McNamara over oorlog in '66 ft Venqmdedrie schelpen. Tink bij i. .4 Onder wij sgenieter s en hun staat Bommen hadden weinig invloed op Hanoi DRIE PRESIDENTEN ESCALATIE IN VIETNAM ONDER Pèntagon-papers SHELL pagina 4 - woensdag 7 juli 1971 pp JJE juridische strijd over de pu blikatie van dc Pentag-ondocu- menteri over Vietnam is inmiddels gestreden: het Amerikaanse Hoog gerechtshof heeft uitgemaakt dat de publikatie geoorloofd is, omdat de regering niet aannemelijk heeft kunnen maken dat dc nationale veiligheid door de publikatie zou worden geschaad. Over die uitspraak kan men zich slechts verheugen. Het gaat hier heel duidelijk om documenten van inmiddels historisch belang. Dat de regering de publikatie vervelend vond is wel te begrijpen. Maar dat Is, gelukkig, niet genoeg om publi katie ook te doen verbieden. Het juridisch gevecht heeft het uitzicht op de zaak zelf, die toch belangrijk genoeg Is, min of meer verduisterd. Wat" te denken van dc inhoud van wat er nu gepubliceerd is? TjË documenten en analyses be slaan 7000 gedrukte pagina's. Wij hebben ons tot dusver moeten baseren op de uittreksels die de New York Times daarvan gemaakt heeft, en daar ook zelf weer een se lectie uit moeten brengen. Dat dwingt al tot enige terughoudend heid bij het uitspreken van een oordeel. Vervolgens moet worden bedacht dat het geheel in opdracht van de toenmalige minister van De fensie McNamara, is samengesteld. De opdracht werd gegeven omdat juist McNamara ernstig was gaan twijfelen aan dc zin van de Vietna mese oorlog. Een zekere subtiele eenzijdigheid is dus niet uitgeslo ten. Verder moet er rekening mee gehouden worden dat degenen die de stukken verzamelden (een der tigtal ambtenaren en historici) wèl toegang hadden tot de stukken van het Pentagon, het ministerie van Buitenlandse Zaken en de CIA, maar niet tot de documenten van het Witte Huis (waar de beslissin gen zijn gevallen). Tenslotte moet worden bedacht dat niet ieder do cument iets zegt over de in werke lijkheid gevoerde politiek: een groot aantal van de gepubliceerde stukken zijn van voorbereidende ambtelijke aard en zeggen weinig of niets over het proces van „deci sion-making". Ondanks die reserves zijn er toch wel enkele conclusies te trekken: 1) opeenvolgende Amerikaanse re geringen hebben, met betrekking tot de oorlog in Vietnam, het con gres en de kiezers misleid; Z) de escalatie van de oorlog in Vietnam was niet het ongewilde gevolg van tragische toevalligheden, maar een bewuste politiek; 3) bij de overwe ging van de In die oorlog te gebrui ken middelen werd geen Ameri kaanse regering door morele over wegingen geremd. Hel is belangrijk dat dez- dingen nu op onmiskenbaar duidelijke wij ze aan het licht gekomen zijn. Tegelijkertijd zou het onjuist zijn om te menen dat door deze publi- katies het laatste woord over dc oorlog in. Vietnam is gezegd. Het beeld is nog verre van compleet: we weten méér, maar we weten lang niet alles. Overigens is de publikatie op ziclizelf een politiek feit, met poli tieke gevolgen. Het gevoel van ma laise en weerzin ten aanzien van de oorlog in Vietnam zal er nog door versterkt worden. Niet de nationale veiligheid wordt daardoor be dreigd, maar wel wordt de bereid heid van het Amerikaanse volk en van degenen die in Vietnam dienen of moeten dienen, om „vol te hou den" verder aangetast. .Wij geloven, dat de Verenigde Staten, of er nu, wel belangrijke nieuwe diplomatieke initiatieven genomen worden af niet, een fors aantal nieuwe troepen, naar Viet nam moet sturen om te voorkomen dat wy steeds weer verslagen wor den. Prognose op grond van de aanbe volen maatregelen,- De maatregelen zoals wij die aanbevelen (meer troepen naar Vietnam red HP) zullen geen succes garanderen. Onze inlichtin gendiensten menen dat de huidige communistische politiek er op ge