AMATEURTONEEL I 'de' noodlottige dirlcël Genietje Eén vijfde van personeel heeft goede ideeën i Kolonist voelt zich verkocht en verraden Droevig einde van een schoolreisje SPROETJE ÜM door FRANK AVONTUREN VAN "KAP m Speelse Speurtocht Donderdag 19 juni 1958: WIE DE ONTWIKKELING van het culturele leven in'Nederland, met enigszins open .ogen >.volgt, ontkomt niet aan de; indruk, dat het amateurtoneel bezig is vhh functie te veranderen en eetvnaast het beroepstoneel onvervangbare plaats in te nenieru -UW spijt van het veelal, onzekere..klimaat hier te lande is liet,openlucii|spej bezig zich een vast terrein fcveroverenniet 3llecn het toerisme ïs oorzaak, dat in steeds meer plaatsen de behoefte aan een eifeen theater wordt gevoeld, een theater dat men dan ook met eigen krachten, tracht te bespelen. Meer dan het dirigeren van kleine toneelgezelschappen als vliegende colonnes door „de provincie"-beeft dit,taai en niet aflatend streven met cultuurspreiding tc maken. Meer immers .dan vluchtige en gemakkelijke kennismaking^ met wat er zoal in de wereld te koop is, is cultuur de activering van de aanwezige krachten binnen het volksleven bok in de kleine gemeen schappen. Dat deze drang zich doorzet, ook waar de mogelijkheden tot passief opnemen via film-en televisie buitenmate zijn vergroot, kan tot verheuging en optimisme stemmen. Deze activiteit, ook waar zij haar resultaten niet kan vergelijken net het beroepstoneel en dit ook niet bedoelt, is een verblijdend teken dat er behalve streven naar bezitsvorming toch ook die drang naar hogere gemeenschapsvorm leeft, die het bestaan boeiend en zinvol maken, en die ook de'vereenzaamde intellectueel de band roet dè gemeenschap Wonnen doen gevoelen. IN VROEGER 1 'jden Openbaarde die gemeenschap zich misschien in •énkele volksdansen, maar toch meer In bandeloze feesten die cul mineerden in veel eten en drinkenden ook in minder onschuldige manifestaties als katknuppelen en palingtrekken. Het is. vel nuttig voor cultuurpessimisten eens stil te staan bij deze fase, die nog niet eens zo heel. lang achter ons ligt. In meer primitieve vormen is het amateur toneel niet zo piepjong meer, maar het bepaalde zich dan toch'in hoofd zaak tot het melodrama of de vulgaire klucht, waar meer ontwikkelden even welwillend glimlachend of spottend bij stilstonden; het volk moest fcijn vermaken nu eenmaal hebben. Thans ziet men een halve dorps bevolking ohder meer of minder deskundige leiding zwoegen op repetities, die velen-van hen een ongekende wereld openen. Het stuk is niet" meer de klucht, waarbij men zich" een ongeluk lacht om ivat dwaze capriolen, «och de draak» waarbij men zich te water schreit om de stakker die het zo ongelukkig heeft getroffen met het leven. Integendeel, het schijnt alsof men zich bewust .wendt tot het meer problematisch toneel; mèn durft het aan mét stukken van grote schrijvers: Shakespeare, Miller en Kaj Mnnk zijn geen vreemden meer, en he; publiek, dat vroeger geen schouwburg betrad, begint smaak en critische zin te krijgen bij de veelal tégen,matig entree opengestelde vertoningen, VELE VAN DEZE stukken stellen een maatschappelijk, een moreel of een godsdienstig probleem, dat spelers en publiek aanspreekt, waarover, men lang na de voorstelling nog discussieert. Vrees niet. te gauw, dat oiis theologiserend en moraliserend volk het teveel in de ernst zal zoeken, en de lichtvoetige muze zal gaan schuwen. Die komt vanzelf wel aan baar trekken, wanneer de vorm volledig is gevonden en mogelijkheden en-grenzen van deze gemeenschappelijke kunstvorm zullen zijn ontdekt. Maar geef toe, dat meer dan in allerlei cursussen en