MOED, GEEN VLUCHT
i
1
Baanbreker Martei vlocht
wetenschap
avontuur
LUTCKS
Verteller
SLASAUS
AVONTUUR
lokt diep
ond,er
Y akantiegasten
nog niet schuw
voor Frankrijk
méér kracht
yéérkracht
MULO A en B
RESA-HiLVERSUM
SPROETJE SPARKS
tWk li iMfc'
door FRANK GODWIN
AVONTUREN
VAN
KAPITEIN
ROB
"-^Speelse Speurtocht
Zaterdag 17'mei 1058
NIETS is gevaarlijker dan het lichtvaardige optimisme omtrent de
uitbanning van de oorlog, dat men de laatste tijd^in sommige,
kringen aantreft cn dat misschien nog steeds groeiende is. Niet
waar, het k»mt er maar op aan, oorlog en bewapening de rug toe
te Kerenen als dat eenmaal pp voldoende grote schaal geschiedt, zal de
universele vrede de mensheid als een rijpe vrucht in de schoot vallen.
Wij willen de mogelijkheid, dat sommige leidende figuren zich de dingen
iets" minder eenvoudig voorstellen, niet uitsluiten; maar de aanhang legt
-zich zonder twijfel in hoofdzaak vast op de gedachte, dat het. verdienstelijk
en vruchtbaar en in hoofdzaak voldoende is, zich van het qorlogshandwerk
en het oorlogstuig af te wenden. Wie dat doet, dient de vrede.} wie dal
niet doet draagt bij aan instandhouding van het geweld.
Grondslag van deze houding is, als wij ons niet vergissen, de mening. J
dat de gewapende strijd tussen volken neerkomt öp een. geweld aandoen 1
van de menselijke natuur en eigenlijk een inbreuk betekent, op hét nor-
male levenspatroon. Verwijder deze onregelmatigheid,, en de zaak is ge-1
zond! Uitgaande van deze opvatting zijn de verbazing en boosheid jegens i
hen die zeggen, de vrede te willen, maar toch óver het bereiken daarvan
geheel anders denken, wel begrijpelijk. Het uitgangspunt klopt echter niet.
Men moet er zich rekenschap van geven, dat de oorlog (ook wanneer die
alleen maar potentieel aanwezig was) van de vroegste tijden af de mens
heid heeft vergezeld niet als een onregelmatigheid maar als een gebruike
lijk middel om een volksbestaan te verzekeren dan weltevernietigen.
Het streven, bepaalde doeleinden met geweld té bereiken, heeft altijd
geleefd; en als tegenwicht was ook steeds aanwezig de wens, van dat
geweld niet het slachtoffer te worden. Vandaar de veelont streden spreuk:
Wie de vrede Wil, wapene zich ten oorlog! Veeleer dan een afwijking te
zijn van het algemeen menselijk patroon heeft de oorlog daar tot dusver
maar al té zeer in thuisgchoord; als hardhandig en vaak wreedaardig soott
correctief,, als uitleving ook van sommige menselijke eigenschappen waar
over velen maar liever niet te diep nadenken.
DE opmerking, dat christendom en humanisme veel bezinhing heb
ben gebracht, is natuurlijk juist; en de voldoening hierover delen
wij van harte. Maar het. probleem is er niet mee opgelost. Wij
kunnen dat het beste adstrueren met twee vragen. De eerste is
of degenen, die in de jaren 1940/'45 zich met de wapenen hebben verzet
tegen de nazi-dwingelandij, daar verkeerd aan hébben gedaan. En de
tweede is of de Israëliërs maar beter zouden handelen, de wapenen te
laten rusten. Wij voor ons weten het antwoord wel op deze vragen; maar
wij vestigen er de aandacht op, dat het volkomen afwijkt van dat, hetwelk
consequente pacifisten er op zouden moeten geven. Wij hebben trouwens
genoeg" reden om aan te nemen, dat bij zeer "velen de consequentie het
hier wel aflegt tegen de werkelijkheidszin. Het naar het recept van
Bertrandf Russell laten aankomen van de dingen op de geschiedenis zou
jn het geval van Jsraël wel eens opnieuw twintig eeuwen verstrooiing
kunnen betekenen. Geef de Joden maar eens ongelijk, dat ze dat toch
liever niet riskeren.
