De mens op zoek naar zichzelf Cor Bruijn en de streekroman ÉSö Teleurstellende wedstrijd in Haarlemse orgélconcours i spil Jij TRQU^/KWAiRTET ZATERDAG 7 JUiLI 1973 KUNST T15/K17 door G. Kruis Het gebouw van, de gemeentelijke sociale dienst aan de Amster damse Lutmastraat, naast de oude RAL Een beetje wonderlijk houten geval, dat, 't was al in het begin van deze eeuw, als nood gebouw werd neergezet. Sfeer heeft het wel, van buiten door zijn miniatuurdierentuin en binnen door die eindeloos lijkende gangen die versierd zijn met oude en nieuwe affiches van het Stedelijk of in het trappenhuis en een gang boven, met tekeningen, schilderijen, aquarellen, collages en allerlei drukken. K-Si fKK door J. van Doorne 'Duivelsboom' van Jerzy Kosins- ki, dit jaar in de Verenigde Staten verschenen en reeds nu in het Nederlands verkrijgbaar, is een fascinerend boek. Kosinski's 'De geverfde vogel' heeft bij verschij ning sterk de aandacht getrok ken; zijn latere romans deden dat wat minder, maar zijn 'Duivels boom' zal zeker opnieuw vele le zers trekken. Jerzy Kosinski met zijn nieuivste boek door Piet Visser -HAARLEM Voor het eerst in de drieëntwintigjarige geschiedenis van het Haarlems Orgelconcours heeft de jury- Cor .Kee, Gaston Litaize (Parijs) en Johannes-Ernst Kohier (Leipzig) geen prijs toegekend in de improvisatiewedstrijd op het Haarlemse Muller-, orgel. door J. van Doorne Cor Bruijn Henk Badings te moeilijk Een men is nooit te oud te doen Die 'kunstproduktie' heeft de sociale dienst, zou je kunnen zeggen, in ei gen beheer en zij wordt zelfs in het -igen gebouw bedreven. Driemaal per week komt daar in een grote lichte zaal een groep oudere mensen bij elkaar, die dan met begeleiding niet ónder leiding van kunste naar Frank Klinkenberg creatief aan de slag gaan. Dat is een van de vele initiatieven van de culturele afde ling van de dienst, die al kort na de oorlog startte, toen vooral om de ve le werklozen op te vangen. Willy Kweksilber, als schrijver voor al bekend als H. Wielek, begon er mee en is er nog steeds even en thousiast mee bezig. Maar de werk lozen zijn nu niet meer zijn groot ste zorg: 'Toen de werkloosheid van de jaren vijftig afgelopen was', zegt bij,' bleven hoofdzakelijk de oudere mensen in de diverse groepen zitten en daardoor veranderde het werk nadrukkelijk van karakter. Oudere mensen. Het aantal bejaar den in Amsterdam bedraagt nu al dertien tot veertien procent en in het hele land is dat tien tot elf pro cent. En dat percentage zal door de goede medische achtergrond steeds meer stijgen. Die achtergrond is dus in feite roos kleurig, maar meestal wordt er heel somber over een bejaardenprobleem gesproken. Als je 65 jaar bent, wat dan? Iemand, die 65 wordt, is iemand die iets positiefs was en plotseling niet meer is. Hij wordt dan uitgeleide gedaan door de directeur en hij (of zij uiteraard) wis plichtsgetrouw, wis ijverig, wis dit of dat, krijgt een lintje, een penning of een gou den horloge en dan is de zaak afge daan en is hij niemand meer, daar komt het op neer.' 'Veel bejaarden', zegt Kweksilber, 'weten gewoon niet wat ze met hun vrije tijd moeten beginnen en' dat is eigenlijk een heel absurd gegeven. Je zou blij moeten zijn, dat je nu de vrijheid hebt te doen en laten wat je wilt, maar er wordt juist dikwijls heel somber over gedaan. Het is natuur lijk ook een sociaal probleem.' Een klein voorbeeld: oudere mensen, die over wat geld beschikken kunnen gaan reizen of een paar maanden van het jaar in het buitenland gaan wonen. Bij anderen komt al gauw de liefdadigheid om de hoek kijken. Lief zijn voor de ouwetjes of, zoals nu Wielek het eens schreef in het maandblad 'Op leeftijd': 'Bij het woord 'oudjes' horen schouderklop jes, meewarige glimlachjes, gejij, ge- jou, geopa en geopoe. Niemand behalve zijn