ontwikkelings avonden waar men kan ontdekken wat iedereen van alles Weten moet, bier een stuk levende cultuur bezig is 2ich te vormen, die ook de aandacht verdient van een .overheid dié belangstelling heeft voor actieve cultuurpolitiek. Het aanmoedigen en waar mogelijk steunen en ook sub sidiëren van:; deze. nobele kunst 'is cultuurspreiding in de beste zin van bet woord, die beschavend en verzoenend werkt. Beschavend en verzoenend, want zij brengt ons zo veelszins, verdeelde volk tezamen bij een spel dat allen belang inboezemt, ook Winder 'dat men daarvoor opzettelijk schei dingen hoeft te..doorbreken of onwezenlijkeeenheden te forceren. Het is spél, maar spél dat het leven verbeeldt, het leven waaraan wij allen deel hebben en waarin wij elkaar op tot dusver ongeweten wijze herkennen. Moge deze zomer ons vele'mooie dagen en veel geslaagde'openluchtspelen brengen. Die. amateurspèïers weten niet welk een waardevolle functie zij in '«ons volksleven vervullen." En laten ze het ook niet weten; want de waarde zit jnist'.hierin dat het- spél blijft. Immers, is spel niet de hoogste vorm van cultuur? r.V:- \/-v; F.S. DEN HAAG. Vit: de gezamen lijke Ideeënbussen van Nederland, door ongeveer driehonderd organi saties ingesteld, zijn het vorige Jaar méér dan - .30.000 verbetcringsvoor- Btellen tevoorschijn gekomen, waar van ruim dertig procent bruikbaar Is gebleken. Het aantal inzendingen In verhouding, tot de pèrsoneel- Bterkte lag gemiddeld beneden de twintig procent. Dit bïükt 'uit een enquête, door het Ned. Instituut voor Efficiency omtrent hét ideeën- bus-stelsel gehouden- Over het aantal ontvangen ideeën bleek 29 ct. van de geënquêteerden wel,' 45 pet- matig en 26 pet. niet tevreden. Met betrekking tot de kwaliteit van de ingezonden denk beelden waren deze percentages resp. 26, 63 en 11. Wat de beloningen betreft bleek, dat voor een aanvaard idee lande lijk in 1957 gemiddeld 38 gulden werd uitgekeerd; in 1955 en 1956 be droegen deze gemiddelden resp. 27 en 35 gulden. Bij grotere bedrijven, liggen de beloningen over t alge-, meen hoger, hoewel de kleinere eerder tot beloning van. een denk beeld, bereid blijken. De feitelijke beloningen varieerden in 1957 bij de onderscheiden bedrijven en diensten van,/-2,50_to:t 300Ö. (Van een onzer redacteuren) VVTaT dit,voorjaar, nog eer de beslissing was geval len, in Algiers, Constantine en Oran van de daken werd ge schreeuwddat vatte in het be gin van 1956' een „eoïön"een kolonist als.'zijn kijk op ;»de Algerijnse kwestie" tegenover een Parijs journalist in ^e-:vol gende bewoordingen samen; „Elk moment, dat de Algerijn se problemen ter sprake komen in het Franse parlement, heb ben de Algerijnse Fransen het gevoel, dat zij in dat parlement niet vertegenwoordigd zijn en dat de maatregelen, die er wor den voorgesteld, systematisch tegen hen zijr gericht." Hij zet te uiteen, dat de Franse Alge rijnen en dat niet slechts de eigenlijke planters, maar óók de zakenlieden en ambtenaren, ja alle lagen der blanke samen leving in Algerije zich door Frankrijk verraden en ver kocht voelen. Het antwoord op de vraag, waar óm dot zo is, heeft Claude Bourdct, redacteur van „Franee-Observateur" gegeven, toen hij in zijn blad schreef, dat men onder de Fransen in Al gerije slechts cén facet van de reali teit ziet.'* Dat ene facet is: het poli tieke. „Elke politieke verandering in Al gerije", aldus ,.Le Monde", „wordt dcor de Franse Algerijnen beschouwd als een iccneming van dc mohamme daanse invloed, als het toekennen van een klein stukje macht aan de muzelmannon. Dit staat voor hen al gelijk met oen „afstand doen van de macht" en een dergelijke ontwikke ling achten zij tc vermijden, ruïneus en onrechtvaardig.