gekropen, stond Cornells
sa ces uit MriïKamnf»io Tn" SkkSf «rbol stinkende ba- vers, dat Wiardi Beckmann op de nog met een zielig gezicht en half-
dpnWnprf gakken omhulde, en die ons neer- wijs van een bekend Sinterklaaslied- naakt in de corridor, Wij hadden de
etwas dm-MmS' S '??lancholiB- voor me had geschreven. Hij had grootste moeite hem weer toonbaar
as ureckiges De Fransen, Het was goed op die dag aan nog daar erg tegen op gezaen, maar ik te maken.
nog een veeg kachelglans no- scheuren.
Hij leek me een volmaakte Om negen uur, toen iedereen met
/l ch, zéker op een avond als deze wil ik niet met u strijden. Als u
nu zeker weet, dat de enige echte Sinterklaasdie vage bisschop
van Myra was en dat die doe~goed al in de vierde eeuw op het wilde
idee kwam om van het ene dak op het andere te springen met suiker
goed en marsepein achter op zijn witte schimmelac co or dj dan moet
u daar maar in volharden.
Maar persoonlijk vind ik het altijd een beetje ondank
baar standpunt vooral voor die kleine ClasLllo uit Aruija
Torco, een klem dorp in de buurt van Madrid, Die jongen
heeft het in zyn jeugd toch ook niet gemakkelijk gehad.
Alles was tegen hem, tai van. hidalgo's en donnen keker,
op hem neer of zagen hem m het geheel niet. En toch is
Ciasillo er gekomen. Als u het mij vraagt is de enige echte
Sinterklaas deze Ciasillo en als u daar van opkijkt, kun
nen we praten.
Ik weet niet of u ooit in Myra bent geweest, maar het
lijkt me uitgesloten In ieder geval ligt Myra niet in Span
je, maar ergens in het Oosten. Met Aruija Torco is dat
heel anders. Het is een hyper Spaans, klein zonnig dorp
vol gitaren en castagnetten, en volbloed Carmens met
dansende vonken m zwartfluwelen ogen en ravenzwarte
vlechten. Wat meer zegt, er staat een levensgroot stand
beeld van Sint Nicolaas op het dorpsplein, die twee stenen
kindertjes nu al eeuwen lang over de gebeitelde krul
kopjes strijkt, Hij kan er maar niet genoeg van krijgen,
zo'n goeierd is het nou, die Ciasillo, meen ik. Op de voet
van het standbeeld staat duidelijk voor iedereen het ge
boortejaar te lezen: zes December 1561. Praat met de
glimlachende bewoners van Aruya Torco, die zeer be
kwaam zijn in het stieren vechten
en zij wijzen u een oud huisje aan,
waar Ciasillo is geboren. Ket is nu
het aardigste museum, dat de
wereld rijk is. Men ziet er nog
oude koeken en garden uit die
tijd, het gouden en zwarte boek
m ontelbare banden en op de zol
der ligt de grotendeels verweer
de jutezak, netjes opgevouwen,
waarin volgens de legende eens de
hele wereld kon. Men vindt er ook
de levensgeschiedenis van Sint Ni-
Sinter&kwzs
verhaal
voor
ouderen
den, die het beeld van Sinterklaas
colaas - nog onvoltooid" uiteraard, Psychologisch verent-
maar daarom niet minder boeiend, woorden. Maar laat ik bij het be-
meer van die treffende kleinighe- schep uit de schuur om zija graf te
gaan graven voor de deur van Con-
chita, want romantisch was hij weL
Daarin staat ojii. te lezen dat Cia
sillo zijn eerste schimmel
van de groenteboer van
Torco zonder toestemming te
gen en wat een dakhaas hij geweest
is in zijn jonge jaren. Zo zijn er
gin beginnen, zodat uzelf het kind
ziet groeien tot de man, waarop
leende wij' spoedig met zo angstig klop-
Aruija pend hart, maar vol verwachting
toch, zitten te wachten.
Maar het was een warme dag
Ciasillo zei bij zichzelf: „Ja, ik zal
me daar voor die snertmeid nog m
het zweet gaan werken op de koop
toe. Ze kan uit het raam vallen
voor myn part." Hij zette de schop
A h zevenhonderdtwintlg jaar
JT is Sinterklaas in leven;
wit is zijn baard, wit is zijn haar,
waar is die tijd gebleven?
Al rimpelt ook zijn grijze hoojd
en kraken soms zijn botten,
de kindervriend is, heus geloof 't,
nog jong om te ravotten.
