ZATERDAG 15 JANUARI 1910.
6de Jaargang.
De geestelijke belangen der
roomscke matrozen.
FEUILLETON.
De schoolmeester en
zijn zoon.
Uit de Pers.
Verschijnt ZATERDAGS.
Aboanementsprijs per 3 maanden f 0.40.
Advertentien van 16 regels50 cent,
Iedere regel meer8
Abonnementsadvertentien volgens tarief.
Bij de bespreking over den preekenbundel
op onze vloot is opgemerkt, dat er onder
onze matrozen zich weinig roomsch-katho-
lieken zouden bevinden, reden waarom de
biehartiging van hunne belangen zich nu
niet zoo op den voorgrond drong.
De r.-katholieke „Maasbode" ecihter is van
een ander gevoelen en geeft ml in een van
haar laatste nummers in eene schets aan,
hoe naar harei meening de geestelijke be
langen der r.-katholieke matrozen, zoowel
binnen- als buitengaats, kunnen worden ver-
zorgd.
Wij nemen uit net artikeltje het volgende
over:
Ieder KerKgenootschap en derhalve
niet de Regeering, zooals eenigen willen
dient op de vloot de geestelijke belan
gen zijner ieden te verzorgen, waarbij even-
wel de Regeering en vooral eene :Christelijke
regeering dopr subsidie te verleenen eene
behnlpzame hand biedt.
Welnu, die subsidie is zeer duidelijk toe-
gezegd.
Het Roomsch-Katholiek Kerkgenootschap
dient dierhalve eveneens mede te dioen en
op te rich ten het „R.-K. Aalmoezeniers Ambt
voor de Koninklijke Nederlandsche Marine".
Waar het overwegend protestarttsche
Duitsche Rijk of liever Pruisen zijn R.-K.
veldvicariaal bezit, kan zoo iets in ons
vaderland geen opzien haren. i
De hoofd- of groot.aalmoezenier diende te
zetelen in het middelpunt van onze mari-
tieme bedrijvigheid n.l. in Den Helder. Van
hem gaat de leiding uit. Hij staat voort-
durend met het personeel van het Aalmoe-
zeniers-Ambt in verbinding door hen b.v. te
melden de bewegingen onzer oorlogsbodems,
welke hen van nut kunnen zijn, het aantal
R.-K. matrozen, die op een bodem, welke
hunne standplaats bezoeken zal, verblijven,
enz. Aan hem doet, het personeel van het
Aalmoezeniers-Ambt verslag over zijne werk-
zaamheden, terwijl hij ook de geldelijke aan-
gelegenheden regelt.
Een verhaal uit den dertigjarigen oorlog
9)
Zijn hart had zich afgekeerd van den
levenden God en daardoor ook van zijn
vader en zijne moederen hoewel hij de
smart zag, die ons hart doorboorde, gaf
hij daar niet zooveel om, dat hij zich daar-
aan stoorde. Met zijn vroegere vrienden ging
hij weinig meer om; zelfs den ouden Veit,
die hem als een zoon steeds had liefgehad,
die hem 's winters 's avonds zooveel versjes
had geieerd, die in het voorjaar aan den
oeVer der rivier de Kain-fluitjes van wil-
genhout voor hem had gesneden, ging hij
uit den weg, sedert de oude man hem eens
tegen den jager gewaarschuwd had. Zoo
gauw hij het kantoor verlaten had, week
hij niet meer van de zijde dee jagers. Hij
dronk en speelde met hem tot 's avonds
'Men vat wel, wal wij bedoelende Kathot-
lieke pricsfers en leeken van het Aalmoe
zeniers-Ambt vormen onder den hoofd- of
groot-aalmoezenier, als 't ware, een eigen
diocees, welk diocees niet alleen Nederland
en zijne kolonien, maar de geheele wereld
omvat, want onze vloot komt overal. In
Spanje, Portugal, Duitschland, Oostenrijk is
zulks, wat leger en vloot aangaat, niet an
der s.
In Nederland dienden dan te Den Helder,
een hulppriestet van den hoofd^aalmoezenier,
te Amsterdam en Hellevoetsluis aalmoeze-
niers aanwezig te zijn.
De laatste aalmoezenier n.l. die te Helle
voetsluis zou dan tevens de zielzorg over
de Katholieke mariniers te Rotterdam op
zich kunnen nemen. Hiermede waren dan
de geestelijke belangen der Katholieke ma
trozen, in onze zeehavens vertoevende, ver-
zorgd.
Dat deze vier geestelijken zich geheel aan
hunne bediening moeten kunnen geven, is
van zelf sprekend.
