GERIJEr i i
I
etize en
crisis
Oplossing
oor FRANK GODWIN
SPROETJE SPARI
Duitse politie
zoekt Tarzan
VQNTUREN
VAN
KAPITEIN
'ROB
:£f: Speelse Speurtocht
MOLENAAR'S
kindermeel
BORDKLAAR
(het Molcnaxr'i Kindermeel pak
mei de rode band).
Het meet'worde rechtstreeks uit
het pak'in de melk op het bord
geitrooid en met een vork op
geklopt. Het kindermeel werd
reedt in de fabriek gaar gekookt.
ZELF KOKEN
(tiet Motenaar's Kindermeel in de
vanouds bekende verpakking).
De oude. beproafde methode.
De pap wordt In een pannetje
aangemaakt en door U zelf gaar
gekookt.
JAMEflEER, HARVty IS Y Zalik JEtlTO WAT
HEEL AARDIG. IK GELOOF ZÉGOtfl? IK HOOP DATJE
MIET0AT HIJ SCHULDIG VGlUIK HEBTI >1-
IK HEB PRECIEJ GEDAAN WAT
ER OP DE D005 VAH PATfy 5T0MD.
£11 HARVEy HEEFT ML
v&EHOlPEfl "8
Dit AfDRUKKEM Zijn PRIMA,
ÓPROETIE' Dat li/kt
l WEL VAKWERK J0Ï
virto'r U
HKT 7.pci bescheiden sptiarwetic voor jongeren heeft in dc Tweede
Kamei lot zeer uitvoerige cn deel? ook zeer principiële
uiteen/etlittpen over het onderwerp der bezitsvorming. De debat-
ten' waren zonder twijfel belangwekkend en de Volkskrant wijdt er
een geroerde Lesohouwing aan: het Schone Licht breekt door en het Gro
te ideaal is een stap dichter bij zijn verwezenlijking gekomen. Nu begrij-
pe men ons goed. wij horen stellig niet tot degenen die in het algemeen
geneigd zijn tot spot over gevoelens, die zij niet delbn; alleen, wij ontko
men niet aan de gedachte, dat in dit geval een enorme afstand bestaat
tussen propaganda en werkelijkheid. Met andere woorden, er zijn ook laar
onze mening dingen die in hoge mate te -naken hebben met het heil der
wereld, maar dat de bezitsvorming daarbij zou horen lijkt ons op zijn
minst twijfelachtig.
De jeugdapaarwet boudt in, mits aan zekere voor vaarden is voldaan,
dat het rijk in bescheiden mate toelegt on bescheiden spaarsaldo's van
jongeren. Het is erg sympathiek en de pedagogische en economische bete
kenis er van kan niet worden ontkend. Misschien is er op dit gebied nog
wel wat meer mogelijk. Het lijkt ons schter geenszins nodig, van bezits
vorming en derzelver heilzame gevolgen te hebben vernomen, alvorens tot
dit soort maatregelen te komen. Er zit in de leuze der bezitsvorming een
element van krampachtigheid, dat ons onprettig aandoet. Wij kunnen dn
element ook wel verduidelijken: het is de suggestie, dat de overheid tot
taak heelt, bezit aan de mensen ter hand te stellen. Wie zou dat niet aar
dig vinden?
Natuurlijk is de werkelijkheid anders. Het is wel mogelijk op het spa
ren en sotnmige andere daden bepaalde premies te leggen, maar 's rijks
kas dient in het algemeen niet voor het uitdelen van klein bcrit. Wat do
overheid wel kan doen is bevorderen, dat bij de verdeling van het gemeen
schappelijk inkomen zekere bedragen worden gereserveerdniet door
fondsvorming in het algemeen belang (want dat gebeurt al lang) maar op
naam van de rechthebbenden. Het betekent, dat men deze rechthebbenden
althans aanvankelijk het beschikkingsrecht over deze bedraden ontneemt.
