I Vandaag 'Christendom moet los van conflict tegenover eigen achtergrond' Beroepingswerk Bisschop doet rijke Argentijnen in ban Trouw Kwartet .vRvfccV 3 TROUW /KWARTET ZATERDAG 7 JULI 1973 KERK T2/K2 door Noud van Iperen Een paar keer in de week neemt rabbijn Yehuda Ashkenasy de trein van Hilversum naar Amsterdam of Utrecht om iels te doen wat geen rabbijn in de wereld doet; namelijk het onderwijzen van de Talmud en de rabbijnse literatuur aan katholieke theologische hogescholen. Deze colleges worden overigens niet alleen door rooms-katliolieke, maar ook door studenten in de theologie van vrijwel alle protestantse kerken gevolgd. door dr. S. L. Verheus Nadat eeuwenlang de geschiedenis van doopsgezinden en radicale 'stromingen voornamelijk een object van katholieke en calvinistische polemiek was, kunnen wij constateren dat vooral de laatste decennia de bestudering van de doperse en geestverwante stromingen een om vangrijk deel van de studies op het gebied van de reformatie omvat Pr. Balke spreekt in zijn proefschrift van een 'eigen specialisme' en hij geeft ter illustratie een indrukwekkend overzicht van wat er op het'gebied van het anabaptisme is verschenen of in voorbereiding is IDELETTE 1 OVERHEID B y y j j—v De Bodegravense hervormde U j 1i p predikant W, Balke promoveerde i 1—j V 1—j onlangs te Utrecht met iof tot doctor in de godgeleerdheid op een proefschrift, getiteld; "Cal vijn en de doperse radikalen". We hebben de doopsgezinde kerkhistoricus dr. S. h. Verheus te Amsterdam gevraagd over de studie van de calvinistische dr. Balke te schrijven. "Calvijn en de doperse radikalen" is ver schenen bij uitg. Ton Bolland te Amsterdam (387 pag., prijs 39,50). De illustratie bij het artikel van dr. Verheus is over genomen uit het boek van dr. Balke; het is de titelpagina van Calvijns Brève instruction (korte onderwijzing). INSTRVCTION, P,.*r IfLIthan C.diatt, ri:x EED HEILIGE TAAL GEDEGEN GEREF. KERKEN GEREF. KERKEN (VRUG). De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dorens Dagblad Uitgaven van B.V. De Christelijke Pers Directie: Ing. O. Postma, F. Diemer. Hoofdredactie: J. Tamminga. Hoofdkantoor ü.V. De Christelijke Pers: N.Z. Voorburgwal 276-280, A'dam. Postbus 859. Telefoon 020 - 22 0383. Postgiro: 26 92 74. Bank: Ned. Midd. Bank (rek.nr. 69 73 60 768), Gem.£Ïro X 500. Ashkenasy doet wat geen enkele rabbijn doet De gedachte achter dit werk is de rotsvaste overtuiging van Yehuda - Ashkenasy dat het christendom los moet komen van het conflictmodel dat wordt gehanteerd tegenover de ei gen achtergrond het jodendom. Daarover zegt hij: 'Alleen door de verbinding met de oorspronkelijke voedingsbodem, kan het christendom tot zijn recht komen en weer de ge weldige dynamiek ontwikkelen die het oorspronkelijk had. Dit conflict model de wereld uit helpen is alleen mogelijk door aanvullende informatie over de joodse traditie, die als een ononderbroken proces vanaf de eerste i dagen van. de Bijbel tot op de dag van 'vandaag doorwerkt' En hij vervolgt: 'De christelijke traditie heeft zich al tijd afgezet tegen de joodse. Dat heeft niet alleen catastrofale gevolgen ge- had voor de joodse gemeenschap door de geschiedenis heen, maar daardoor heeft ook de christelijke traditie een ontwikkeling doorgemaakt die haar belemmert in de vertolking naar de wereld, toe. Vaak zijn* mensen zich er '--zelfs helemaal niet meer van bewust Z dat ze het conflictmodel hanteren.' Een typisch voorbeeld ziet hij in de visie on God. 'In het jodendom zou het gaan om de God van de gerechtig- hoid en in het christendom om de God van de liefde. Maar dat klopt ge- ;-,woon niet De prediking van Jezus komt nota bene uit bet oude testa- ment Zijn programma, is x typisch joods en ligt volkomen in deze tradi- tie opgesloten.' Hoe staat u dan tegenover Jezns- Messias? 