Hij kan nog haasje-over doen,
cl blijft zijn mijter hind'ren
en 's nachts legt hij in elke schoen
wat speelgoed voor de kind'ren.
Zo toós de Sint, 20 is hij nog,
zo zal hij altijd wezen;
hij is wel oud, maar toph, maar toch
nou ja, je zult wel lezen
hoe of za op een kwade keer
in hem een... jongen zagen.
Nóg doet zijn hart een beetje zeer
als Piet daarmee komt piepen.
Wel, luister, ik begin dan maar:
Daar zat mynheer Van Leeuwen,
een dromerige ambtenaar
op zijn kantoor te geeuwen.
Hij zette kruisjes op papier
en mocht zich niet vergissen;
een kruisje daar, een kruisje hier,
welnee, dat kón niet missen.
Op dat papier, begrijp je wel,
stond teders naam te lezen
van bakker, slager, smidsgezel,
van Pietje, Jantje, Kees en
van Ans en Wil en Cor en Hief.
Geen naam was er vergeten;
ook Sint zijn naam ontbrak dus niet
ach, had hij dat "geweten.
Nu was de taak van d'ambtenaar
om bij de naam van schalken
zo om en by het zesde jaaf
een kruisje neer te kalken.
Want al die schalkjes met zo'n kruis
konden niet'steeds maar spelen
op straat of by hun moeder thuis;
dat ging te veel vervelen
Ze moesten ook eens léren gaan
uit boekjes en van borden
ze moesten daarom dus voortaan
op school wat wijzer worden
En daarom kregen Pa en Ma
van kindertjes met kruisen
een hele dikke brief weldra
gezonden naar hun huizen.
„Mijnheer, utt? kindje groeit als kool.
dat zult u zelf mei weten,
maar nu moet het toch heus naar school,
of was tt dat vergeten?
Stuur hem of haar dus morgen vroeg
meteen vaar d'onderwijzer,
want daar leert hij of zij genoeg
en wordt op slag wat wijzer".
Dat stond te lezen in zo'n brief
in mooie ronde helen
en alle moeders zoenden lief
hun kinders vele malen.
Want ,'om poort aan alleen te zijn
en geen gestoei te horen,
dat deed toch wel een beetje pijn
in vele moedersoren.
Maar, luister goed: zo per abuis
kwam op die lijst met namen
achter de naam van Sint een kruis
foei ambt'naurgo je scha?nen.
En zo werd Sinterklaas alras,
al had hij grijze haren,
geplaatst in d'allereerste klas
der tag're schooi in Laren,
ja, Zwarte Piet bracht StnCje weg
en zei hem op te passett;
„doe nou geen stoute dingen zeg,
bij meester in de klasse;
let op en toon koe knap ti bent,
maak zoet en braaf uw sommen
en als u goed uw taalles kent,
dan bent u lang geen domme"
Sint's bank tobs op de voorste rij;
hy moest zich. dubbel uouuien.
en toen hij eenmaal zat kreeg hy
een inktpot in zijn mouwen.
Dat had een kleine aap gedaan,
die naast hem was gaan zitten.
Sint keek hem eens verdrietig aan,
terwijl de meester vitte
,jZeg Nicolaas, jij vieze vent,"
sprak meester boos. „foei foei" en
„jij nare smeerpoets die je bent,
wat zit je toch te knoeten".
Die arme, arme Sinterklaas,
hij kon het toch niet helpen;
hij was zijn tranen niet meer baas,
ze waren niet te stelpen.
En ook de sommen vlotten niet,
want Sint zijn handen trilden,
ze beefden erger dan een riet.
zodat het héél niet wilde
De pen bleef steken in zijn baard,
zijn boekje zat vol vlekken
en op zijn schrift bleven vervaard
héél dikke tranen lekken.
Maar toen de meester wel wat boos
naar Sint kwam toegelopen,
toen ging daar eind'lijk na een poos
de deur tuid-krakend open.
Raad eens wie of met veel misbaar
de klas kwam ingevlogen?
Het was, schrik niet ...de 'ambtenaar
met hele grote ogen.
Ze puilden haast hun kassen uit
vftn schrik en angst. och heden.
„Een fout, een fout!", riep hij erg luid
wat had die ma» geleden.
„Wat moet ik doen, och lieve tijd,"
kreet hy buiten rijn zinnen.
„o, meester, wat een stommiteit
wat moeten we beginnen?"