T" TfT T IJ hebbec al eens eerder betoogd, dat wij het economisch nut
van zulk reserveren wel zien. In een land als het onze, waar de
yy, bevolkingsgroei nog altijd aanzienlijk is en de noodzaak van
verdere industralisatie ieder aanspreekt, is reserveren en 9parcD
een uitermate nuttige zaak. De ideële kant van het geval (en daarop legt
de K.V.P. de nadruk) staat naar onze mening heel w.minder vast. De
stelling, dat klein bezit de mensen zoveel beter maakt, is op zijn minst
aanvechtbaar. De schrijvers van boeken komen veelal tot een tegenover-1
gestelde conclusie. Overigens is het lezen van boeken niét eens nodig. Ve-
len immers kennen uit hun omgeving wel gevallen waaruit blijkt, hoezeer
sommige megsen door het toekennen van teveel waarde aan hun bezit in i
maatschappelijk oogpunt zo ongeveer kunnen worden afgeschreven.
Merkwaardig was de neiging in het Kamerdebat, de K.V.P., de grote
propagandiste voor dc bezitsvorming, niet principieel te bestrijden. Veeleer
trachtten de sprekers der verschillende partijen de bezitsvorming op hun
wijze ais aanvaardbaar aan tc merken. De verschillende zienswijzen kwa
men daarbij duidelijk aan het licht. De K.V.P. voelt er voor, de kleine
man tot een miniatuar-kapitalistje te maken. De P.v.d.A.legt de nadruk
op het algemene deel hebberschap van de kleinen in de bedrijven. De'V.V.D.
etelt de bezitsvorming gelijk met kapitaalvorming en kapitaalvorming is
natuurlijk uitermate nuttig.
Bij dit laatste komt een bedenkelijk punt om de hoek kijken. Want in
liberale kring is kapitaalvorming op haar beurt altijd zo ongeveer gelijk
gesteld met belastingverlaging. En er is reden om aan te nemen, dat de
K.V.P. de leuze der bezitsvorming juist zo gaarne hanteert, omdat zc cick
wat wils biedt, bezit hier, belastingverlaging daar. Dc neiging tot diffe
rentiëren en definiëren is bij deze groepering beslist niet zeer sterk. Een
goede uitwerking heeft ze dan ook maar liever aan de minister en de
staatssecretaris overgelaten en dat nog wel toet een kleine stok achter
de deur!
DE2E verplaatsing van de moeilijkheden achten wij een weinig
sympathieke kant van de zaak. Minister Struyckcn had dan ook
het volste recht om te verklaren dat het bier een aangelegenheid
.betreft, die nog moet rijpen bij het volk. De ijverige staatssecre
taris, de heer Schroelzer, was we! wat concreter, maar wat hij zei kwam
toch ook meer neer op een vaag programma dan op een duidelijk omschre
ven en binnenkort te verwezenlijken doel.
De beer Sclimelzer opende de mogelijkheid, dat in de plaats van loons
verhogingen, die onder <le gegeven omstandigheden nu eenmaal onwenselijk
rijn, in bepaalde gevallen bezitsvormende maatregelen kunnen worden be
vorderd. Gegeven echte» het feit, dat de hele leuze der bezitsvorming feite
lijk haar oorsprong vindt in dc hoop, dat er na de loonsverhogingen nog
meer, te verdelen zou zijn, kan hier van een „rijpen" van het inzicht nau
welijks worden gesproken.
En van de maatregelen in het fiscale vlak, waarvan de heer, Schmeizer
gewaagde, moet men ook maar niet te veel verwachten. Of misschien kun
nen wij het anders stellen: het is mogelijk, dat ons belastingstelsel onbil
lijkheden vertoont, inaar men heeft de leuzo der bezitsvorming niet nodig
om die te verbeteren.
SI
(Van een onzer redacteuren)
APPELONS de Gaulle
et la France sera la France.'*
„Laat ons de Gaulle roepen
en Frankrijk zal Frankrijk
zijn" Dat stond een paar
maanden geleden met grote
letters op affiches, die rrien in
de Franse hoofdstad op de aan
plakzuilen der boulevards ge
kleefd had. Het weekblad
,France-Observdteurver
klaarde in die dagen, dat de
schaduw van de generaal over
alle politieke gebeurtenissen
viel. Weinig Fransen slechts
hebben het gemerkt of er aan
dacht aan besteed. Van de aan
plakbiljetten namen maar een
paarParijzenaars notitie. Zij
lazen de opwekking en schon
ken fiaar een flauioe glimlach.