richt is de oorlog in het zuiden krachtig voort te zetten. De com munisten geloven nog steeds dat de oorlog lang zal duren, dat de tijd hun Bondgenoot is en dat hun uit houdingsvermogen groter is dan het onze. Zij zien in dat de VS-ver- sterkingen van 1965 betekenen dat wij vastbesloten zijn een nederlaag te voorkomen en dat meer troepen verwacht kunnen worden. Hoewel de communisten ernstig zullen blij ven lijden ander de grond- en lucht acties van de Zuldvietnamese en Amerikaanse strijdkrachten, ver wachten wij dat zij als zij horen Uittreksel uit een Memorandum van minister van defensie Robert McNamara aan president Johnson over militaire en politieke acties die hij aanbeveelt voor Zuid-Vietnam. Het memorandum werd inge diend op 7 december 1965. L3ter volgt een memo van 24 januari 1966 waarin McNamara het memo randum herziet. van emg Amerikaans plan de strijdkrachten te versterken, hun eigen deelname zullen verhogen en dat 2ij de capaciteiten en de wil van Amerika om door te zetten op een hoger conflictsniveau met meer verliezen zullen testen. (VS-verlie zen na aanbevolen maatregelen moeten geschat worden op 1000 per maand). Als de Verenigde Staten bereid zouden zijn voldoende troepen te sturen (misschien 600-000 man of meer) zouden we uiteindelijk kun nen voorkomen, dat Noord-Viet nam en de Victeong de strijd op een belangrijk: niveau voortzetten. Als dit ptint bereikt zou zijn, zou echter de vraag kritiek worden of China tussenbeide zou komen. (Wij Z(jn het er in het algemeen over eens dat de Chinese communisten zullen ingrijpen met geveehtstroe- pen om de vernietiging van het communistisch regiem in Noord- Vietnam te vooi komen. Het is min der duidelijk of zij" ook tussenbeide Deel van een memorandum voor minister van defensie Ro bert McNamara. Het memoran dum is niet ge signeerd, maar zou zijn van de hand van onder minister van de fensie McNaugh- ton in wiens handschrift het document is geda teerd op 30 januari 1966. Dc huidige militaire situatie in Noord-Vietnam. Fysieke gevolgen van bombarde menten: a. Noord-Vietnam heeft zich moeite en fysieke inspanning moeten getroosten om de kosten op te bren gen voor de steun aan de Vietcong; b. Het beste oordeel van de inlich tingendiensten is dal: (1) De bom bardementen mogelijk wel of niet door vernietiging of uitstel heb ben geleid tot een vermindering van de toevoer aan mensen en voorraden aan de strijdkrachten in het zuiden; (2) De bombardementen geen f* br. '05 begin dagelijkse bombardementen op Noord-Vietnam Westmoreland opperbevel hebber eug. '64 Tonkin Incident 22nov,Uohn Kennedy f 14.500 16.300 23.000 Vietcong opgericht 1961 1952 KENNEDY 1966 JOHNSON 1970 NIXON zouden komen om een nederlaag van Vietcong en Noord-Vietnam in het zuiden te voorkomen.) De in- lichtingendiensten zien een kans van iets meer dan vijftig procent, dat in dit stadium Hanoi en Peking ertoe zouden besluiten hun inspanningen in het zuiden te verminderen, en hun reserves te bewaren voor een ander tijdstip. Maar de kan? is b(jna even groot dat zij de oorlog zullen uitbreiden en grote aantal, len Chinese troepen in Vietnam zullen brengen. (Zij hebben be paalde voorbereidingen getroffen die in deze richting zouden kunnen wijzen). Gevolgtrekking is aus dat de kansen ongeveer gelijk zijn, dat v/ij, zelfs met de aanbevolen maat regelen, begin 1967 geconfronteerd zullen worden met een militair evenwicht op een veel hoger ni veau, met een niet van de grond komende pacificatie en met een kans op een actieve Chinese inter ventie, die ieder uitzicht op militair succes blokkeert. Memo van 24 januari 19GS: De gezamenlijke chefs van staven zyn van mening dat de evaluatie in paragraaf zeven aan dc pessimisti sche kant is met het oog op de con stante en zware militaire druk die onze troepen in Zuid-Oost Azie kunnen