'Voor mij is het belangrijk dat men de geschiedkundige werkelijkheid in dit'messiaans proces ontdekt; dat men K Jezus ontdekt in zijn wordingsproces 1 als jood, als leraar en als lid van de toenmalige joodse wereld. Dan--pas - ontdekt men de grootheid van zijn leer en zijn leven, alsmede dé eis die v« hij aan de mens stelt. Ik wil hem ('geen etiket opplakken, maar het heb- ben over zijn programma. Ik heb er "geen behoefte aan een theologische uitspraak over Jezus te jdoen, Ik kan wél zeggen dat hij de destijds levende traditie op zij a eigen wijze vertolkte.' Maar waaruit verklaart u dan de geweldige groei van zijn leer? 'Waarom juist deze leraar uit alle an- Oiren ieraren honderdmiljoen volge- lingen heeft, is voor mij een geheim. Ik weet het niet' Hoe ziet u de Messias dan? 'Ik zie het messianisme als een pro ces. Het is in mijn visie alleen moge lijk het messianisme te begrijpen, ais men de geschiedenis ernstig wil ne men. Dit houdt in dat wij de geschie denis niet ondergaan als een cyclisch gegeven van zich steeds herhalende zinloze gebeurtenissen, maar ais een spanning tussen schepping en vervul ling. Vanuit deze benadering is het messianisme een iang proces naar de vervulling toe en een stapje-voor-stap je bezig-zijn deze vervulling te realise ren Nog even terug naar het uitgangs punt, de door u genoemde conflictsi tuatie. Die wilt u oplossen? 'Als men niet meer in een conflictsi tuatie werkt, maar een gemeenschap pelijke basis vindt, worden de waar den ook gemakkelijker hanteerbaar. Wat het christendom nodig heeft is dat zijn eigen gegevens weer operabel worden. - - en dat is een kwestie van methode.' Wilt n dat nader concretiseren? 'De christelijke traditie dient verbon den te worden met haar joodse ach tergrond. Als het christelijk denken joodser wordt, wordt de existentie christelijker. Dat heb ik vaak ervaren. Maar laat ik een voorbeeld geven. In het begin van de jaren zestig werkte ik voor het eerst met gereformeerde en katholieke theologen, en daarbij bleek dat de aanvullende informatie vanuit de joodse traditie hen christe lijker maakte. Een gereformeerde do minee vertelde .mij bijvoorbeeld op een keer dat bij hem door die wijze van denken een andere relatie was ge groeid tot zijn eigen traditie, waar door hij beter gereformeerd was ge worden. Volgens mij kan een jood nog een heel goede jood zijn zonder dat hij zich afvraagt: boe is mijn relatie tot de christelijke traditie. Een christen kan echter geen echte christen zijn zonder zich de vraag te stellen: hoe zit het met mijn relatie tot de joodse traditie en het joodse volk. Daar staat of valt alles mee.' Rabbijn Yehula Ashkenasy te Hilversum stamt uit een rabbijnen- geslacht van honderden jaren. Hij werd in 1924 in Duitsland geboren en maakte alle verschrikkingen van Hitler-Duitsland mee; de jodenvervolging, de oorlog en het kamp (Auschwitz). Na de oorlog vertrok hij om te herstellen voor enkele jaren naar Zwitserland, ging daarna naar Israël en kwam uiteindelijk om gezondheidsredenen naar Nederland. Aanvankelijk, dat wil zeggen vlak na de oorlog, dacht hij dat hel hem onmogelijk zou zijn de studie voor rabbijn 'waaraan ik vanuit de traditie eigenlijk al als klein jongetje was begonnen' te voltooien. Na een innerlijke strijd besloot hij door te zetten, met wélke stap hij nog steeds bijzonder gelukkig is. Aanleiding tot een gesprek met Yehuda Ashkenasy zijn diens in ■wereldverband unieke activiteiten, namelijk: A)Internationaal wetenschappelijk werk over de achtergronden van de joodse en de christelijke tradities, welk project werd geïnspireerd door zijn vrienden David Plusser en Abraham Heschel (die vorig jaar december is overleden). Met dit omvangrijk werk werd een jaar of tien geleden begonnen, tn dit pnject, de Compendia, is het voor het ec/st in de geschiedenis dat joodse en christelijke geleerden van alle kerken uit de gehele wereld zich in teamverband toeleggen op dc algehele informatie van de beide tradities en dat niet de ene over de andere schrijft, maar dat tezamen de feiten worden bestudeerd, B) Onderwijs van de Talmud en de geschiedenis van