Zouden zij ook nu nog glim
lachen?
l J
Mén heeft hem inderdaad geroe
pen. Hij is niet langer een politise
rende generaal tussen vele burger-
politici, hij is de man in wiens han
den men het toekomstige lot van
Frankrijk heeft gelegd. In de ach
ter ons liggende meimaand hebben,
de zaken een scherpe keer genomen.
Toen men het kabinet-Gaillard het
Vertrouwen opzegde, begon een re
geringscrisis, die te veel'bleek voor
het door ontelbare voorafgaande cri
ses verzwakte lichaam van de Fran
se staat.
In november 1957, kort nadat de
Franse Kamer 's morgens om tien
voor half drie de socialist Guy Mal
let belette, een eind te makon aan
de zoveelste impasse, riep de 75-
jarige president Coty vertwijfeld uit;
„Vannacht heb ik een man nodig.
Roep Félix Gaillard!" In een ap
partement op de deftige Avenue
Foch wekte men een sportieve, ener.
gieke jongeman van 37 jaar, die
haastig opstond, zich zorgvuldig
schoor, zich kleedde en naar het
staatshoofd snelde. Nog' geen half
jaar later was zijn energie volko
men verlamd door de zich opstape
lende moeilijkheden.
Begin april schreeft het satirieke
blad „Le Canard Enchainé", met
een woordspeling op de naam van
de premier- en op een staking van
Vele Fransen geloofden, dat de Alge-,
rijnse kwestie was opgelost. Maar zij
werden spoedig genoeg van hun droom
genezen. Algerije werd het toneel, van
felle botsingen tussen Fransen en mUzeL.
mannen, die tot een regelrechte oorlog
leidden. Jfog eer deze uitbrak arresteer
den de Franse militairen ai telkens mo
hammedanen, die geweld tegenover
blanken hadden toegepast.
het spoorwegpersoneel: „On se sent
tout gaillardmais on n'est pas
en train"Men is- niet bang
voor een ruw woordmaar men
is vermoeid". Het ..ruwe woord''
werd luttele weken later door de
rechterzijde gebezigd naar aanlei
ding van een' wetsontwerp inzake
Algerije. De vermoeide Gaillard bood
zijn ontslag aan.
Ditmaal verliepen de dingen "iet
vclgens het geijkte schema. I .en;
héél kort maar, kreeg Frankrijk
nog een uit partij-politici samenge
stelde regering ender leiding van
Pierre Pflimlin Maar tegelijk met
haar optreden oegon de doodstrijd
van het systeem. Een aantal dagen
ging de natie angstig dicht langs
de afgTOnd van een burgeroorlog.
Toen kwam er een roemloos einde
aan de Vierde Republiek. Generaal
de Gaulle, die men'in maart nog
spottenderwijs haar' „biechtvader''
kaa genoemd, kreeg haar erfenis
te beheren, toen-zij ten grave was
gedaald.
,.Héél mfjn leven," heeft hij eens
in zijn „Mémoires" gezegd, „heb ik
mij omtrent Frankrijk een bepaal
de voorstelling gemaakt." Of die
voorstelling overeenkomt met dif»
van het merendeel der Fransen, dat
is kennelijk een van de dingen, waar
het thans om gaat. Een ander ding
is of de Gaulle in staat zal zijn
Frankrijk te genezen van de kwa
len. 'waaraan zoveel kabinetten, van
de Vierde Republiek en tenslotte
de Vierde Republiek zelve zijn be
zweken.
Van deze kwalen is zonder eni
ge twijfel „de Algerijnse kwestie"
de voornaamste. Van een klein go-,
zwel is zij uitgegroeid tot een groot
gezwel, op welks vertakkingen men
telkens weer stuit bij aile Franse
crisisverschijnselen van de laatete
tijd.
Welk een verschil met zever, jaar
geleden!
In het voorjaar van 1951 sprak ik
op een Parijs caféterrasje, dicht bij
de Seine,met een. Fransman over
de politieke situatie. De .zon. scheen
en de lucht was blauw. Er viel geen
wolkje te'bekennen, noch. boven, het
Palais Bourbon, noch boven het
Eiysée of het Ministère pour I'Al
gen in de blinkende Ruè Royale.