*' Afstand doen van de macht is - zeggen de Franse Algerijnen - overbodig, omdat de militaire oplos sing van het Algerijnse probleem voor het grijpen ligt als men maar doortast. De Algerijnen - zo rede neren zij - zijn slechts sterk bij de gratie van onze zwakte. Afstand doen van de macht is ruïneus - ,menen de Franse- Algerij nen - omdat de Algerijnse afzet markt een noodzakelijke bestaans voorwaarde vormt voor de Franse economie. Afstand- doen van de macht zou een onrechtvaardige oplossing zijn - aldus de Franse Algerijnen - om dat wij op Algerijnse bodem al gene raties lang vertoeven. In het document, dat de Franse regering op i oktober .1957 over „de Algerijnse kwestie" publiceerde. komt men hetzelfde argument tegen. „De Fransen en de tot Fransen ge naturaliseerde Europeanen", heet het daar, „leven vaak al drie of vier ge-; neraties lang in -Algerije en kunnen' niet anders beschouwd worden dan als a u t o c h t o n e n, in. dezelfde zin;' waarin de oorspronkelijke bewoners autochtoon zijn. Velen hunner zijn aan Frankrijk niet; door familieban den gebonden. Al hun belangen, al de dingen die hun leven de moeite waard maken, liggen in Algerije In veèlhartstochtelijker bewoor dingen hoorde ik deze dingen in Pa-' rijs, uit de. mond van iemand, die geestelijk volkomen tot de kolonis ten kan worden gerekend, „Wat", vroeg hij mij, „zoudt u doen, indien u, als Europeaan in Algerije uit Franse ouders was geboren; wanneer u er uw leven la».g pad gewoond en gewerkt, gelijk uw vader en moe der; wanneer u -nooit of te nimmer ook maar één voet in Frankrijk, had gezet' en niet dat land, doch Alge rije als uw vaderland, beschouwde?' Wat zoudt u doen, wanneer u zelf,- uw vader en uw voorvaderen tot diegenen behoorden, die Algerije ge ne Algerijnse Fransen voelen *Icti Uoor Frankrijk verraden en verkocht. Heftig zijn.op momenten van spanning hun reacties. De militairen moeten dc orde herstelten tijdens hun demonstra ties In Algiers, waarbij auto's van mohammedanen tn brand werden ge*.: stoken en... tussen blanken en muzelmannen soms flinke kloppartijen werden- gc- leverd. maakt hebben tót wat het hêöen is: een gebied..dat .moeizaam vrucht baarder is geworden dank zij :ênor- ■me" ïmgatiewerkeri en één ontzag lijke krachtsinspanning??'Een gebied 'waar nog. een omvangrijke "taak' •wacht,, 'infferdaaö! Maar wat, indien die taak' alléén door uws gelijken én uw nakomelingen kan worden vervuld? Wat, indien ge, met dit land, waarin ge zijt. opgegroeid ook bent vergroeid?". „Zó beschouwd", heeft„té Mon de" naar/aanleiding van juist'pre cies deze argumenten geschreven, „is het Algerijnse probleem,onoplos- baar!"..ili. EEN dergelijk, antwoord is een antwoord .aan .het Franse, .publiek, 'niet aan Algiers, waar men het niet verstaan kan, omdat men er een andere taal spreekt, omdat de Fran se Algerijnen het; probleem alléén' maar als een kwestie van politieke macht bekijken. Aangezien iedere „oplossing" slechts* kan. betekenen, dat er iets j van" hüii macht .wordt, afgeknabbeld en-zij deze juist „on deelbaar". achten, zien 'de kolonis ten een vijand in iedereen;'die-over „een oplossing van de Algerijnse kwestie" spreekt, in dé. eerste plaats in. Pierre Mendès-France. Hij is, in de jaren; die.: aan de gebeurtenissen van mei 1958 vooraf gaan, de exponent van een groep gemati'gde Fransen, die het verzet dér. Algerijnen en hun nationalis tische beweging opvatten als het symptoomvan een ontwikkeling, dié men o'véral ter wereld waar kan nemen; een ontwikkeling,, die men niét' uit de weg kan gaan en waar mee men rekening moet houden