ontplooien. Hoewel de vol gende factoren tot op zekere hoogte moeirjk weegbaar zijn, geloven zij dot daaraan meer gewicht moet worden gegeven: a. Het cumulatieve effect van onze luchtaanvallen tegen Noord- Vietnam op het moreel van Noord- Vietnam en hun mogelijkheden om mensen en materieel van het noor den naar het zuiden te krijgen. b. het effect van voortdurende aanvallen en afmatting op de grond en uit dc lucht op de groei van de Victeong strijdmacht en op het mo reel en dc gevechtsvoardigheid van de Noordvietnamcse en Vietcong- strijdkrachten. e. Het effect van de vernietiging van bnsisgob' ,an de Vietcong op do moge ticheden van de Noord vietnamcse en VC-strijdkracbtcn een lange periode van gevechtsope- raties vol te houden. d. Be blijvende wil van Hanoi een strijd voor te zetten waarvan ij weten dat 2ij hem niet kunnen w;nnen gezien de steeds verder gaande vernietiging van hun eigen lanr'. verandering hebben gebracht in het vermogen van Noord-Vietnam de Vietcong te helpen aan wat deze nodig heeft; (3) Toekomstige bombardemen ten op Noord-Vietnam niet de ver wachting mogen wekken dat de materiële limiet van de militaire hulp van Noord-Vietnam aan do Vietcong zal zakken beneden het niveau dat de Vietcong nodig heeft. 2. Invloed van de bombarde menten a. Br zijn geen bewyzen dat de bombardementen het waar schijnlijker hebben gemaakt dat Noord-Vietnam zal beslissen zich uit de oorlog terug te trekken, b. Er is evenmin bewijs dat de bom bardementen ertoe hebben geleid dat Noord-Vietnam de oorlog wil uitbreiden en voortzetten tot een uiteindelijke overwinning, c. Toe komst van een bombardementsstra- tegie: Hoewel het bombarderen van Noord-Vietnam het moreel van Zuid-Vietnam verbetert en een ar gument verschaft bij onderhande lingen (ais deze gevoerd zouden worden) is er geen bewijs dat het in substantiële mate dc kracht of de wil van Noord-Vietnam om de Vietcong te helpen vermindert Noord-Vietnam weet dat wij het met bombardementen niet tot stop pen kunnen dvingen, en dat wij niet zonder een onaanvaardbaar ri sico van een grote oorlog met Chi na of Rusland of met beide, Noord-Vietnam tot stoppen kunnen dwingen door het te veroveren of volkomen te vernietigen. Wetend dat wij hen niet kunnen dwingen zolang zij niet beïnvloed worden, btjjven zij moeilijk tc beïnvloeden. Met voortdurende Nooróvïetnainese hulp aan de Vietcong, kan een overwinning in het zuiden voor eeuwig huiten ons bereik blijven. Na duidelijk uiteengezet te heb ben waarom er niet gebombardeerd moet worden, zegi het memo welk Yoordccl een anli-infütraüc-barrière biedt. H. Hel Barrière-voorstel in con crete». A. De Verenigde Staten en Zuid- Vietnam moeten het plan aanne men dc Noordvietnamese hulp af te snijden met een barrière op-de- grond over de Ho Tsji Minh route in het gebied rond de zeventiende breedtegraad en langs route num mer 9. Zo nodig dient de barrière te lopen vanaf de zee door Vietnam en Laos naar de Mekong, een rech te lijn van circa 160 mijl. B, In Laos moet een af weerzone komen die voor iedereen verboden is van ongeveer tien mill breedte. Deze moet worden gelegaliseerd via pachtcontracten, internationale instemming, het bieden van com pensaties en dergelijke. C. Een. grote militaire en techni sche inspanning moet erop gericht zijn een fysieke barrière op te rich ten bestaande uit mijnenvelden, prikkeldraad, muren, greppels en verdedigingswerken die geflan keerd movt zijn door ontblr ^de stroken. D. De hi'idige bombardementen op Noord-Vietnam en Laos moeten nauw verl/ondan worder. met dc ofweerzonn cn de aanleg van de barrière doordat zij I, worden uit gevoerd bünen de tien mijls zone in Laos, o£ 2. dienen air «teun bij de aanleg van de barrière 3, die nen als afschrikking in afwachting van de voltooiing van de bamèrc. E. Op zee en vanuit Cambodja