Uitbanning van de oorlog is we! allerminst het wegnemen van een
onregelmatigheid; het komt neer op een wijziging van de maatschappij
Sn hoofd en leden. Men bereikt niets of althans niets goeds met een
houding, die in wezen een vlucht uit de werkelijkheid is.Niemand kan
zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrekken op de wijze van de brave
soldaat Schwejk, die een kastelein zijn vrouw ziet aftuigen en uit vrede
lievendheid maar elders wat gaat drinken. Men brengt ook alleen maar;
averechtse gevolgen teweeg, indien men de braven er toe brengt, hun'
wapens tot ploegscharen om te smedenwant men maakt de gemeen-
schap van deze braven meteen hulpeloos tegen de anderen, die hun wapen-1
rusting in stand hebben gehouden. De vrede is alleen bereikbaar door!
een ongekende inspanning van en over de hele wereld. Een gedeeltelijke!
overwinning op dit punt is onmogelijk. De vréde zal universeel zijn of zal'
niet zijn.
NU. pleegt in deze dagen uit den treuren te worden betoogd, dat]
alle feiten en 'alle theorieën van voorheen hun gelding hebben 1
verloren, sinds de kernwapens hebben gemaakt, dat het gaat om i
handhaving of uitsterving van het aardse leven zelf. Wij hebben
er stellig geen behoefte, aan om te doen voorkomen alsof alles bij het'
oude is gebleven; maar fti> hebben er wel zeef, ernstig bezwaar tegen,!
wanneer de kernwapens worden gebruikt als kapstok om er alle verant-1
woordelijkheid jegens een nieuwe totalitaire overheersing aan op te hangen.
Wij lazen onlangs in het verslag van een debatvergadering een op
merking van ds. Bu&kes, er op neerkomende, dat als er kernwapens
worden vervaardigd, die blijkens ervaringen met wapens in liet algemeen
stellig eenmaal zullen worden gebruikt ook. Maar als alles veranderd is,
zijn deze oude ervaringen dan nu ook nog richtinggevend? Zou'het niet
zo kunnen zijn, dat juist de kernwapens de stok achter de deur 2Ïjn voor
de vrede, waar de mensheid (ook al weer blijkens eeuwenlange ervaring) nog
nooit helemaal geschikt voor is geweest?
Naar onze mening zou vooral het goedwillende deel van de mensheid
verre beneden ziji: taak blijven wanneer het niet het best mogelijke gebruik
maakte van de kans, ook het nog weinig vredelievende deel van staatslieden
en volken tot de vrede te brengen. Dat geschiedt niet door voor de kern
wapens op de loop te gaan, want dan gedragen dezen zich als honden,
die juist de angstigen naar de keel springen. Het gaat er om stand te
houden tegen anderer bedreiging, daarbij een moed en een koelbloedigheid
en een onwrikbaarheid aan de dag leggend, die in verhouding staan tot het
doel, dat niet meer of minder is dan een ongekende geestelijke revolutie.
LONDEN. De Italiaanse presi
dent is uit Londen naar Italië terug
gekeerd van zijn driedaags staatsbe
zoek aan Groot-Brittanië.
De president en mevrouw Gronchi
werden op het vliegveld uitgeleide
gedaan door de Britse minister van
Buitenlandse Zaken, Selwyn Lloyd.
GRONINGEN, Mevrouw J. A. de
Bree-Meyer uit Hoogkerk nabij Gro
ningen is gisteren IQO jaar gewor
den. B. en W. van Hoogkerk kwa
men de honderdjarige als geschenk
van de gemeente een stoel, alsmede
een gedenkbord "aanbieden.
(Advertentie IM.)
sinds<x&o)jaar onmiskenbaar aan de top.
(Van een onzer redacteuren)
ff ALLO! Halio! Stop!
33 r Mijn kaars is uit."
„Pas op, dat de touwen niet
vlam vatten."
Dat kan niet, ze zijn vochtig
van het druipwater."
„Hoe is detemperatuur?"
„Maar 7,5 graad
„Nog iets merkwaardigs?"