Dat leek ook figuurlijk gesproken
zo te zijn. „Er bestaat." zei hij,
„geen probleem Algerije meer. Dat
is at lang opgelost. Men stuit alleen
nog maar op enkele kleine moei
lijkheden. Dat is alles!..." D<; me
ning. die hij vertolkte, was me van
de gemiddelde Franse burger. Wel
iswaar ontbrak het toentertijd niet
aan waarschuwende stemmen maar
het grote publiek vleide zien met
illusies, kón zien nog met Illusies
vleien, omdat die steun schenen te
vinden in* de feiten van elko dag.
In het voorjaar van 1938 is de
situatie radicaal veranderd. De illu
sies zijn grotendeels in rook
vei vlogen, in de rook van het ge
schut en de kruitdamp van de ge-
wer' Er is geen plaats meer \&nr
sinds ruim drie ;j3ar geleden Alge
rijnen en Fransen de wapens tegen
elkaar hebben opgenomen. AUe pro
blemen van Frankrijk worden of wel
door het Algerijnse probleem vol
komen overheerst of doe;: zich pas
via dit vraagsuk ia hm voile
scherpte gelden
Op 7 maart 1958 schrijft het, veel
in beurskringen gelezen, financiële
blad „La Vie Francaise"; „De oor
log in Algerije vormt, doordat hij
feller wordt, een gevaar voor de
regering. Frankrijk gaat onzekere
dagen tegemoet" Die voorspelling
is letterlijk uitgekomen. Zij was ook
niet zo bijzonder moeilijk. Het zich
in Frankrijk toespitsende conflict
hoeft duidelijk een. Algerijnse ach
tergrond....
Maar wat is dan die „Algerijnse
kwestie", die van zo'n beslissende
betekenis is geworden? Moet men
daaronder alleen maar het feit ver
staan, dat de niet-blanke volken van
Algerije, evenals die in .andere de
len van Afrika, meer vrijheid en
zelfstandigheid verlangen? Hoe is ft
dan te verklaren, dat rich uit dien
hoofde juist in 'Algerije een com
plete oorlog ontwikkelt, in Tunesië
en Marokko daarentegen niet? Hoe
komt het. dat hetAlgerijnse drama
tot een Frans drama uitgroeit, dat
het; politieke,; leven verlamt en
anders dan hét .dram a Ïndo-China
door niemand kan-worden opgelost?
Laat ons, om het antwoord op
deze vragen, te vinden, 'gelijk gene
raal de .Gaulle, gedaan heeft, de
Middellandse Zee oversteken. Zoals
de sleutel, totj de Franse situatie, ih
de Algerijnse problemen.is te vin-
den- zovormt ,de toestand .in- Air
gerij.de sleutel tot,de.Algerijnse
kwestie.. Niémand.minder, dan kei
zer Napoleon III heeft een kleine
honderd jaar geleden de vrees uit
gesproken, dat het bezit van Alge
rije3 Frankrijk wel eens zwak zou
kunnen maken. Laat ons zien, hoe
Of het komt, dat z«rf vrees in onze.
dagen, is bewaarheid.
BONN De politie van Nab-
burg, in het. Rijnland, zoekt .naar
het „hol" van een moderne „Tar
zan", dc 38-jarige Johan Schreiber,
die vijftien jaar geleden de moder
ne samenleving de rug toedraaide
eninhetbosverdwéeni
Zij is hem op -het spoor 'geko
men, nadateen boer: bad medege
deeld in bomen 'vlees te hebben ge
zien, dat Schreiber te "drogen had
gehangen.
Volgens de politie is Schreibers
hol" vol levensmiddelen en flessen
geestrijk vocht.