als men nog waardehecht aan het be kende gezegde: „Regeren is vooruit zien".,.. „Gouverner .c'est pré- voir"... Deze groep Fransen wordtge steund door dat. deel van het Fran se bedrijfsleven, dat een minder kostbare oplossing door óverleg te verkiezen acht boven een kostbare oplossing door geweld, omdat. het. becijferd heelt, dat men 'de beleke-/ nis van de Algerijnse markt' voor. de Franse industrie, hoe belangrijk c'ok, toch niet moet overschatten. Een jaarlijkse, uitvoer van 173 mil jard francs naar Algerije, een'jaar lijkse uitvoer van 957 miljard francs naar andere landen,'- dat wil zeggen dat/men in Frankrijk één werkdag per»week voor Algerije produceert,, tenminste als men er geen rekening meé houdt," dat 85 procent van. de Fransen voor de binnenlandse markt werken. Doet men..dat wel. dan-zou men -de produktie voor Algerije op een half uur per'Week kunnen stel len.''. -■ Voor de kolonisten én voor al-: le .'1 groepen in Frankrijk/ dié'; vast houden aan Öe koloniale dróóm van het verleden, die voor hen onlos makelijk verbonden is met Frank- rijks grootheid en mét Frankrijks 'machtspositiei— is Pierre Mendès- France^ in de .eerste plaats de man. die verantwoordelijk moet worden gesteld voor wat .zij „de smadelijke nederlaag" in Inöo-China noemen. Op hém richten zij - alle pijlen van hun Kritiek. „Al het ongeluk", zeggen de ko lonisten, en zij-, bedoelen daarmee het Algerijnse verzet „is door 'de redevoeringen, van Pierre Mendès- France gekomen/' De Poujadisteo, die wij ar'een keer terloops in het spelder krachten hebben ontmoet, zijn in deze voorlopig nog slechts op papier gevoerde strijd., ook al vanwege de belastingpolitiek van. Mendès, de natuurlijke bondgeno ten der 'FranseAlgerijnen. Op 14 april.1956 schrijven zü in hun krant „Fraternité Franchise", dat „de Al gerijnse politiek 'ten prooi 'is aan de intriges van Mendès.*" Zij laten, zich komische noot zelfs zo .doot' hun haat meeslepen, dat zij er zeer' onlogisch aan toevoegen, dat wan neer de man, wiens aftreden zij el ke dag lulde eisen, inderdaad als premier zou heengaan, hij dit zou. doen„óm dc Algerijnse Fransen dwars te zitten"! „Elk wonder", al dus de Foujadist Claudé Thierry, „dat Mendès tevoorschijn wil tove ren. kan slechts neerkomen óp het verlies van' Algerije." Als een echo op die woorden hoort 'men aan de andere kant van de Middelland se Zee in die dagen reeds de leuze uit'dé meidagen van '58: „L'Algérie frangatse!" ALGERIJE 'Frans? ..Dat is het" zegt -„Dé Monde". ..slechts op pa pier en in formules, die uit 1830 stammen. Het streven er op die verouderde manier te blijven is bij voorbaat een verloren zaak. Maar wat dan? Het vertrek van de Fran sen uit Algerije? Dat is ook een on mogelijke hersenschim:' een miljoen mensen notabene. voor wie in Frankrijk"geen werk is en geen wo ningen zijn. De enig mogelijke op lossing is een deling van de macht met de Algerijnen en een vergaan de autonomie. Afwachten leidt tot niets!'' Maar juist de politiek van af- wachten is, naar blijken zal, de eni- 1 ge, die mon gevolgd heelt. (Van onze correspondent) BOXTEL. Gisteravond is te Ros malen de elfjarige Johanna vanRooy uit Den Bosch door een .vrachtwagen niet aanhanger van achteren aange reden en op., slag gedood, terwijl zij met haar klasgenoten óp. de fiets te rugkeerde van een schoolreisje. OSLO De Noorse minister van Buitenlandse Zaken heeft in het par lement verklaard dat, indien het niet' mogelijk zou blyken overeenstem ming te bereiken over een uitbrei ding .der drie-mijlszone van territo riale wateren met eeri bepaald zee gebied ten behoeve van, de visserij van de kuststaat, Noorwegen wel licht gedwongen zal zijn maatregelen te nemen ter bescherming van de visgronden, langs, zijn kust. (Advertentie LM.) DAGELIJKS FEUILLETON DOOR ANN BRIDGE Die. "vtrtcrwt" was eed Schurk die "Hamletm heet.. De zwerver was ook Etri xhürk„ ATAAR HIJWA5 rt|£T DE/HELPER VAH HAMLET MAAR HAML£f2aPI INSPECTEUR, IK HERINNER Mt IflEErti DAT IK NOütEN 5T£L YlNöfcRAfPRUKKEN 2ljf1 DIE VAT1 ZIJN HELPER moi &Rtnö ZE ÖAuWHIERl 5P->'-cT)t,V\t vin- etfts. 