„Ik weet er niets van. Het i.
pikdonker om me heen. Ih
steek magnesium
aan. Hier is de put
flesvormig. Van al
le kanten valt het
water omlaag. Ik
ben doorweekt."
Ben je uitge
rust?"
„Ja, verder maar
„De burgemeester komt hier
juist aan. Hij maakt je bij deze
zijn compliment"
„Dank je, zeer verplicht
Vraag hem of hij óók toil ajda-
len!"
Plotseling is de verbinding
verbroken; de telefoon brengt
nog, onbegrijpelijk en met
neusklank, een flard van een
zin over dan niets meer
Wat kan er beneden gebéurd
zijn Of is de onderzoeker
beiousteloos geworden door èen
val, door koolzuur misschien?
Terwijl iemand zich gereed
maakt dm af - te dalen, laat de
telefoon zich weer horen: een'
koperen draad was uit zijn ver
binding losgeschoten.
„Ik ben op de bodem en heb
vaste grond onder, de voeten."
Allerwegen ademt men ver
licht op
Voor wie denkt: de grottenkunde
(speleologie) is een nieuwe sport
deze verrassende me
dedeling: het boven
staande is een ver
taald fragment uit
Edouard Alfred Mar-',
tel's boek .iLes.abi-,
mes" („de afgron
den"). dat in 1894
verscheen, „Grond
legger en apostel van
de. speleologie" noemt
Nor be.rt Caster et zya
voorganger Martel.
Een ongewoon -moe
dige. geestdriftige
man moet Martel
zijn geweest, toen hij
in 1888 voor 't, eerst,
geheel alleen, in de
„avens" een lood
recht, gapend, gat
va nde Causses langs
loodzware, touwlad
ders omlaag klom en
vele tientallen me
ters onder de grond
een riviertje ontdek
te. Hij besloot er
achter te komen,,
waar het heen voer
de en wist zijn neef
Gaupilat en vijf an
dere vrienden over
te halen, een op
vouwbare kano om
laag te laten zakken
en met hem dat on
dergronds watertje te
volgen. Ontzaglijke
moeilijkheden onder
vonden drie van die
zeven pioniers. Soms
leek verder doorgaan
een bij voorbaat ver
loren spel rnet de
verdrinkingsdood.
Maar toch, na twee volle da
gen verschenen Martel en zijn
medewerkers Blane en Armand door
het gat in de rotswand, waaruit het
riviertje in het daglicht vloeit. „Le
Bonheur" (het geluk) hebben zij die
beek genoemd en terecht: déar be
gon Martel's even spannende als
wonderlijk-avontuurlijke loopbaan,
die hem in wetenschappelijke krin
gen beroemd maakte.
Hoe zijn'dia.diepe, soms ook ont
zaglijk grote grotten en spelonken
in de aardkorst ontstaan? Niemand
weet het nog precies. Zéker is, dat
zy een der resultaten .zijn van de
onvoorstelbare krachten, die brok
ken aarde ter: grootte van wereld
delen omhoog persten, miljoenen
vierkante kilometersdeden verzin
ken of over elkaar schoven. De aar
de is niet bepaald een gladde rusten
de bol. De maantoerist, die over en
kele tientallen jaren weerkeert- van
zijn kosmische tocht, zal haar-zien
als een grote, overjarige appel, waar
van de (overigens niet bestaande)
steel naar de poolster wijst; het
„kroontje" is de zuidpool. Rond één
Zo daalde Martel af In de grot TJndoul
de la Vayssière, gelegen even ten
noorden, van de stad Rodez (midden-
Frankrijk), bij de rivier de Aveyron.