kinderen zal het in zijn hoofd halen te zijner tijd Luns zomaar met opa aan te spreken. Zo-~ iets mag discriminatie genoemd wor den'. Vandaar dit sociaal-culturele werk,- dat er vooral ook om begonnen is de mensen te activeren. Dus niet al leen maar van die goedwillende clubs die aan de lopende band kla- verjasmiddagen organiseren onder het motto: de oudjes willen niet be ter. De aanpak van. de culturele afdeling is zodanig dat er mèt en niet vóór de bejaarden gewerkt wordt 'Er zijn een aantal groepen verspreid over de hele stad en die kiezen uit eigen midden twee mensen die met ons om de paar weken een halve dag de programma's bespreken. De mensen bepalen zelf wat er moet ge beuren, anders wordt het al gauw een beetje autoritair-subjeetief ge doe.' Naast allerlei cursussen, lezingen, het koor, volksdansen, modern dan sen, vrij vormen zijn er de discus siemiddagen, 'Het blad van de mond'. 'Discussie en dialoog', zegt Kweksil ber, 'dat is voor iedereen in onze maatschappij belangrijk en voor be jaarden hèèl belangrijk. Soms hoor je van oude mensen, dat ze een hele tijd hun eigen stem niet gehoord hebben. Dus die discussie, naar an deren luisteren, zélf gedachten kun nen samenvatten èn uitspreken, dat is bijzonder belangrijk en ook een stuk creativiteit, geestelijke creativi teit. Er wordt belangstelling gewekt voor anderen en voor het andere'. En daar kan dat uit voortkomen, dat je dingen gaat doen, die je nog nooit van je leven gedaan hebt. 'n Paar weken geleden verscheen er een boekje met 'doe-ideeën' bij Can- tecleer, De Bilt, "Te oud voor wat?', waarin een (nu houtsnijdende) ge pensioneerde marechaussee zegt: 'Vijftig jaar lang ben ik een nuttig lid van de maatschappij geweest. Laat me nu maar eens een beetje onnuttig zijn. Het stelt niks voor wat ik doe, maar ik heb er erg veel plezier in. Een dergelijk plezier straalt je tege moet als je die bedrijvige mensen ..i.!iibi 8?**ttaiLTi .^iiPZrSf ,i| ,wv ,V«r «iPVj,«j "rVAt'lsr i i - A m hr. fLTETVXEEZ. JSA l t 4_ 1ÜJJI! r 1, Jl".. S' M lu "r, ,n|n r H'.r H bezig ziet in dat lokaal aan de Lut mastraat. 't Zijn niet allemaal 65- plussers, maar het komt niet in je op om die dat wèl zijn met de term 'ouwetjes' te betitelen. Het zijn dan ook echt geen grijze "kleuters, die daar een beetje aan 't kleien zijn of op een andere manier door 'meneer* worden bezig gehouden. Er wordt helemaal niemand bezig gehouden, ze doen het allemaal en heel duide lijk zelf en zeker niet alleen die paar uur per week hier. Toen ik er was, kwam een van de, hoe moet je ze noemen, cursisten, artiesten, bin nen met een pakje, dat hij uiterst behoedzaam droeg. Hij ging dat op een dusdanige manier staan uit te pakken, dat al gauw iedereen vol verwachting om hem heen stond. Een paar repen van dat smalle pak- ijzer had hij gevonden en daaruit creëerde hij een bijzonder origineel sculptuurtje, zomaar een speelse vorm, zo'n vorm die eigenlijk van zelfsprekend voortkomt uit de aard van dat weerbarstige materiaal. Er was lof van de anderen, er waren' opmerkingen, vragen ook. Contact. Een ander kwam wat haastig bin nen, vouwde snel wat kranten uit op tafel, pakte papier en verf en ging, enorm snel, aan 't werk, veeg na (kleurrijke) .veeg. Het bleek een achtergrondje te worden voor een i i'iVj' "L**xp" L wHftffr-! 'd'-iJl -L.2u.L-.-'; msHramjiiitsinjpHPrüniff-j-j - «au» jiiarap-«nuiii 1$ Ar-df'i=b; t'V, ,w y&i ïtó: jfuS bloemfantasie: anders deed ze het wel niet zo vlug, maar haar schoon zuster was ziek, moest nog bezocht worden, toch wilde ze eerst nog wat maken. In een andere hoek was een oude heer m stofjas met klei aan het werk. 