de rabbijnse literatuur aan de katholieke theologische hogescholen van Amsterdam en Utrecht. Deze colleges worden overigens ook door studenten van vrijwel alle protestant-christelijke richtingen gevolgd. Beide hogescholen benoemden Yehuda Ashkenasy een jaar of vijf geleden om dit vak van 'binnenuit', vanuit de joodse traditie te onderwijzen ir Amsterdam als verplicht onderdeel van de theologische opleiding, liet uitgangspunt van deze beide activiteiten is de overtuiging van Ashkenasy dat het christendom, los moet komen van het conflictmodel dat, zoals hij zegt, zo onvoorstelbaar veel leed in de wereld heeft gebracht niet alleen over de joodse gemeenschapmaar ook over de christelijke. Voorts voelt hij .zich verplicht stelling te nemen tot de crisis in de christelijke kerken omdat zij 'net waren die de volkeren in relatie hebben gebracht-met de God van Israël en Zijn programma. Is naar uw mening die visie de re den waarom in het christendom dc belangstelling voor het jodendom toe neemt? 'Ik meen dat er een viertal oorzaken is die daarop een grote invloed heb ben. Dat is in de eerste plaats de ver schrikkelijke catastrofe die achter ons ligt en de ervaring dat de christelijke traditie werd misbruikt voor de nazi ideologie met zijn afschuwelijke ge volgen. Het was voor de christenen een enorme klap toen ze ontdekten dat het anti-semitisme van de nazi's gevoed werd vanuit het conflictmodel, dat door de christelijke traditie werd aangedragen en fiat de mogelijkheid bood de elementen uit de polemieken en de broedertwist om te buigen tot de ideologie voor zo'n moordpartij. Vervolgens was het de verbazing over de reactie van de joodse gemeenschap op de catastrofe en de terugkeer naar Israël. En dit terwijl geschreven staat dat Israël niet zal terugkeren als het zich niet bekeert. Verder waren het de vondsten van de Dode Zee-rollen, die een heei nieuw licht wierpen op de dagen van Jezus en de generaties voor hem. Tenslotte ook een belangrijk punt de crisis in de christelijke kerken; het gevoel van onmacht, het gevoel dat men de eigen geloofswerkelijkfceid niet meer vertolken kan, zelfs niet aan de eigen kinderen. Deze gegevens tezamen zijn naar mijn mening de impulsen waardoor de christenen bereid zijn te luisteren naar een antwoord op vragen als: hoe zit het met de achtergronden, hoe is de ontwikkeling (geweest) en is het nog een houdbare conceptie dat met het jaar 70 het jodendom ophoudt en het christendom die plaats ingenomen heeft of de voortzetting daarvan is.' Hoe moeilijk was voor u de stap van Auschwitz naar Amsterdam? 'Als jood ben je erin getraind de fei ten van de geschiedenis te dragen. Sommige ontwikkelingen zijn niet meer ongedaan te maken. Je kunt dan bij de pakken neer gaan zitten en treuren, maar je kunt ook treuren en er iets positiefs tegenover stellen; op nieuw de draad opnemen. Enerzijds wil ik niet loochenen dat ik in de confrontatie met de christelijke theo logie nog veel leed ondervind omdat ik nog altijd overal in de litera tuur en in mondelinge uitlatingen het conflictmodel voel dat de basis is geweest van zoveel onheil. Anderzijds ervaar ik het ook iedere dag weer ais een groot wonder dat mijn studenten waaronder bijna alles vertegen woordigd is wat er aan kerken in Ne derland te vinden is het gewoon 'dóen', dat ze er voortdurend mee be zig zijn en er mee werken. Dit dwingt bij mij een grote achting en waarde ring af voor hun inzet en de bereid- Rabbijn Ashkenasy wiliigjieid die zij meebrengen. Uit het wederzijds vertrouwen ontstaan echte ontmoetingen, waardoor zij en ik partners «orden in de ontmoeting verbondsgenoten.' Hoe moeilijk was het voor u na Auschwitz nog in God tc geloven? "Wij neigen er niet'toe God te laten opdraaien voor het falen van mensen. Dat hangt wellicht samen met het zicht dat wij hebben op de menselijke existentie. De mensheid brengt, als partner m het proces van de geschie denis en als drager van verantwoorde lijkheid voor de schepping, een