moet de afscherming natuurlijk in tensief worden voortgezet. (Bekend gemaakt zou kunnen worden dat alle bombardementen op Noord-Vietnam gestaakt zullen worden zodra er geen sprake meer is van infiltratie of van verzet te gen de aanleg vün. de barrière. (ADVERTENTIE) Gratis edite schelpen uit de wereldzeeën Nooit eerder kon u zo gemakkelijk een bijzondere ol 2 liter Shellina F/emlx krijgt u er één. verzameling schelpen aanleggen als nu. Bovendien heelt Shell een fraai uitgevoerd Shell zocht ze voor u op uit tropische en schelpenboekje voor u. subtropische zeeën. Samen met een handige verzameldaos voor uw En geeft ze u gratis.Bij 20 liter benzine schelpen voor slechts 75 cent. Door het plan van de nieuwe rege ring om collegegeld en schoolgelden te verhogen is er aandacht gekomen voor een- lang versluierd gebleven vraagstuk. Dat betreft de ongelijke manier waarop jongeren vanaf 16 jaar van staatswege worden behandeld. Enerzijds is er de grootste groep, onge veer Co procent, die dan gestopt is met on derwijs. Deze jongeren zijn ingeschakeld in het arbeidsproces en betalen belasting. De andere groep is beter af. Zij krijgen wèl onderwijs in de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs, bij het hoger be roepsonderwijs en aan de universiteit. Daarmee krijgen zij in feite een hoge per soonlijke subsidie van de staat, dus van de belastingbetalers. Onderwijs is immers verschrikkelijk duur. Als we ons tot het wetenschappelijk onderwijs beperken, kost een student in een „technisch vak" medicijnen, tand heelkunde, natuurwetenschappen, techni sche wetenschappen, landbouwkunde per jaar ca ƒ23.500 aan onderwijsvoorzie ningen, Studenten in de rechten, sociale wetenschappen, economie, letteren enz. zijn goedkoper, maar ook hun onderwijs komt per jaar toch ook nog gemiddeld op zo'n ƒ7.000- Men kan gemakkelijk bereke nen hoe groot het financiële douceurtje is dat deze „onderwij sgenieters" op die ma nier In de schoot krijgen geworpen. Het spreekt vanzelf dat de school- en collegegelden die op het ogenblik betaald moeten worden, in geen enkele verhouding staan tot het persoonlijke nut dat deze stu denten en scholieren van het onderwijs trekken. Nu zou dat allemaal nog niet zo erg zijn als er later voor beide groepen jeugdigen gelijke inkomensmogelijkheden bestonden. Maar daar is geen sprake van. Men kan dus zonder meer stellen dat dat deel van de jongeren die niet zozeer door persoonlijke verdienste, maar meer dank zij de voorsprong die hun milieu en erfelijke begaafdheid hun hebben ver schaft jarenlang op kosten van de ge meenschap onderwijs genieten, om dan nog eens in hun latere beroepsleven beloond te worden met een hoger Inkomen. Zo bezien is het bepaald niet onredelijk deze jonge ren c.q. hun ouders voortaan te verplich ten, zelf een groter deel van de kosten van hun opleiding te laten betalen. Het systeem dat bedacht is om hen hier toe in staat te stellen heet „rentedragende studieleningen". Die term staat ook in het regeerakkoord-Steenkamp op basis waar door Ferry Eiselin van de regering-Biesheuvel van start gaat. Het idee hiervoor is geboren in de commis- sie-Andriessen, die zich op verzoek van de minister van onderwijs en wetenschappen al meer dan drie jaar bezighoudt met het vraagstuk van de studiefinanciering. Binnenkort zal de commissie haar rap port klaar hebben, en naar verluidt staat de overgrote meerderheid ervan een stelsel voor waarbij studenten geld kunnen lenen van de staat, met dien verstande dat zij hun schuld moeten gaan terugbetalen twee jaar na hun afstuderen. Als hun inkomen boven de grens van de inkomstenbelasting 18.000) is gestegen. Zij zouden dan ieder jaar 15% van dat moerinkomen moeten te rugbetalen, net zolang tot hun schuld is voldaan of tot zij 65 jaar zijn geworden. Dit stelsel lijkt het rechtvaardigste