't Was een constructie van opengewerkte kubussen. Oorspronke lijk, zei hij, had hij gedacht er iets anders mee te doen, maar zoals het nu gegroeid was, zag hij er plotse ling iets van éen gebouw in, iets ar chitectonisch en daar werkte hij nu maar op door. Er wordt daar gete kend en geschilderd, van minuscule uitgepieterde landschapjes en bloem- stukjes tot grote abstracte composi ties, metersgroot soms, zoals de schildering, die in de ingangshal op nummer vier zelfs monumentaal kon worden toegepast. Maar er zijn nog veel meer moge lijkheden. In de map waarin de za ken bewaard worden, die de makers zelf het meest geslaagd vinden, zag ik bijvoorbeeld een aantal heel fijn zinnige collages, gemaakt met ge kleurde tijdschriftsnippërs of, zo maar, maar even bewonderenswaar dig, van gescheurde stukjes krant Een van de dames heeft een verza meling 'zolderopruimingsartikelen', zoals oude klokken, wekkers, sleu tels, tubes, tassen en allerhande an dere troep op een schilderachtige achtergrond bevestigd en noemde deze collage, dit object eigenlijk, heel vindingrijk, 'Waterlooplein*. Het is ook afgebeeld in het boekje 'Te oud voor wat?' waarin Lydia Bu- walda, Daan en Geertje Gort op een plezierige manier een heleboel inspi rerende ideeën geven. Allemaal dingen, waarvoor je geen dure materialen of gereedschappen nodig hebt Oud verpakkingsmateri aal zoals glas (met scherven kun je fijne dingen maken) of het zoge naamde 'piepplastic', dat schuimige spul waarin ze vaak elektronische apparatuur verpakken en dat zeer gemakkelijk te bewerken is. Lorren en lapjes voor wandkleden, restjes hout, weven op de velgvan een fietswiel of op een plankje met spij kers, iets heel anders maken van ou de meubelen, poppen en beesten doen het ook altijd weer en zelfs de ouwe trouwe figuurzaag komt weer op de proppen in dit leuke ideeënar- sen aaltje. Zo maar ideetjes overigens, zonder enige artistieke pretenties. Die heb ben ze ook r.iet in kamer 8 van So ciale Zaken. Ze zijn gewoon lekker bezig en wat er in het begin mis schien alleer. maar gedaan werd om de verveling een beetje te verdrij ven en aan de eenzaamheid te ont vluchten wordt dan werkelijk een liefhebberij. En de voldoening die je van het 'doen' hebt is vaak veel belangrijker dan het resultaat, hoe goed dat ook kan zijn. Vele gesprekken met Amerikanen hebben mij enige indruk gegeven van de Amerikaanse samenleving. Tiental len romans van Amerikaanse auteurs hebben tezamen een beeld geschapen, waarin wonderwel het nieuws over de Verenigde' Staten past, dat via dag blad, radio en tv tot ons komt. Als dan een roman, die een overtui gende indruk geeft, geheel strookt met andere informatie, is deze roman voor mij betrouwbaar. 'Duivelsboom' is voor mij zulk een betrouwbare ro man. Daar wil ik toch enkele aantekenin gen bij plaatsen. De betrouwbaarheid van een roman, of, beter gezegd, zijn overtuigingskracht hangt in eerster instantie af van het talent van de au teur. Maar die hangt ook af van de kennis en het inlevingsvermogen van de lezer. Wie niets weet of niets begrijpen kan, moet alles óf voor zoete koek nemen, óf niets nemen. De Verenigde Staten vormen een ver schrikkelijke maatschappij. De maat schappelijke tegenstellingen zijn ont hutsend. Ontstellende armoede en on voorstelbare rijkdom. Discriminatie op elk terrein. Geestelijke leegheid en dorre, traditionele, fundamentele reli gie. Het land bestaat bij de gratie van zijn grote uitgebreidheid en zijn ge weldige bodemschatten. Het heeft een zeer grote politieke en economische macht, maar het is innerlijk verrot Neem elke willekeurige Amerikaanse roman en u vindt dat beeld terug. Dit is toch een eenzijdig beeld. Het spreekt welhaast vanzelf, dat de ro man-literatuur zulk een beeld zal op roepen. Auteurs zijn veelal rebellen. Ware literatuur heeft altijd iets van profetie. Ook in de Verenigde Staten werken tegenkrachten. Maar evenals in ons land zijn ze nog veel te zwak. De welvaartsdroom brengt de gerechtigheid om