Nu onze kolonien.
Te Willemslad en Barainaci?-
normale omstandigheden hoogstens 6en oor-
logsbodem verblijft, zou uit de plaatselijke
geestelijkheid een hulp-aalmoezenier aange-
steld kunnen worden.
Te Soerabaja diende, evenais te Helle
voetsluis, enz., een aalmoezenier aanwezig
te zijn, die tusschen de hulpaalmoezeniers,
in de Indische zeelhavensteden uit de plaat
selijke geestelijkheid te benoemen, en den
hoofd-aalmoezenier te Den Helder, als 't
ware, de schakel vormen zou. Bovendien is
Soerabaja met het oog op onze Marine ge-
wichtig. i j
Voorts moest men zijn best doen, om in
zeehavensteden, welke onze bodems nu c-n
dan aandoen, uit daar vertoevende Holland-
sche prieslers, wanneer die er gevonden
worden, hulp-aalmoezeniers aan te stellen.
Behalve door Rijksbijdragen kon het Aal
moezeniers-Ambt door liefdegaven gesteund
worden, desnoods door collecten in de
kerken.
Door deze regeling werd dan het geeste-
lijk heil onzer Katholieke matrozen, aan
laat, beantwoordde ieder waarschuwend
woord, hem door eerlijke menschcn toege-
voegd, met scherts of een scheldwoord en
ging in't kort bij alle fatsoenlijk© men-
schen voor een losbandig jongmensch door,
alleen bij den burgemeester niet, die getuigde,
dat hij in zijn werk altijd vlijtig en oppas-
send was en daarom duidde hij hem zijn
onordelijk gedrag niet ten kwade. Zoo moest
dan, tot schade van den burgemeester en
tot ons verdriet, die verkeerde vrucht ein-
dclijk tot rijpheid kornen en moest ook hij
eindelijk aan het spreekwoord gelooven
„Waar rook is, daar is ook vuurl"
Eer ik daarvan echter spreek, moet ik een
trouwen vriend, wiens naam ik reeds eenige
malen vermeld heb, gedenken, een man,
wiens gelijke zelden gevonden wordt, den
oudfn Veit Geiszendorfer, den wachter aan
de benedenste poort.
iHOOFDSTUK
De poortwachter.
Blijf mij in mijn grijsheid sterken,
Verkwik mijn ouderdom,
Bewaak mij van rondom.
wal of in havens toevende, zeer goed be-
Uartigd.
Wanneer er dan nog voor gezorgd werd,
ciat aan boord van onze oorlogsbodems ten
gebruike van de Katholieke matrozen eenige
cxemplaren van Thomas a Kempis, Fran-
ciscus van Sales, enz. aanwezig waren, was
ook aan boord voor het geestelijk heil ge-
daan, wat gedaan kon worden.
Dat, natuurlijk, de Marine-autoriteiten zou
den behooren mede te werken, om een en
ander te bereiken, is van zelf sprekend.
Daaraan te twijfelen is wel niet noodig.
Beperkiiig van Zondagsdienst op de
spoorwegen.
In de Tweede Kamer onzer Staten-Gene-
raal is van antirevolutionaire zijde aange-
diongen op beperking van den spoorweg-
dienst op de Zondagen. Daar Minister Regout
er.niet veel ,,ooren" naar scheen te hebben,
hoeft de Christel. pers de aandacht op dit
ac ueele punt gevestigd.
,,0ver het algemeen" aldus de brief-
schrijver weet het personeel zeer goed
dat de Spoorwegen er zijn voor het publiek
en dus de belangen van het publiek' in
deze quaestie de eerste plaats behooren in
te nemen, doch aan de andere zijde meent
het personeel dat de Zondag niet alleen
voor het reizend publiek is gegeven, doch
dat zooveel mogelijk ook de Spoorman van
dien dag moet kunnen genieten en voor
zoover dit kan ook op dien dag vrij moet
zijn, daar dan de huisgenooten bij elkaar
zijn, wat op een vrijen dag in de week
meestal niet kan.
'Voor hen die in den Zondag meer zien
dan een rustdag of een dag voor het familie-
leven, is dit uitteraard van nog grooter
belang.
Als zij op den Zondagmorgen niet naar
den trein maar met hunne huisgenooten
naar het Bedehuis mogen opgaan, komt
het Woord uit den 84en Psalm in hunne
harten op en zeggen ook zij„Hoe liefe-
Zoo meld ik dit geslacht uw werken,
zoo zal 'k uw grootheid zingen
Voor hun nakomelingen.
Ps. 71 13.