ïoen rond 1890 zeker was speleo
logie uiterst gevaarlijk: de afdalende
onderzoeker hing aan een ladder, die
door vier mannen boven werd vast
gehouden (illustratie uit „Les Ablmes",
van E. A. Martel, 1894).
vijfde deel van de aardhuid zal hém
voorkomen als de verschrompelde
schil; bergketens en diepe rivierda
len. Oceanen en zeeën zijn aan hun
oppervlak volkomen glad, maar in
de diepte even geaccentueerd als
„bet land''.Als alle water plotseling
verdampte zou de aarde zich aan
die maanreiziger in ieder opzicht
als een verdroogde goudreinet ver
tonen,
Van het klokhuis weet men nog
uitermate weinig, van- het vrucht
vlees eveneens. Wij mensen, kunnen
alleen direct waarnemen wat zich
als schimmel op de schil heeft vast
gezet: de plantenwereld en kos
misch gezien daarin 'andere mi
cro-organismen; de dieren en de
mensen. De rimpels van de aard-
huid hebben we tot de hoogste top
pen beklommen, in de dalen leven
wij. Maar die huid is ook poreus,
zij herbergt gaten waarin ae aarde
ook een deel van haar geheimen
heeft bewaard. Die geheimen te
ontsluieren, onze kennis te verrijken
mei het tot dusverre ongekende, dat
zien de speleologen als hun. taak.
Een taak, zo. mooi, zo verheven
volgens hen, die zich eraan wijden,
dat in de verhalen over hun avon-
Soms vinden de onderzoekers rivieren
en maren ondergronds, waarop zfj
rustig kunnen varen. Een suggestieve
illustratie uit Martel's boek „Le#
Ablmes" toont, hoe al In 1893 Martei
en zijn makkers per boot grotten on
derzochten.
turen altijd een bijna religieuze ver
voering doorklinkt. Maar ook dik
wijls verbittering over gebrek aan
begrip voor hun belangrijke weten
schappelijke werk. dat te dikwijls
in een verkeerd en soms vals dag
licht wordt gesteld, als zou het
slechts nutteloze waaghalzerij zijn.
Daarom schrijft de meestal enthou
siaste Casteret: „Het onderzoek heeft
helaas de beste van ons Loubens
het leven gekast. Maar het avon
tuur was waard te worden beproefd,
te worden beleefd en te slagen. Zo
als. de. zaken nu staan voelen wij
ons al beloond, gerechtvaardigd en
ook gewroken op de kritikasters, de
spotters en de verspreiders van
dwaze of lasterlijke geruchten in de
z.g. sensatiepers, die drie jaar lang
hebben geprobeerd het publiek te
gen ons in te nemen, terwijl wij
zwegen, ons afbeulden en aan geva
ren blootstelden, in de diepste af
grond der aarde."
DEN HAAG. - Een aantal grote
reisbureaus in"' Amsterdam, Den
Haag, Utrecht en Rotterdam hebben
desgevraagd medegedeeld, nog geen
invloed te hebben bemerkt van de
recenteontwikkelingen in 'Frank-:
rijk. Er zijn geen bestelde' reizen
afgeboekt en uit het aantal boekin
gen, hoewel over het algemeen min
der dan vorig jaar,- valt vooralsnog
niet af tc leiden, dat de toestand
in Frankrijk by de toeristen aar
zeling oproept.
De heer Panman, directeur 'van
de Nederlandse Reisvereniging, was
van mening, dat men voorlopig
blijft afwachten hoe de situatie zich
zal ontwikkelen, alvorens reedg ge
boekte reizen af te bestellen. De
Haagse vertegenwoordiger van een
bungalow-park op Corsica zag voor
het toerisme geen gevaar zolang
zich geen grote langdurige stakingen
voordoen.
Ook in Rotterdamen ,Utrecht_ is
men van oordeel dat het publiek
vooreerst een afwachtende houding
aanneemt -.
(Advertentie LM.)
Elke i morgen
doo r de
(Advertentie IM.)
Verkort Mulo voor PT.f. ar N. S.'
O» kortst»»n voordeligst» opleiding;
(B«kande Sell/lltelr/fc» Cuuui)
SCHUILEND voor de regen in
een portiek, kreeg ik, na een
poosje, gezelschap van een grote
plompe man- aan gene zijde van de
'vijftig, die mij even schattend aan
keek èn toen, op lymeripe toon te-
pen me zei:
„Er was eens een jongetje. En dat
jongetje, dat was reuze spaarzaam
he. Als Jt\j een cent kreeg, dan deed
hij die. cent in een rood busje. En
eis rhij tien centen by elkaar
had, dan wisselde hij ze om voor
een dubbeltje en dan deèd h.y dat
dubbeltje in een blauw busje. En
als hij tien dubbeltjes b\) elkaar had,
dan .wisselde Mj ze om voor een
gulden en dan deed hy die. gulden
tn een.grote, grijze bus..."