hals. De machtsdroom vernietigt het beetje ge luk van de kleine man. Wie zijn'wereld wil kennen, moet sta tistieken bestuderen en daarbij ro mans lezen. Hij hoort dan de veront ruste stem van de denker^ en van de getergde gewone man. Maar het slachtoffer in deze roman is een schatrijke jongeling. Niet alleen D„e armen werden slachtoffer van de kapitalistische maatschappij, ook de zeer welgestelden worden dat. Triest is het, mee te maken hoe Jonathan al lerlei ontsnappingspogingen doet om te ontkomen aan zijn ondergang. Maar hij is a-religieus opgevoed, hij heeft geen ethisch principe, geen' le vensvisie. Hij heeft voor zijn onmete lijke rijkdom niet gewerkt, maar hij trekt niet de conclusie, dat hij er dan ook geen recht op heeft. Een roman als deze leidt vanzelf tot bespiegelingen, die niet literair zijn. Wie vindt het-onbillijk, dat hij wat zijn vader hem heeft nagelaten, be houden mag? Het stellen van de vraag is echter het suggereren van een drogreden. Het erven is niet fout, maar het verkrij gen van zoveel rijkdom en macht als de vader van Jonathan heeft, brengt ons op het spoor van de fout. Dat die vader zoveel bezit verkrijgen kon, toont de onzedelijkheid aan van de moderne winst-maatschappij. En daardoor kan het gebeuren dat jongemensen als die Jonathan in feite kunnen beslissen over het lot van tienduizenden. Deze Jonathan kan dat niet, wil dat niet, beseft zijn onmacht. Maar zijn accountants en directeuren doen het wel voor hem. En hij gaat te gronde. De laatste tijd wordt erop gewezen, dat de religie in het algemeen en het christendom in het bijzonder aan ter- -Tl rein verliest en dat dit verschrikkelij ke gevolgen zal hebben voor de cul tuur. Het rationalisme heeft het van de 'romantiek verloren, en de roman tiek van de technocratische ontwikke ling, die de mensen belust op macht, een geweldige kans gaf. Wij doen niet meer wat wij moeten doen, maar wij menen, te moeten doen wat wij kun nen. Als dat zo doorgaat, zal dat de ondergang van de cultuur betekenen. Wij hebben namelijk het keuze-ele ment uit onze cultuur gehaald. Wij laten kiezen voor óns, en wel door de technocratie. Daarmee hebben wij ons grootste goed verspeeld, namelijk on ze vrije wil. Ja, waar een roman al niet tot leiden kan. Had Jonathan zich kunnen redden? Zoals hij getekend wordt, had hij dat niet gekund. Hij had geen religieus- ethisch beginsel. Maar naar de mens gesproken, had hij zich kunnen red den door ,van zijn macht afstand te doen. Hij had dan een kans gekregen. Anderen -zouden de macht hébben overgenomen, de maatschappij zou,rer niet door verbeterd zijn. Dat kanal leen langs politieke weg. Wat is evan gelische politiek toch nodig. De jongen had misschien leren besef fen dat het begin van alle menselijke geluk ligt in arbeid. Oogst alleen wat je zelf gezaaid hebt. Toch heb ik bezwaren tegen de roman als zodanig. De roman is modieus. Platte woorden voor sexuele handelin gen ergeren- mij ook in deze .roman. En dat terwijl er zoveel niet besmette woorden zijn voor die handelingen. Ik zal wel ouderwets zijn. Nog een bezwaar is, dat er in de ro man passages voorkomen, waarvan de functie mij ontgaat. Verhaaltjes. Ik heb getracht, de functie te aehterha- len, maar het is me niet gelukt. Een enkel voorbeeld. Op pagina 146 vind ik een verhaal over zeeslangen, dat bi ologisch ten dele apekool is. Het gaat over zeeslangen, die lange tijd voor biologen een raadsel zouden zijn ge weest. Volgens de auteur zou men er nu achter zijn gekomen, dat zij afge rukte geslachtstentakels, van inktvis sen zijn. Hoe komt een auteur als het onderhavige boek aan die waanzin? Zeeslangen1 kunnen vijf meterslang worden, zijn zeer giftig, paren op ge wone wijze en komen in meer dan vijftig soorten voor. Ik hen bereid, te geloven, dat dit ver haaltje en de andere