dat te bedenken valt, maar toch schuilen er o.i. gevaren in. In de eerste plaats zou het juist voor dc mensen met een laag Inko men, van wie in Nederland slechts heel weinig kinderen tot het wetenschappelijk onderwijs doordringen, v/el eens een al te hoge drempel kunnen gaan vormen, als zij op voorhand weten dat zij zich diep in de schulden moeten steken als zij willen gaan studeren. In de tweede plaats versterkt een derge lijk systeem de grote inkomensverschillen die op het ogenblik al bestaan tussen hen- die wel en die niet een voortgezette, al dan niet academische, studie hebben gevolgd. De student wordt namelijk een „onderne mer" die in. zichzelf „investeert" en daar van „rendement" wil hebben. Hij zal m.a.w. een hoger salaris eisen als hij afge studeerd is. In de derde plaats zullen de grote werk gevers zoals de staat (dpnk alleen aan de leraren!) en het bedrijfsleven er niet om heen kunnen, (een deel van) de studie schuld van hun werknemers voor bun re kening nemen, hetgeen zij als het even kan, zullen doorberekenen in hun prijzen. Dat zal de inflatie nog verder aanwakke- Dat er grote onrust zal ontstaan over de vervijfvoudiging van het collegegeld cn de vermoedelijke invoering van rente dragende studieleningen, is maar al te be- ;njpelijk. Deze maatregelen vormen te za- men een grote lastenverzwaring voor ou ders met studerende kinderen en voor de studenten zelf. Een verzwaring dit zoals zo vaak het meest zal drukken op de mensen met lagere of middeninkomens. Anderzijds: er moet iets gebeuren. De kosten van het tertiaire onderwijs en vooral van de universiteiten stijgen zo snel. dat, als er niets wordt gedaan, er over zo'n twintig jaar alleen nog een rnmisterie van onderwijs bestaat. Dat soupeert dan. alle begrotïngsgelden op. De roep om stroomlijning van het uni versitair onderwijs en betere selectie van de studenten is daarom uiterst begrijpelijk. Men zal moeten afwachten of het wetsont werp dat minister Veringa beeft ingediend en dat teruggaat op de nota's van prof. Posthumus, regeringscommissaris voor het wetenschappelijk onderwijs, in dit opzicht soelaas zal bieden. Dat maakt de selectiedrempels welis waar hoger (invoering van een seïecüef propedeutisch examen enz maar afge wacht moet worden of de universiteiten verantwoorde criteria kunnen formuleren om die selectie op te baseren. Want selec teren ls altijd het probleem bij ondervijs. Daarnaast zal er zeker meer efficiency moeten komen m het wetenschappelijk on derzoek dat aan de universiteiten wordt verricht. A] te voel onderzoekprojecten I 2ijn op het ogenblik nog doublures of zijn volgens insiders wetenschappelijk van te geringe waarde. Men. zal vooral moeten zoeken naar manieren om. voorgestelde projecten op hun werkelijke waarde te beoordelen. Nu werd er nog te vaak geld gegeven naar gelang het aantal wetenschappelijke stafle den dat in een bepaalde faculteit werk zaam is, een aantal dat weer afhangt van het aantal studenten dat zich heeft aange meld. Ben voorwaarde hierbij is wel dat er een goede democratische controle komt op de verschillende wetenschappelijke advies raden *'an de regering, want het valt te verwachten dat die een steeds dikkere vin ger in de pap zullen krijgen bij de velde ling van de gelden, Tenslotte is het duidelijk dat het hoger beroepsonderwijs dat op het ogenblik ïn vele gevallen een numerus clausus kent, in tegenstelling tot de uni'- Itelten die alle studenten moeten opnemen, dringend moet worden uitgebreid. Dat moet gebeuren in samenhang met de spreiding van het we tenschappelijk onderwijs. Jonkheer De Brauw, de nieuwe DS'70- minisler voor het wetenschapsbeleid en het hoger onderwijs, krijgt een paar harde noten te kraken.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Rotterdamsch Parool / De Schiedammer | 1971 | | pagina 1