Hij nam een pauze. Meedogenloos
striemde de regen de straat.
hEn pas veel later," vervolgde de
man, „bleek adri dat jongetje dat die
grote, grijze bus de gasmeter was."
Ik lachte een beetje.
„Vin-U *m aardig?" vroeg de man,
,Ja. Hij is èen beetje droevig", zei
ik, „Maar wél diep"
„fk vind 'm zelf ook wel goed",
vervolgde de man. ,,'t Ia geen. giller,
't Is geen kraker, "t Is een glimlach
Maar mogen we ook eéns glim
lachen, alsjeblieftNou denkt U
misschien waarom vertelt die man
mij dat. Maar kijk, ik ben iemand
die graag een mop tapt. Daar hou
ik van. D een loopt naar de kaste
lein. De ander moet nodig vissen. En
zo tap ik graag een mop. Lieve God
man ik ben vier en vijftig. Mag
ik dan alsjeblieft eens een keertje
doen wat ik leufc vind?"
Hij keek mij radeloos aan, zodat
ik mij haastte hem toestemming te
verlenen.
„Goed" zei hij, ,,Maar wat deed
ik vroeger? Als.ïk 'n map had.ge
hoord of een grap of een wietzig ge
zegde dan ging ik naar huis en dan
vertelde ik die mop of die grap of
dat wietzige gezegde aan mijn
mouw. Nou weten we allebei hoe
vrouwen zijn.- Een vrotiw zal om
haar eigen man nou nooit zo indi
rect lachen. Nietwaar? Maar dat
wist ik. Dat kookte ik er in. Als
mijn vrouvj maar zo'n béétje grin
nikte, dan was.mijn mop' goed. En
wat deed ik dan? Als toe- later op
visite-waren of toe hadden mensen
dan vertelde ik ai. die moppen, die
zij, op haar manierwel aardig had
gevonden. Begrijpt u toet? Dan zat
ik safe."
De regenbui toas opgehouden,
maar hij niet; zodat we nu een beet
je doelloos in het portiek stonden.
„JWaar wat kreeg ik. Op de duur?"
sprak hij, „Dat mijn vroute ging
zeggen: „Kees, ik vind het zo verve
lend om al die moppen die ik at
ken 's avonds, als er mensen zijn
weer van je tè moeten horen." Dat
zei ze. En als je je daar in inleeft
is het begrijpelijk. Een vrouw is ook
een mens, nietwaar? Dus wat ging ik
doen? Als ik een 'mop hoorde of een
grap of een wietzig gezegde, dan
vertelde ik dat niet meer aan mijn
vrouw nee. dan bracht ik 't ge
woon voor het eerst, als er visite
was. Nietwaaar? Dat is humaner."
Ik knikte,- want .zijn blik vroeg
om bijval. T j.
Toen sprak hij opeens moedeloos:
„Maar'weet je wat ze nou zegt?
Ze zegt: „Kees, ik vind het niet erg
dat je moppen vertelt, maar moeten
ze per se zo flauw wezen?" Ja, nou
zit ik toch in een vicieuze cirkel,
niet? Dus wat doe ik tegenwoordig?
Als ik een mop hoor of een grap.
dan vertel ik 'm gewoon aan vreem
de mensen. Aan mensen die hele
maal geen medelijden met mé zullen
hebben. Aan u bijvoorbeeld. U kent
me niet. Ik ken u niet. Maar als ik
u nu op de man af vraag, dat mopje
over dat jongetje met die busjes,
kan ik dat vanavond, als we gaan
kaarten,- vertellen, wat is dan uw
antwoord
„Ik zou 't gerust doen", heb ik ge
zegd.
Ik kaart toch niet mee.
KRONKEL.
MAASTRICHT. Zondag zal óp
de Cauberg te Valkenburg het nieu
we monument voor de gevallenen in
het verzet in Limburg 1940-1945
worden onthuld en Ingezegend.