Op den lOden Zondag na Trinitatis in
het jaar 1632 was de burgemeester naar
Wiirzburg gegaan om daar ongeveer 1000
daalders in ontvangst te nemen, die hij nog
te vorderen had voor een levering van ko-
ren, haver en wijn, aan de daar in garnizoen
liggende soldaten. Den Dinsdag daarop moest
het geld op het zoogenaamde Speckveld aan
den ontvanger betaald worden. Wegens het
gevaarlijke der tijden, mocht niemand er
iets van weten. Daarom werd de zaak in het
diepste geheim behiandeld. Slechts mijn zoon,
wien de burgemeester zijn voile vertrouwen
geschonken had, wist er van en reed met
hem mee. Den vorigen dag had hij mij,
toen ik het afkeurde, dat zoo'n wereldscho
zaak op den dag dies Heeren behandeld werd,
ten antwoord gegeven„De burgemeester
heeft gezegd dat 'sVorsten dienst voor Gods
dienst gaat'" 'sZondagsavonds zat ik alleen
lijk zijn Uwe woningen, O, Heere der heir-
scharen 1"
Jammer, dat voor hen meestal slechts
een van de drie Zondagen daarvoor gele-
genheid geeft.
IWat nu de vraag betreft of het moge
lijk zijn zou den dienst op Zondag zonder
al te groot ongerief voor het publiek, wat
te verminderen, is de meening van het
rijdende personeel over het algemeen dat
er heel wat gedaan zou kunnen worden'
als slechts de juiste maatregelen werden
genomen.
Thans weet eigenlijk niemand, noch de
Directies, noch de Regeering, welke treinen
op Zoiidag de meeste reizigers vervoeren.
Als voorbereidende maatregel zou dus
begonnen moeten worden een aantal Zon
dagen achter elkaar het juiste aantal reizigers
van elken trein te doen controleeren door
het treinpersoneel.
Dat dit ipef een weinig inspanning wel
kan gedaan'worden is bewezen doordat bij
de S.S. reeds verschillende telperioden o>p
do wfW-5 'n ziin ei'Virnnloi. .on wel t.cl.kens
drie dagen achter elkaar.
Nadat een aantal Zondagen de reizigers
geteld zijn beginne men met die treinen,
die de minste reizigers hadden, gedeeltelijk,
d. w. z. op sommige baanvakken, op te
'heffen. Als b.v. een trein die van Arnhem
komt en te Utrecht gesplitst wordt naar
AmsterdamRotterdam en Den Haag, wed
op het traject UtrechtAmsterdam een aan
tal reizigers blijkt te vervoeren, doch
slechts enkele voor de richting Rotterdam
en Den Haag, behoeft die trein op laatst-
gtnoemd traject niet te blijven loopen. rieeft
een personentrein slechts eenig vervoe'r naar
Woerden of Oude water dan kan een der
sneltreinen, door om beurten op een dier
stations te stoppen, daarin voorzien.
De rechtstreeksche verbindingen met het
buitenland moeten natuurlijk behouden blij
ven zoolang, tot ook daarin zou kunnen
worden voorzien, doch van de treinen voor
het lokaal verkeer zouden er bepaald wel
eenige gemist kunnen worden, vooral in
den winterdienst.
Of het personeel nu ook wat van die
in mijn kamer, daar Margaretha met de kin-
deren naar onzen wijnberg w.as gqwandeld
om hem eens te bezien.
Onze hoogbejaarde domine Hieronymus
Theodoricus had 's morgens over dat stuk
uit den Bijbel gepreekt, dal over de ver-
woesting van Jeruzalem handelt. Hij verge-
leek zeer juist onze evangelische.christenheid
met Jeruzalem, waar omheen de vijanden
nu ook verschansingen hadden opgericht om
haar van alle zijden te benauwen; en hij
drukte het volk op het hart om te waken en
te bidden, opdat het, evenais Jeruzalem,
toch zijn bezockingstijd mocht erkennen en
ter gelegener tijd bedenken wat tot zijnen
vrede was dienende. Wij zongen: „0, Dag
van schrik en heerlijkheid," en toen ik het
lied op het orgel speelde, gevoelde ik een
grooten angst en beroerin,g in mijn ziel,
zoozeer, dat de tranen mij over de wangen
'liepen. Waarlijk, het orgel kan dikwijls oven
duidelijk spreken als het gezangboek, ja de
melodie van een lied kan dingen tot ons
zeggen, die men in woorden niet kan uit-
sprekep. Altijd, wanneer ik de melodie van.
>n del' spoorwcciivnn£tt f<:V«rijft n" i)«'
aanriding "van deze zaak aan de ,,Neder-
lander"