DAGELIJKS FEUILLETON DOOR ANN BRIDGE
LAATST was ïfc op een bijeen*
komst van een' religieuze sekte,
die ging over 's werelds naderende
ondergang. Voor het begon, heerste
in het zaaltje de stemming van bl#-
de gezelligheid, die altijd waarneem
baar is als gelijkgezinden samenko
men en elkaar met lachjes en grap
jes kleine kopjes geven. Hét publiek
'was zeer gemengd. Er zaten oude,
zwaar brillende mannen, letterlijk
uitgeteerd door theologisch tobben,
maar je-zap ook ïieóe, frisse meisjes,
die zich hadden opgedoft of ze naar
een partijtje gingen. Een dikkegoed-
haHige vrouw met op dé oren te
hoop lopend AJ. C.-haar zat met
haar been op een stoel zo bona fide
gereed om. overtuigd te worden, dat
ze me sterk aan de weduwe Lauwe-
reysse deed denken. Een veer
krachtige man met een .lichtgeel
tweedjasje aan keek. rond met een
heldere, open blik vol benijdens
waardige zekerheid. Hij. had; een
kleiri dokterskarbiesje bij rich, eb-zei
tot een paar mannen, die meer het
uiterlijk van principiële klaverjas
sers vertoonden: „Och, dat tasje,
daar zit mijn bijbel in en mijn si
garen en mijn bril. I); heb 't- altijd
bij mé".
,j}andig", zei een der mannen mat.
Een kelner kwam landerig binnen
en begon de bijeenkomst met koude
ogen te schatten op de hoeveelheid
koppen koffie. Kelners geloven niet
in bijeenkomsten. Zij geloven alleen
in de pauze. Toen hij verdwenen
was kwam een hulpje, 'n veerkrach-
tig Horecoorknaapjeeen fikse kan
water bp het kathedé' plaatsen. De
spreker, die- daarop verscheen, be
gon er onmiddellijk dorstig uit te
drinken. Hij was een man van over
de vijftig, kaal en mager en hij had
een stem als een klok en een bran-
dende behoefte om te getuigen. Naast
hem-oP het podium zat een klein,
blij jongetje dat over de bandre
corder. ging, want-., Het gesprokene
werd vastgelegd.
De spreker bleek zeer verbolgen
op de heren, theologen, die een doof
hem geschreven werkje vantafe
hadden geveegd. Toen hij zijn ran
cune geruime tijd over hen had uit
gestort begon hij aan zijn eigenlijke
redevoering, en kookte een enorme
bouillabaisse van de pyramide van
Cheops, de atoombom;enige Neder
landse misstanden, de bende in So-
dom^een hem gedane openbaring, de.
nabije wereldondergang en de kansen,
op 'jt nieuwe MessiasHij deed veel
citaten vit dé bijbel, ongetwijfeld
het meest misbruikte boek ter aarde,
want alle tafelredenaars grazen
de bergrede kaal en er is geen
warhoofd of hij stuurt een paar apos
telen met cryptische uitspraken voor
zich uit om te bewijzen acat h(j meent
tc moeten stellen.
Jk heb drie dochters!" riep de
man op zo luide toon, dat het jonge
tje de bandrecorder haastig bijstelde,
„zij zitten in de zaal. Ze gaan naar
de middelbare school. En daar wor
den ze dan sesrueel voorgelicht.
Schande is 't".
De meisjes in kwestie keken el
kaar met vertederde glimlachjes aan.
Ze zagen er lief uit. Later maakte
een van haar kiekjes van pa in
volle actie. Want dat is het mooie
van kinderen. Zolang ze nog schellen
op de ogen dragen geloven ze in al
les wat vader doet, al loopt hij met
een aap langs de deuren.
,J.n de tijd van Nero," riep de
spreker met onverwachte humor,„lie
ten de Christenen ztch zingend voor
de leeuwen gooien. Kom daar nu
eens om! Ik zou toel eens een stel
letje leeuwen in de kerk willen los
laten."
,,'n Sigaartje?" vroeg de klaver
jasser aan zijn buurman.
,Nou, graag".
„Want die atoomoorlog komt om
dat dc atoombom ér is,", riep de spre_
ker, „Maar die atoombom, dat is
een zegen, want beide partijen weten,
dat ze 'm niet gebruiken kunnen en
daarom wórdt-ie niet gebruikt'.
De man voor me had de sigaar
ontstoken en bewoog 'm langzaam
heen en toeer onder zijn neus.
.JDa's een goeie," zei hij priizend.
Stelt V straks gerust exacte vra
gen over leven en dood,zei de spre
ker, „Maar eerst gaan we pauzeren
om een lekker kopje koffie te drin
ken'.
KRONKEL.