een functie hebben. Helaas, ik moet het raadsel, onopgelost laten. Jerzy Kosinski: 'Duivelsboom'. Oor- spronkelijke titel: 'The devil tree'.,- Vertaling van Oscar Timmers. Bij 'De- Bezige Bij'. Paperback. Aantal bladzij den 245. De vier kandidaten Lars Hemquist (Zweden). Eduard Claucig (Wenen), Andrzej Chorosinski (Warschau) en Jan Kleinbussink (Diepenveen) hebben het alle vier latpn afweten tegenover het moeilijke, zo niet on mogelijke en bijzonder chromatische theam dat Henk Badings voor hen had geschreven. Een thema bovendien dat op zichzelf reeds weinig 'orgelma- tigs' inhield. Het totaal van de wedstrijd maakte Dit jaar, op 17 mei, is Cor Bruijn, een van Nederlands schrijvers van volksverhalen, negentig jaar ge worden. Ter gelegenheid daarvan zijn enkele uitgaven verschenen: een nieuwe roman, "De triomf van Roel de Knoet' gehelen, een herdruk van zijn 'Nederlandse sagen' en een omnibus, die de romans 'Simon en Johannes'- 'De vogels van mijnheer Dupont' en 'De Vuistslag' bevat. Wij plegen de literatuur in een aan tal vakjes onder te brengen. Zo heb ben wij een vakje, dat door sommigen 'niet eens tot de literatuur gerekend w«rdt, namelijk dat van de volks- of .streekroman. Het valt niet mee, om het onder scheid tussen de 'grote', de officiële literatuur en de volksliteratuur onder woorden te brengen. Beide bereiken sij slechts een deel van de gemeen schap, al moet gezegd worden dat de volksvertelling en het streekverhaal een veel groter deel van de lezers be dienen dan de grote literatuur. He grenzen zijn moeilijk te trekken, omdat het grensgebied zo breed is. men kan slechts met grove onder scheidingen werken, m het algemeen is het zo, dat de streekroman cliché-matig is; de figu- ren zijn vaak stereotiep: de strenge vader, de lieve moeder, de opstandige zoon, en noem ze maar verder op. De conflicten zijn zelden tragisch; meest al volgt op de gebeurlijkheden 'eind Soed, al goed'. De streekroman is ro- pantisch van aard en speelt veelal op Hot platteland. Het zijn vertellingen. Er zijn mensen die gek zijn op vertel len. In welk vakje ze thuishoren, inte resseert hen helemaal niet. Als er maar geluisterd wordt. En er wordt naar hen geluisterd. Nu heb ik dit ailes op een rijtje ge zet, maar het komt nooit voor dat dit alles in één boek voorkomt. Daarenboven kent de moderne, offi ciële literatuur óók haar stereotiepe figuren en conflicten: de schilder, de dichter, de hetero- of homo-sexuele maniak, de door zijn jeugd gefrus treerde volwassene en de tegen zijn vroegere religieuze milieu aanschop pende renegaat. De officiële literatuur sent ongetwij feld meer getuigenis, opstand. Niet het verhaal is het belangrijkste, maar het getuigenis. Niet de romantiek, maar de realiteit wordt nagejaagd. Voor de laatste oorlog ontwikkelde zich in Nederland een literatuur die de christelijke signatuur vertoonde en hard op weg was, volwassen te wor den. De oorlog heeft door die ontwik keling een belangrijke streep gezet, ook al zijn er na de oorlog nog enkele boeken die een christelijke signatuur droegen, uitgekomen. Nu was er voor de oorlog ook een bloeiende streek-literatuur die zich duidelijk richtte tot het orthodox- christelijke volksdeel. En die is er nog. Meet ik daar nu het werk van Cor Bruyn toe rekenen? Ik meen van niet. Weliswaar bidden zijn figuren soms en roepen ze wel eens God aan als ze in angst zitten, maar godsdienstige con flicten op kerkelijk of religieus ge bied zijn er bij hem niet in de echte zin te vinden. Een groot deel van Cor Bruijns werk speelt zich af in de Zaanstreek. Ook zijn laatste roman 'De triomf van Roel de Knoet'. Roel de Knoet is de hoofdfiguur van de roman 'De Vuistslag'. En die 'ver telling behoort tot het slechtste dat Bruijn geschreven heeft. De betrekke lijk kleine roman gaat ais een nacht kaars