'tukkem vArt JOU WAREN PRtDü WATWEriOÖTErt HEB BEft...W£WÜDlNU WlfcOiC rtAMAAk- DffÉcnye was. 3385 De wind is gunstig en Rob verwacht nog vóór de avond het eiland Hoy te kur.nen berei ken. „Jammer, dat Dick niet mee is gegaan *egt Ted Williams. „Och," /.egt Rob. ..ik vermoed dat hij andere zorgen aan zijn hoofd heeft. Dice staat aan dc wal cn kijkt de „Ranger na, wan neer-An hem op de schouder tikt. Snel vertelt zij hem. wat er de laatste dagen op Douglas Hall is gebeurd. Xyk, daarginds gaat ook dé trawler „Bella" roet Brian en een stel potige Jongens aan boord,- „Moeten we Ted en Rob niet waarschu wen?" vraagt Dick zich af. Maar hoe? De „Ran ger" heeft geen. radio, aan boord: „Denk liever aan. Margot," zegt An, „je-hebt hu de kans om haar weg te halen/want die ouwe is nu van huis. Ik weet niet, wat er precies aan de hand is. maar Margot is in gevaar. En dit is je kans, Dick, Na een bad genomen, een paar uurtje3 gedut eh geluncht te hebben, was ze volkomen opgefrist en tegen de tijd dat ze .arriveerde, was de kist al naar de schuur gebracht. Cai'nforth. had, ingenieus als-hjj. was éen hangmat gekocht :-bij oen van de scheepshandelaars aan de haven enhierin werd dé 'kist zonder averij de steile helling tussen de rotsen af gedragen, Hij lag.nu- op een geïm proviseerde kleine tafel en; Madame Le Besse, Julia en Fernando ston den er omheen, brandend Van nieuws gierigheid en achter hen-alle acht Berberarbeiders die hun zwaar ia' de nek ademden toen het deksel op 1 werd gelicht. Camforth, die - zowel: ervaren als ingenieus was, was met i de archeologische sektie van de Admi nistratie overeengekomen dat. hem 1 twee sergeants van de Zönepolitie ter- beschikking gesteld werden, die hij izelf bij de, ingang van het graf op' iwacht zetté,. voor 't geval dat de goedgeïnf ormeerde dorpsbewoners Juit de omtrek 't in hun hoofd haal den 'n strooptocht op klaarlichte dag ■te'ondernemen. „Is er niemand bij u geweest vannacht?" vroeg hij "aan Julia,, toen hij haar kwam aflossen. „Geen levende ziel," zei ze zonder een spier te vertrekken. Wat uit de 'kist tevoorschijn, kwam beantwoordde volkomen aan Julia's ondeskundige, maar vurige verwach tingen, toen de professor uiterst voor zichtig het ene voorwerp na het an dere eruit lichtte en op watten in 'n grote kartonnen doos legde. Twee kleine terrackotta godenbeeldjes één ervan was' Astaroth, roet- een slang er om heen Een kleine amulet om boze gees ten te weren; een handspiegel met een fraai bewerkte achterzijde; een heel klein, delicaat cosmetisch kist je. „Arme stakker, ze gebruikte al rouge," zei Julia, toen ze het kistje in haar armen nam en er een vage kleur in ontdekte. Tenslotte kwamen de juwelen. De stof in deze grafkist was zonder eni ge twijfel die van eten vrouw want tevoorschijn kwamen een paar oor ringen, halve manen aan tere kettink jes/een fijne, gouden....armband die slechts om de .smalst denkbare pols paste, een paar ringen. Tot slot, na verschillende malen in de kist ge blazen, en er voorzichtig .met een oude scheerkwast in rond geveegd te hebben, haalde de professor er een prachtige halsketting uit. „Mon Dieu!" riep Madame La Bes- se uit. „Dat noem ik nog eens de moeite