„Maar man, wat is er dan gebeurd?"
wilde de meester weten,
„Kom, komzeg op, niet zo gezeurd,"
vervolgde hij verbeten.
„Die daar," zo wees de ambtenaar
„hoeft hier niets meer te leren;
het is geen jongetje, nietwaar,
dat zie je aan zijn kleren."
De meester keek en zei "bedaard:
„u staat me niet te foppen;
hoe wonderlijkhij heeft een baard,
hier moet toch iets niet kloppen."
Toen stond de Sint heel moeizaam op
en sprak: „zo is het. heren,
ik heb een veel te oude kop
om neg zo neet te leren.
Ik ben geen kind, al blijf ik jong;
dit had ik niet. verdiend!"
De meester beet zich op zijn, tong:
„u bent dekindervriend.'"
Sint Keek hen door zijn tranen aan
en zag hen in een maasje,
maat alle jongens gingen staan
en bruiden: „Sinterklaasje.'"
Alleen dat jochdat Sintje's mouw
bedorven had met vlekken,
had kans gezien geweldig gauw
er tussen uit te trekken.
Ze lachten hard, de Sint het meest,
„och, laat dat jong betijen".
zei hij, „we Vieren samen feest,
ja meester, ik blijf bij je
en bij de jongens bovendien,
die kunnen dan wat zingen
en bij de gymnastiek misschien
maag ik me aan de ringen".
Het werd me daar een reuze feest;
de meester viel niet tegen,
alleen de ombt'naar teas bedeesd
en toonde zich verlegen.
En toen de bel weer ging, héél luid
en buiten moeders wacktten,
toen ging de school luidruchtig uit.
En SinterklaasHy lachte.
BOB VAN DIJK
De kleine Ciasillo, vrienden, was weer in de schuur als eeix-wijs man.
een bind van ongewone ouders. Dat bleek de volgende dag al.
Zijn moeder was een goede, maar Vader, zei hij tegen Capoen, ik heb
neurotische vrouw, die *s avonds eens nagedacht. We moeten de klei-
vaak kleine Moortjes meende te ne middenstand inschakelen bij de
zien rondscharrelen in de donkere verkoop van dat speelgoed. Naast
hoeken van de patio dat is een vader- en moeder-, dieren- en bloe-
binnenplaatsje met te veel verbeef- mendag, moet er een dagje voor de
ding en soms ook hele twiètge- binders komen. Ik doe een. valse
sprekken hield met haar schaduw, baard voor, ga door mijn neus pra-
Toch had zij een gelukkige jeugd ten en zeg tegen iedereen, dat ik
gehad en was vrolijk m het buwe- erg moe ben en het zo druk heb als
hjk getreden, dus Freud hoeft u een klein baasje. Ik snaai dat oude
niet van de plank te halen. Neen, circuspaard van de groenteboer en
dat die moeder zo vreemd was gaan leer het een paar trucjes^ Ai, ai, ik
doen, kwam eigenlijk door de va- rijd ermee over de daken, dat is
der van Ciasillo, Capoen genaamd, publicity! Het hele aoro loopt er
een zwijgzame man, die de maan leeg voor. En dan speel fk de kin-
met door de bomen kon zien dervrind, natuurlijk een beetje
schijnen. Toch was ook Capoen streng, want de ouders kunnen hun
wel van goede wil, maar het le- kinderen niet best baas, en je hebt
ven hield hem klem in de dub- ze zo - mee als je boeman met het
bele nelson. Zijn vader had alle gouden hart speelt.
ducaten er doorgebrast, die lange Capoen vond het maar een vreemd
tijd een aanzienlijk famihekaps- plan, maar hielp toch met de pae-
taal hadden gevormd en wat Ca- dagogische gedichtjes, want slechter
poen ook deed, het lot trok er de kon hij er toch niet meervan wor-
neus voor op. Hij had een klein den. Ach, u weet hoe het'■afgelopen
ambacht in speelgoed opgezet, is. Het werd een doorslaand succes,
maar dat wilde maar met lopen. Ciasillo nam al spoedig een klemt
Klap op klap in de zaken van Moortje in dienst, om de .roe en de
Capoen. Hij vond de priktol uit geschenken te dragen, die hij
chend aan de kinders gaf maar
daarna heimelijk aan de achterdeur
verrekende met de ouders,'dat be-
grypt u weL Capoen leefde er van
op en toen hy bovendien de dia
bolo uitvond, was de zaak gekloft.