hele boel leed in de wereld. Het zou een kortsluiting zijn God verantwoordelijk te stellen voor de daden van de mens heid. Juist mijn traditie levert mij de bewijzen dat zijn trouw grenzeloos is. Zou dat met het geval zijn, dan zou de wereld allang ontploft zijn. Dit js een aansporing om iedere morgen het werk. .opnieuw aan te pakken en iets Apjjsitiëfe,te doem. Als het leed niet te voorkómen' is, is" het nodig daar iets- anders tegenover te stellen. Ik ontmoette onlangs.een-maat^chap- pelijk "werkster die pas met nens'Oen was. Op een gegeven moment zegt ze tegen me: 'nu ik meer trjd heb en me zodoende meer verdiep in wat er in de wereld gebeurt, denk ik vaak dat de Verlosser zijn werk niet zo best heeft gedaan.' Ik stelde daar de vraag tegenover: 'Is het de gehele werkelijk heid die u ziet, of is het maar een flits en gebeurt er ook nog iets an ders? Als u zou kunnen accepteren dat in de ogenblikken dat u die ellen de leest of ziet, e» nog andere dingen gebeuren, zoals geboorte, liefde, vriendschap, trouw en moed om een stuk leven te realiseren en dat ge beurt toch ook elke seconde dan zou u beseffen dat de Verlosser mis schien meer aan zijn werk heeft ge daan dan u denkt.' Het opvallende was, dat deze vrouw hiermee getroost was. Zij begreep opeens, dat verlossing wel wat meer is dan een formuie. Waar het om gaat is immers de vaak moeizame realisatie van het messiaans pro gramma. Het is daarom ook "zo onzin nig ervan uit te gaan dat jodendom en christendom lijnrecht tegenover el kaar staan, oir, te praten over de God der wrake tegenover de God der lief de aisófzoiets mogelijk zou zijn). Veel zinvoller is het te zoeken naar een gemeenschappelijke taal en te werken aan de verwerkelijking van ons gemeenschappelijk programma.' CALVIJN EN DE DOPERSE RADIOALEN Zijn eigen boek en dat is één van de belangrijke aspecten ervan voorziet binnen dit specialisme in een behoefte, die reeds m 1937 de Zwitserse kerkhistoricus Walther Kohier in de Mcnnonitisehe Ge- schichtsblatter deed vragen: 'Het ware te wensen dat aan het thema 'Calvijn en het Doperdom' nog eens een diep gaande studie wordt gewijd'. Dr. Bal ke komt de lof toe dit als eerste te hebben gedaan. - Het is namelijk merkwaardig dat bij de vele studies, die op het gebied van - de dopers zijn verschenen de relatie - Calvijn-dopers nog maar nauwelijks is aangeroerd. Typerend voor de situatie jS dat de verschillende doopsgezinde bibliotheken (Amsterdam. Goshen en Bethel-college in Amerika) goed voor zien zijn van vroege drukken van de bestrijders van het anabaptisme, maar géén oorspronkelijke uitgaven van Calvijns strijdschriften bezitten. Ook a&n calvinistische zijde is het onder werp nog maar weinig bestudeerd, In zijn proefschrift heeft dr. Balke de vcrscHBlentiG plsatsBii bijeengebracht waar Calvijn over de dopers spreekt. Het boek heeft twee afdelingen: het eerste deel beschrijft Calvijns hou ding t.a,v. de dopers in de context van zijn levensloop en de uitgave van zijn werken. Dr. Balke noemt dit het 'genetische onderzoek' wij zouden liever van een historisch exposé spre ken; het tweede deel geeft van het voorafgaande een systematische be- - handeling. Het doel is en dat moe ten wij bij de beoordeling goed m het oog houden 'weer te geven wat Calvijn van de dopers dacht.' D'1 contacten met de dopers in de Franse periode zijn nog enigszins m nevelen gehuld; de kwestie van de 'zieleslaap der gestorvenen waartegen Calvijn zal opponeren schijnt bij de Franse dopers een rol gespeeld te hebben. Uit het historisch deel ver melden wij nog het feit dat Calvijn in het huwelijk trad met Idelette van Buren, die aanvankelijk gehuwd ge weest was met Jean Stordeur, die in Straatsburg door Calvijn van het do perdom tot de calvinistische kerk was bekeerd. Later, wanneer Calvijn uit Genéve wordt verdreven, is het niet onwaar schijnlijk dat de dopers samen met anderen tot zijn verbanning uit de stad hebben bijgedragen. Met Menno Simons heeft