waard!" „Tóe, laat mü hem eens omdoen," zei 'Julia, terwijl ze'haar poederdoos je opende en het tegen de deksel van de kist zette; ze hield de ketting voor haar hals en keek in de kleine spiegel. „Wees eens royaal," De pro fessor lachte. Hij besloot de rest van de grafkis ten dezelfde middag nog naar Tan- ger te laten brengen en veilig'in het museum op te bergen; De hang mat deed weer goede diensten om ze naar beneden te brengen- en Julia reed vergezeld van een van de politieagenten, in de Chrysler heen en weer, met deze ongewone pas sagiers, dode Phoeniciers, achterin. Ze reed onverantwoord snel met het oog op het diner aan boord van de Frivolity; bovendien wilde ze als er nog tij dvoor was, van tevoren nog een paar woorden wisselen met Pur- cell de plaats van ontmoeting zou nl, in de bar zijn. Toen ze klaar was bleek dat er geen tijd meer was om zich te verkleden - schone kousen, anlere sandalen, vlug even wassen en neus bijpoederen, dat was alles. Daar na. liet ze-.zich wegbrengen door een taxi; Ze trof PurcëHalleen aan. „Het Is me gelukt, ik ben er het eerst!" riep ze uit, terwijl ze zich; neer liet vallen in een stoel. „U riet er uitgeput uit," zei de man. „Wilt u een whisky om wat bij te komen." I f).,ETREKKELUK tevreden op een UanJcje in de zon gezeten, üiicht rik' met compassie aan alle arme kin- dereri,-die nti inrbedompie kamertjes, blokken-' ómdat?zc^ straks sidderend; onder het alles doorvorsend tele-oog- 1 van: de. eindexamencommissie -mce-, ten-V verschijnen. Behoort L: ook tot.de getrrojjen ge zinnen, die op kousenvoeten, door Het. huis sluipen om de candidaut niet tev storen?. Dón heb ifc^halsènt uor/Lfpj du~ pevrees: Mocht Uw'zoon straks- bij het wegen te licht bevonden worden, 'dan bestaat er een royale .kans dat hij léeri van Necrlands grote mannen iVQTdeii'zal, Want genialiteit valt niet te meten en tiet is, zolmg de wereld draait/ dan ook ee?» soort folklore dat dé reuzen der mensheid later, óp de top van hun lauweren, monkelend vermelden, hoe slecht ze waren op schoot,'Je hebt natuurlijk ook. vol--, slagen mislukte, grijsaards dte op school niet deugden/maar ztj zeggen; het nooit, omdat, het aardige zwart wit effect aan hunmededelingzou ontbreken.. Doch in (betrekkelijke) ernst juist in deze examendagen las ik, met-, grote belangstelling, de -drukproeven- von een boekje „Over Poésjkin", dat binnenkort verschijnen zal en aardig meteriöaï bevat over een genie op school. Het is een door Charles B. Timmer verzorgde collectie anekdo ten, bijeengegaard uit- het werk van alle mogelijke mensen die tn hun leven, op de een of andere manier, met de grote Russische dichter in. aanraking zijn geweest. De collectie begint al vroeg, na- ■melijk toen Poesjkih 1 jaar oud was en in een park Werd gelucht-Tsnar Paul Petrowitsj drentelde daar ook rond en tetss zó verbolgen om dat het kindermeisje, iruhaar verwarringt vergat 't hoofdje van het wurm eer biedig voor hem te ontbloten, dat hij de eminente baby hcogsi persoon lijk het petje afrukte, voor een'des poot van een zo groot rijk ongetwij feld een gedetailleerde bemoeienis. Uit Poesjfcins lyceum jaren;si)n ver scheidene getuigenissen van-leraren bewaardgebleven, die mij. geschikt lijken ouders van thans zwoegende examen kinderen al bij voorbaat moed té geven. y v. „Zeer lui.in.de klas niet attent en niet bescheiden,,'rapporteerde de héér Kartsew, die rekenkunde doceerde „Vertoont geen slechte neigingen, is; zeer gevat, helaas evenwel alleen als het gaat om zinledig - gebabbel. Vorderingen zeer middelmatig".Een inspecteur van het onderwijs boek staafde dat Poesjkin ,,'n begaafdheid bezit dieeerder in het uiterlijke