Ook Clasillo's moeder begon weer
vrijuit te schateren en. hoe meer
kleine Moortjes ze m de patio zag
rondscharrelen, hoe liever zij het
had, want meer Pietjes betekende
nu goede zaken.
DE hidalgo's en de donnen pro
beerden eerst nog kwade ver
maar niemand zag er wat
hij liep de deuren plat met fop
spenen, iets geheel nieuws voor
dje dagen, maar Spanje is een erg
vroom land en men nam er aan
stoot aan.
OP een dag werd het Capoen
te veel en uit miskenning
trofc hy een rode tabberd aan en
zette een mijter op zijn hoofd. Zo
maar. En wat erger was, hij dwong
de kleine Ciasillo hetzelfde të
doen. Er was ergens iets losge
schoten in Capoens hoofd, maar
xs dat zo'n wonder? Miskenning
is een scherp zwaard.
Maar u begnjpt, vrienden, voor
die kleine Clasiilo was het lang
geen pietje. Zip vriendjes u-ilden halen te ïèrteÜS1Valï'cUsiïiï want
niet meer met hem spelen en gooi- 2e dachten dat hy revolutie wou,
den hem met rotte sinaasappelen, maar toen cut misverstand was op-
Dan riep Clasülo: „makkers staakt gekelderd, droegen zij hem voor
uw wild geraas", maar dat hielp met. ais heilige. Ciasillo was toen al zo
En het enige wat Capoen zei was: ryk, dat hij niet eens meer aan de
„Niemand ziet dat wij bijzondere achterdeur verrekende. Hij was nu
mensen zijn tenzy we oels bijzonder een echte kindervriend en dus
kleden". U ziet, Capoen was een noemde iedereen hem Sinterklaas,
echte kunstenaar, diep in zijn hart- Voor een volksjongen uit Aruya
Ciasillo werd een schuwe puber, Torco had hij lang niet kwaad ge-
ynenüen. hoe kon bef ook anders boerd en omdat hy al heilig was.
Soms klom by op het dak om rus- Jjaci hij ook geen geldige reden om
tig uit te kunnen huilen. Toen hy dood te gaan en dus is hy maar
de baard m zyn keel en op zijn km blijven leven. Maar met de tijd
kreeg, werd hy verliefd op het deed hij het Wat n^iger aan en
meisje van de buren, zekere Con- nu komt hij alleen nog maar op
chita, een guitige scnoonheid, wie Df zes December langs, omdat
geringste bewegmg nauw verhe- je de kinderen ook niet te veel
melykte dans was. Ciasillo kreeg moet verwennen, begrijpt u weL
het al warm als hy zag hoe zij het Die Conchita had natuurlijk spijl
tafelkleed uitschudde. Maar ook dat ajs baren Qp haar hoofd, maar ja
werd mets. By Clasillo's eerste bet was te laat. Sinterklaas liet haar
sehuchtQre avance, nep zy zodat eea paar keer in de 2ak stoppen,
iedereen het horen kon: ,Aj3kkes.maar zy werd spoedig dik en vad-
een knul xn een rode tabberd." Die Slg en paste met me r. Zy werd op
avond zat Clasulo weer op het dab dg duur een Medusa van de eerste
en de regenpup kon oei nauwelijks
aan; ae tranen, meen ik.
CLASILLO ging 1
dichten, want er
rang en zelfs nu hoort men nog geen
goed woord over haar in Aruija
Torco. Eigen schuld, tiaa zij maar
niet ajakkes moeten roepen,
STIL vrienden, aaai wordt tegen
het raam getikt. Het is een
an ellende vreemdeling zeker, die verdwaald
verd in d»e is zeker. Jantje vraag eens effe
tijd nog weinig aan sport gedaan naar mynheers naam. Ja. hy is het
en de Sturm und Drang toen nog de kindervriend! Kram opzy nu en
kuren genaamd moest er toch allemaal recht zitten en zingen,
op de een of andere manier uit. Hy Merkt u nu weL oat u dat Sinter-
stuurde zijn droeve rijmregels naai klaas Kapoentje met veel meer
een zekere Lope de Vega, die on- overgave zingt. U .begrijpt het nu
danks zyn luidruchtig leven twee beter. Bisschop van Myra? Het
raillioen versregels naliet en ais mocht wat! Clasnl? uil Aruija Tor-
inquisiteur 'eindigde. De Vega ant» co, dat Is de ware. Maar wilt il
v oordde met een Hoofdschuddend a,u.b. niet aan zijn baard trekken.
briefje en ClasLllo nam toen de C. B. DOOLAARD