uit en vertoont vele eigenschap pen die het volksverhaal in ongunsti ge zin kenmerken. De figuren zijn stereotiep. Er komt een rijke, harde vader in voor, een opstandige jongen en een ruwe, heel driftige zwerver, Roei de Knoet, een vechtersbaas en bij tijden harde drinker, met een ten diepste goed hart. Zo echt een ruwe bolster, blanke pit. Het verhaal heeft werkelijk niets om het lijf en aan het eind worden alle figuren, de vader en het kind incluis, als het ware in een handomdraai verzoend. Diezelfde Roel de Knoet, is zesentwin tig jaar later, ook de hoofdfiguur in 'De triomf van Roel de Knoet'. Ik vind deze roman aanmerkelijk beter dan 'De Vuistslag'. Niet dat ik het nu juist een meesterwerk van vertelkunst vind, maar het verhaal leest prettig en heeft niet zo heel veel cliché-mati ge situaties. Maar Roel de Knoet was eenmaal aanwezig en mocht niet ver anderd zijn, iets dat nu juist weer wèl als een cliché aandoet. Zesentwin tig jaar levensworsteling hebben op die goeie Roel geen invloed gehad. Roel nu krijgt het aan zijn prostaat; het urineren gaat hoe langer hoe moeilijker. Dat merken zijn vrienden en zij trachten hem ertoe te bewegen, naar een arts te gaan. Maar als hij bijna overgehaald is, doet hij het toch niet: hij verdrinkt zich. Hij wil de ru we Roel blijven, de man die over ei gen lot beslist. Het komt me voor, dat Cor Bruijn nu eens niet een geijkte streekroman heeft willen schrijven, maar 'echte' li teratuur. Als Roel zich had laten ope reren, zou er een verhaal met bitter weinig inhoud zijn overgebleven. Nu draagt het tenminste een tragische kroon. Het nare is, dat ik toch niet helemaal in die Roel geloven kan. Ook het mi lieu waarin hij verkeert, "is idyllisch: allemaal goeie mensen van hoog tot laag. En daartussen Roel, die ook al goed is, maar zo met zichzelf over hoop ligt. Een beetje vreemd doet het aan, ook al is het begrijpelijk, want het staét dat Cor Brijn aan deze vertelling een uit het Engels genomen citaat mee geeft, zonder vertaling en zonder bronvermelding. De gewone lezer heeft behoefte aan gewone, boeiende verhalen. Met 'ge wone lezer' bedoel ik niet slechts minder gesitueerde lezers maar de niet speciaal literair geïnteresseerde lezer. Het is dan ook jammer, dat Cor Bruijn ons niet een boek geschonken heeft zoals 'Sil de Strandjutter' of 'De vogels van mijnheer Dupont'. Voor het schrijven van deze romans ben ik hem nog altijd dankbaar. Cor Bruijn: 'De triomf van Roel de Knoet'. Bij A. W. Bruna Zoon. Ge bonden aantal bladzijden 164. Prijs f 14.90 Cor Bruijn: 'Nederlandse sagen'. Der de druk. Slecht geïllustreerd door Bernard Verhaaf. Aantal pagina's 167. Gebonden. Scheltens Giltay. Cor Bruijn: Omnibus, bevattende 'Si mon en Johannes', 'De vogels van mijnheer Dupont' en 'De Vuistslag'. Gebonden. Aantal pagina's 584. Bij A. W. Bruna Zoon. Prijs f 24.50. een lauwe, weinig geanimeerde in druk en bij geen van de deelnemers kwam iets van de twee opgegeven the ma's terecht. Er waren inzetten die iets van een vermoeden lieten horen, maar dat was meestal snel over. Men probeerde het bij gebrek aan een gezonde melodie dan maar in de harmonische en in de ritmische sec tor, maar ook dat zette geen zoden aan de dijk. Hier en daar verraadde een stukje contrapunt een aanloop tot een fuga, maar uit gebrek aan duMe-l lijk materiaal kwam ook hier niet' veel van terecht. Het was bovendien niet alleen de schuld van de thema's: een goed im provisator had er een (of meer) stuk ken kunnen uitsnijden en daarmee verder gaan'. Maar óf de durf, óf e kunde zat er dit keer niet ia. Wat jammer was van het grote en zware 'materiaal aan registratie-mogelijkhe den waaraan dit orgel zo rijk is, Het heeft niet mogen baten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Trouw / De Rotterdammer | 1973 | | pagina 17