3331. Margot is. wel erg geschrokken, j«aar nu
ze zo plotseling tegenover haar oom staat, vraagt
zii hem öp de man af, wat die. enorme voorraad
wol,, dié'hier zo góed verborgen ligt, toch wel
betekent: „Daar heb jij niets mee te maken,
blaft de oude Brian, „vooruit, ga mee, de trap op!
In de salon zal ik nader met je'spreken. Maar
wanneer Margot in tegenwoordigheid van haar
oom aandringt op een .verklaring; ontsteken bei
den in hevige woede. „Jij hebt je neus niet in
onze zaken te steken!" gilt tante. „Vooruit, naar
je kamer! En blijf daar maar!" Margot verzet
zich, maar tante en oom stompen cn duwen haar
de trap op. Dan dreunt de deur achter haar dicht
en tante draait het slot om. Zij beeft van woede,
want nu zou het grote geheim, waarmee zijén
Brian al jaren rond lopen, toch nog bekend
worden.... En die brave Collins heeft nog méér
slecht nieuws.
Hét licht van haar lantaarn,
die ze op de grond had ge
legd en met stenen gestut, toonde
de omtrekken van.de aflopende ste
nen van de zoldering en ingemet
selde stenen van. de muren door het
pleisterwerk heen, dat in het boven
ste, deel van de kleine kamer nog
even helder en fris was als toen het
er bijna twee duizend jaar geleden
opgebracht was, terwijl in dé donke
re nissen langs de zijkanten de Fboe-
nicische doden '.stig om haar been
lagen.
Ze légde haar kussen aan het hoofd
van de slaapzak van de professor,3
dié nog behageljjk warm aanvoelde,
en ging daarna :iog even buiten zit
ten om een laatste sigaret te roken.
Het was bladstil en helemaal niet
koud; een zwak geluid van snurken
duidde de plaats aan waarde oude
Fernando in diepe slaap verzonken
lag, raaar verder was er behalve het
verre bulderen van de Atlantische
Oceaan op de zandbank geen geluid
te'horen; onder haar glansde de la
gune als mat metaal tussen zijn don
kere stranden. Kijk,3 'er waren lichten
op de Finetta; ie witte vorm van.de
boot was aan haar linkerhand nog
juist'.v zichtbaar; de patrijspoorten
wareh' niet; verlicht, maar er bewo
gen zich kleme lichtjes over de dek
ken, van zaklantaarns o£ scheepslam-
oen bijvoorbeeld. Wat was alles in
het maanlicht toch bedriegelijk!-
Julia -zou gezworen hebben dat het
jacht dichter landinwaarts; lag dan
gisteren, maar *3ij die onbetrouwbare
verlichting kon ,;e hot niet zeker zeg
gen. Zichzelf 'oornemend om van
nacht geregeld een "kijkje .te'.nemen
voor 't geval die meneer- Sniith iets
in zijn schild oerdc ging ze Daar
binnen en nestelde zich opdes pro
fessors vlooienzak tussen, bijna twee
duizend jaar oude lijken.
Ze was het niet van plan geweest,'
maar ze viel toch in slaap; Ze werd
wakker door een zwakgeluid vlak
in haar .nabijheid; haar oren spit
send maakte ze op dat het geluid
bij de ingang van de tombe van-
d aankwam. Een beétje geschrokken
tastte ze heel stil.naar haar lantaarn,
richtte die op de deuropening en
knipte hem aan. In het'scherpe witte
licht stond een een gestalte in Ber-
berkleding, of liever, kroop op hahi
den en voeten het kleine trapje af;
maar het was een engelse stem,die
scherp uitriep „Mijn. God! Wie is
dat? „Het gezicht onder de kap was'
dat van Colin, nu 2onder de kleine
baard.
Julia is het, „zei Julia kalm, ter-
wïjl.zé het verblindende licht een
beetje liet zakken. „En nu je hier
toch bent, zóu je nu; ook maar niet
;even* binnenkomen om met me te
praten,- Colin? Ik heb. lang genoeg
naar je gezocht,"
„Ja, dat weet ik en je hebt wel
roet' in 'het" eten gegooid, moet ik
zeggen," gromde de jongeman.
Maar. hoe dan ook, wat voer jij hier
op dit uur vaii de nacht uit?"