DAGELIJKS FEUILLETON DOOR ANN BRIDGE
Zo. ÊN NU DE. J
BOMTNArtTfLUi)/ p
0
Klaar blir?
Mirr zijn
ze.'
HE, IK DACHT DAT Dit DETECTIVE
EEN ECHTE OPDRACHT VOOR NE HAD
WAAR Hij WIL ALLEEN N1AAR ££N
GLAASJE WATER...NOU JA
3308. - In de salon van Douglas Hall loopt de daag precies 25 ^ar geleden, dat de .Rose of
oude heer Brian or.rustig op cn neer. „Wat heb I Hellwic* jmvoer. Ih moet er sjeeds aan denken
je vanavond toch. Abel?" vraagt zijn zuster Ame- „Vergeet dte historie toch. Abel.^ Arnche.
lie, „ga toch eens zitten en drink niet zo veel I ..het is allemaal zo lang geledon. ja, .g
port. Je hebt ?.l zes glazen gehad." „Weet je wat 1 Brian driftig. ..maar wat moet dié ellendige DicK
voor dag het is. AmcUc?" zeet Brian. „t is van- I Harper nu weer hier? Hij en zyn mooie vriend
Ted Williams loeren op mij. Zij willen mijn on
dergang. Altijd weer rakelen zij die oude ge
schiedenis op..,." „Stil, Abel!" zegt Amelie op
eens, terwijl ze opstaat, „ik geloof, dat ik iets
hoor. Luister.... Wat kan dat zijn?'
Hadden ze een Lloyd's Register?
i Informeerde Julia.
1 „Dat denk ik wel. juffrouw Pro-
J byn. Kan ik u ergens mee van dienst
vroeg de beleefde jongeman,
„Ja, misschien ik' vroeg-r te al
leen af wie de eigenaar van het
f jacht de' F in e 11 a is."
i Bij het horen van de naam „Finét-
ta" tekende zich enige verwarring af
op het overigens open gezicht van de
beleefde jongeman.
„De F i n e 11 a o ja, wel, 'die
'heeft hier wel eens gelegen."
„Waar is hij nu?" vroeg- Julia on-
Inozel. -
„Ik heb geen Idee."
1 „Opwiens, naam .stond hij - gere-
'gistreerd," wilde Julia weten.
„Wel het schip is sindsdien in an
dere handen overgegaan het is
ongeveer een jaar geleden., „ver
kocht." Zijn gezicht stond nog steeds
onzeker. i
„Was er iets mee aan de hand?"
vroeg Julia het onbehagen van
de jongeman stond zo duidelijk op
zijn gezicht te lezen, dat het er dik
op lag dat er iets mee aan. de hand
was.
„Inderdaad ja er was iets."
„Wat, smokkelen, of-2oiets?"
Maar de vice-consul wilde zich er
niet verder over uitlaten. Als mejuf
frouw Probyn de naam van dé eige
naar wilde weten zou haar die
waarschijnlijk verstrekt kunnen
worden, zei hij, door de vertegen
woordiger van Lloyd in Tanger,
wiens naam en adres hij haar ver
schafte. Julia bedankte hem en ver
ontschuldigde zich met zoveel char
me dat ze hem lastig was gevallen,
dat hij zich liet vermurwen en zei
„De naam van de eigenaar was be
slist geen Monro. Was het niet naar
ene meneer Monro dat u de vorige
maal vroeg?
„Ja,: Maar ik zal -In leder geval
deze functionaris van Lloyd^ opzoe
ken ik dank u zeer." En verder
ging ze, naar de agent van Uoyd,
Dit heerschap keek haar nieuws
gierig aan toen ze vroeg in wiens
naam de Finetta tot voor een
jaar was geregistreerd, maar haalde
toch enige mappen tevoorschijn,
„De heer John Grove," las hij
op. Julia kreeg de indruk hoewel ze
niet kon zeggen waarom, dat de man
de naam al die tijd al geweten had
en dat het opzoeken in de mappen
niet anders dan zakelijke show was.
„Kent u hem?" vroeg hy, naar het
haar voorkwam met enig wantrou-:
wén,.