schittert, dan innerlyk gefundeerd is." Andere docenten .onderkenden zijn uitzonderlijijke talenten- wel degelyic, maar de schooljongen Poesjkin maakte het ook zijn opvae- ders, die hem welgezind, waf en, niet gemakkelijk; De directeur van het lyceum, een gevoelige man, gaf regelmatig par tijtjes tn zijn huis voor begaafde leer lingen, Poesjkin- bleef er al spoedig weg. Dat trok de man zich erg aan. Op eert keer trof hij de knaap op despeelplaats en vroeg hevi bewo gen naar de oorzaak. Poesjkin wierp ztch, na kort nadenken, wenend aan zijn borst en riep; „Het is allemaal mijn schuld. Ik. heb U tót nog toe niet begrepen en weten te waarderen." Ook de directeur liet de waterlan ders de vrije loop, uit vreugd dat het nu- tenminste in orde was. Maar even later betrapte hij Poesjkin in de klas. De jongen had een - karikatuur van hem getekend eh daaronder een bij zonder' boosaardig epigram aan zijn.-., adres geschreven „bijna een smaad-, schriftDe directeur zei alleen: „Nu begrijp ik waarom je niet bij mij thuis, wenst te verkerend Ik weel alleen niet, waarmee ik die antipathie heb verdiend1 JVeen, genie'tjes in korte broek zijn zelden' lief.' Poesjkin'.T leraar schoonschrijven, hield dan ook het hoofd koel én ging de eeuwigheid van de literatuurge schiedenis in, mei deze onwrikbare uitspraak: Laat U geen zand in deogen strooien een deugniet was het en verder niets!" KRONKEL. HOORN. Gistermiddag is op de Oosthuizerjaagweg tussen Beets én Oosterhuizen de ?Ö-jarige monster nemer G, Brak uit Etersheim door een auto aangereden en gedood. Hij stak plotseling-'de .rijweg over- „Ja, graag. Maar laat hem het doen" zei ze, toen de nieuwe Arabische bediende verscheen. „Ik wil u even spreken." Purcell kwam onmiddellijk naar haar tafeltje, toe. „Ik heb hem gezienl" zei ze riet glinsterende ogen. „Mooi zo. Waar?" „In een graftombe!" bracht ze er triomfantelijk uit/ Maar dè glimlach op het gezicht van de halfbloed sprak een eigen taal. „Odat weet u" dus ook al!" „Niemand kan u ver rassen," zei ze met een pruillipje. „Nee, ik ben wel degelijk ver baasd, want hoe kwam U daar in het holst van de.nacht?" „Ik bewaakte een van onze gra ven dat vol zat met de mooiste dood kisten en' hij kwam er bij vergissing binnen." „Het was nogal onvoorzichtig van u, als ik het mag zeggen u hoorde in bed te liggen, na wat u overko men is." „Welnee, ik heb heel goed gesla pen, behalve toen bij daar was na tuurlijk. Oh, -zulke prachtige juwe len! we hebben een van de kisten vanmiddag geopend." Purcell ging .niet op de grafkisten in. -• „Hebt u de 'ander ook ontmoet?" „Wie, Totrens? Die koelbloedige vis? Nee, en ik wil hem niet ontmoe- ten ook." „Het is'eën.;heel 'aardige man," zei de halfbloed glimlachend. Op haar beurt ging Julia .niet op deze opmerking in. „Luistqr eens, mijn besté meneer Purcell "'"'.vertelt u me "eens yiug, voor de anderen komen. U was het, die hem op Colin - opmerkzaam hebt gemaakt na dat geval met Gro ve, is het niet?" „Heeft uw neef u dit verteld?" vroeg Purcell. „Nee ik heb het hem verteld! Maar het is waar, niet?" „Ja, het is waar." Ze keek hem een ogenblik zwij gend aan. Toen „Wel nu het er naar uitziet dat de Kele affaire toch op apegapen ligt, kunt u me nu ook zeggen wat uw plaats precies is in dit alles?" Hij stootte een van.zijn zeldzame lachjes uit, „Daar u ér anders zelf toch wel achter zult komen, zal ik.het u zeggen. Ik heb geruime lijd zullen we zeggen: samengewerkt? met de mensen van de Britse Geheimedienst. Tenslotte ben ik Brits Staatsburger." „O ja, bent u dat?"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Parool / De Schiedammer | 1958 | | pagina 1