„Ik bewaak dit graf tegen roof
zuchtige Berbers, zoals jij," zei Ju-,
lia met een giechellachje.
Misschien was het 't donkere keël-
lachje .van Julia, het gegiechel," dat
hij zich Van vjroeger herinnerde en
dat. altijd zo' aanstekelijk gewerkt
had, waardoor Colin zijn vijandige
-houding min óf meer liet varen
in ieder geval kroop hij' -verder de
kamer in, hurkte neer met zijn rug
tegen de muur! en zei „Waarom
bewaak je dit graf?"
„Het is nog maar half blootgelegd
.misschien zit die kist achter je
hoofd wel boordevol met gouden ju
welen." 3
3 Colin kreunde.
„3en je weer hélemaalin orde?"
vroeg hij, „ik dacht dat je nog steeds
in het hospitaal lag."
„Het.-gaat wd weer alleen dat
arme gezicht van mij is nu iets min
der leuk om mee rond te lopen.''
„Laat me een kijken." Julia richtte
de lantaarn op haar voorhoofd.
„Goh, dat is geen kleinigheid," zei
de jongeman, terwijl hij voorover-
R Geslaagd dank zij...
eSa Hilversum
->/ '(3ekende SchriUeiijke Cursus).
leunde en met zijn vinger langs het
lange pleisterverband ging de in
timiteit van het gebaar en de een
voud waarmee bij 'iet maakte; voer
den Julia regelrecht terug naar Glen-
toran en de lange gelukkige'dagen
daar, met Colin, altijd weer Colin,
als haar onafscheidelijke en liefste
metgezel. „Zou je er een litteken van
overhouden?" vroeg hijnet ms
alle anderen, peinsde Colin,
„Us ben bang van weL Maar het
kan me niet zoveel schelen.*'
„Het speet me ontzettend dat ik
weg moest gaan en jou zo op de
grond achterlaten, „zei hij; onver
wachts." Ik wist niet eens of je
■dood'was of niet. Maar wij moesten
er direkt va* por.'Wie.was die Ame
rikaan die over je heen stond?"
„Oh, dat is eeri erg aardige jongen
Steve Keller; ik bedoel, ik heb
hem niet over me- heen zien staan,
maar hij was .de enige Amerikaan
ia het cafe, zodat hij het wel ge
weest moet zijn."
„Hoe aardig? Aardig genoeg om
,mee te trouwen?"
'Opnieuw kwamen Coiins woorden
onverwacht en zijn ogen waren ge
vestigd op haar gezicht, in het sche
merige licht van de lantaarn die nu
op de aarden vloer lag.
„Nee ik heb hem gisteren af
gewezen." Terwijlze sprak voelde
Julia tussen de proviand naast de
slaapzak naar de fles wijn.
„Voel je voor wijn? „zei ze, de
fles, in de hoogte houdend.Ik beo
ook' massa's te eten bij me, als 'je
soms trek hebt. Eerlijk gezegd, het>
ik zelf wel trek in iets."
„Gulzigaard!je bent altijd al
een kleine gulzigaard geweest, Julia.
Ja, we kunnen hest een hapje eten
ik heb ,zelf ook wel trek in iéts.
■Maar lang kan ik niet blijven".
Julia toverde nu de beboterde
broodjes en plakken van haar gelief
koosde rauwe ham tevoorschijn; de
wijn dronken ze om beurten uit. haar
kop. Het was een gezellig, intiem
etentje, daar in het graf; het ver
leden kwam weef naarboven drijven
de keren dat ze samen gepicnict
hadden, in rotsholen langs de kust
van de Schotse -Hooglanden, or Jn
bouwvallige huizen, beschermd tegen
de wind wanneer ze op de korhoen-
derjaeht waren: „Herinner je je «et
nog?" zéiden ze tegen elkaar. Jthia
had ergens zo'n. vaag gevoel dat Co
lin zich aan het. verleden vastklemae
om de problemen van het heden te
vergeten; maar tenslotte vroeg .bij
„Hoe is 't afgelopen met die nieuwe
zabnvijvcr op Glcntoran, die. juist a
was voordat, ik wegging? Hebben a®
palen het gehouden?"
Zaterdag 14 juni 1958