„Néé ik heb die naam. nooit
gehoord. Ik vermoed dat er een',mis
verstand in "het spel' is. En in wiens
haanf. staat hij" nu geregistreerd?"
„Ené meneer Charles Smith," zei
de man zonder de moeite te nemen
er opnieuw de mappen bij te halen.
„Dank u wel..Het spyt me dat ik
u heb lastig gevallen, om de een of
andere reden dacht ik dat de boot
aan een van r de1 Monteiths toebe
hoord had."
„Hoe komt u daarbij!" riep de
man uit, volkomen verrast „Wat
een.idee! Meneer Monteith! Met die
troep heeft hij nooit iets te maken!"
Hij stopte, „Kent u de heer Mon
teith?"
„Hst zijn oude buren van ons in
Schotland en een van de dochters
heet Finetta zodoende kreeg ik.
het idee dat het schip naar haar
was genoemd," zei - Julia met haar
serene vaagheid.
„Toch verzeker ik u, dat er- geen
enkel verband is,-", zei de man van
Lloyd met nadruk.
„En de heer Smith?" vroeg Julia. -
„O, dat, is .een man die dol is op
zeilen en hiér als ik het goed heb,
van tijd tot tijd voor zijn gezond
heid naar toe komt."
„Is hij nu hier?"
„Dat zou ik u niet kunnen zeggen.
In ieder geval ligt het jacht momen
teel niet in de haven, zodat er kans
is dat hij ergens rondkruist,"
Dat zal je de koekoek halen, dacht
Julia bij zichzelf,-en niet zover ais
je denkt maar'ze bedankte de
man. vanLloyd en wandelde op
haar gemak terug naar de Espagno-
la. Het kwam geen moment in
haar op te denken dat de heer Smith
nu op de Finetta was scheeps
bemanningen, of het nu Arabieren
zyn of Britten, hangen gewoonlijk
hun wasgoed niet op het'dek wan
neer de eigenaar aan boord is. .Waar
schijnlijk had het hele geval geen
enkel belang het was alleen maar
een beetje zonderling. Als ze er aan
dacht moest ze Purceli toch eens
vragen over die meneer Grove hij
zou ongetwijfeld het fijne van 'de
zaak weten. Of -Lady Tracy.
Het was tenslotte aan Lady Tra
cy dat-ze over de Finetta vroeg.
Ze had voor de. rest van de middag
niets om handen en. besloot naar
het rose huis te gaan om te zien of
de oude dame haar enkels tips kon
geven over Marrakesh.
Lady. Tracy begroette haar goals
gewoonlijk met de grootste harte
lijkheid en zei dat ze nieuws voor
Julia had „hoewel ik ben bang,
negatief. De Frivolity is binnen
en ik ben al hun namen te Weten
gekomenen geen er van is Monro.
Maar èr is een hertog bij!";
„Oh, verrukkelijk!" zei' Julia. „De
havenmeester zei dat heteen Lord
was hoe dan ook, hém hoeven
we niet in twijfel te trekken." Wat
een jachten vandaag, dacht ze en
daar ze er. nu zeker van was, dat
Colin in het binnenland vertoefde,
maakte het haar verder niets uit
wie de passagiers of de bemanning
van de Frivolity., waren.
„Ik wilde u iets vragen over een
ander jacht, lieve Lady Tracy," zei
het meisje. „Wat was dat schandaal
toch met de F 1 net ta? -Vertelt u
me dat eens u weet het'vast wel!"
„O, dat was een nare kwestie! Er
waren drie of vier jongemannen op,
heel aardige geloof ik, ze smokkel
den zo maar een beetje fototoe
stellen, en zo uit Gibraltar,en Ame
rikaanse sigaretten „en misschien een
beetje valuta uit Tanger —.gevroon
wat iedereen doet," zei Lady Tracy
sereen. „Maar op een gegeven mo
ment begon een vari hen mét verdo
vende middelen! De anderen wis
ten er niets van, neem ik aan; ten
minste dat zeiden ze en niemand ge
loofde een ogenblik wat hij zei," zei
de oude dame, terwijl er! geheel on
verwachts iets wat op hardheid leek
in haar stem doorklonk.
(wordt vervolgd)