Calvijn alleen indirect contact gehad, via Maarten Micron. Wat Caivijn over Menno zegt is een weinig vruchtbaar uitgangspunt voor verdere discussie. In het systematische deel komen al lerlei onderwerpen aan de orde, waar van wij enkele nader willen vermel den. Calvijn bestrijdt de dopers o.a. op het punt van de volwassen-doop door te wijzen op de leer van het verbond en de daarmee samenhangende beloften Gods, die niet alleen voor het oudtes tamentisch tijdvak gelden. Wat de lucht betreft komt in een be paald opzicht hetgeen Calvijn voor ogen staat overeen met de denkbeel den van de dopers. Aangezien het op treden van dë dopers historisch ge zien aan de werkzaamheid van Calvijn voorafgaat zou men o.i. de vraag van mogelijke historische doorwerking ook in wat later typisch calvinistische kringen zuilen worden, nog nader moeten bezien. Groot is de kloof vooral ten aanzien van het gezag van de overheid. Cal vijn wijst juist op de goddelijke roe ping van de overheid en dr. Balke meent dat de dopers te snel geneigd PO V k ARMER TO VS bons fideles corureies erreurs de ia le de commune des Asubaptirtej. M I T T E R IN TER A O N B V alt itu.v*»»» zijn om hem dan ook maar een 'ma gisterial reformation' in de schoenen te schuiven. 'Voor dopers besef klinkt de eed. die de predikanten van Genè- ve moeten afleggen vooral aan het slot toch wel erg 'magisterial', wan neer zij moeten beloven 'de Heren en het voik zo te dienen, dat ik daardoor op geen enkele wijze verhinderd ben. God de dienst te bewijzen, die ik Hem in mijn roeping schuldig ben". Naar dopers besef mag de hoofdletter H wei voor de Heer alleen, gereser veerd blijven. Later vinden wij nog dc opvatting vermeld dat men ook daarom de Boze niet met geweld moet weerstaan omdat men dan de Heer verhinderen zou ons te helpen. En: 'het bioed der gelovigen roept niet al leen om wraak maar is ook een goed en vruchtbaar zaad om de kerk te ver meerderen'. Het dopers voik, dat naast de Bijbe! graag in de Marte laarsspiegel leest, heeft daar zo zijn eigen gedachten bij. Bij de uitleg van de Bergrede is het vooral het perfectionisme dat Calvijn bij de dopers laakt. Calvijn heeft een zeker begrip voor wat de dopers mef hun bergredechristendom willen maar hij meent dat hun gebrek aan dogmatische scholing ertoe leidt dat ze te veel alles dooreenhalen. Wèl ziet Calvijn hier een duidelijk onderscheid met de spiritualistische dwepers, maar het perfectionistisch streven leidt toch tot een kerkje in de kerk. Ten aanzien van het pacifisme kent Calvijn een beperkt oorlogsrecht, zo als B. het zegt: 'een defensieve oor logshandeling of een politionele actie (een woord dat ten onzent trouwens niet weinig historisch belast is! S.L.V.) kunnen wettig zijn'. De oorlog moet een 'legitima causa' hebben. Hoewel ook Calvijn volgens dr. B, steeds de contemporaine situatie- op het oog had, is het o.i. onjuist tot de vraag stelling te komen 'hoe Calvijns hou ding geweest zou zijn in onze nucleai re tijd'. Wat het gebruik van de eed betreft weet ook Calvijn dat wij in een leugen achtige wereld leven en, dat waar de eed frequent gebruikt wordt, de waar heid niet in tel is, ja men zelfs mag zeggen dat 'de eed ten diepste steeds een correlaat van de leugen is'. Des te meer verbaast het dan de dopers dat Caivijn in 1536 in Genève toch wil dat de gehele bevolking hoofd voor hoofd onder ede verzekert te willen leven volgens het Woord Gods. De verhouding van Woord en Geest is zeker bij de dopers niet altijd even helder; Calvijn meende dat zij hun teer getrouw aan het Woord van God wilden opbouwen. In deze materie treedt hij de dopers tegemoet 'als een wetenschappelijk geschoold filoloog en exegeet, die ter zake kundig is. Hij wil de dopers niet overreden in de pretentie van een mystieke meerwaar de' (wat is dat dan wel precies? S.L.V.)Het geschil moet hier uitge vochten worden. 'Op het niveau van een wetenschappelijke exegetische dis cussie'. Bij de dopers staat het practi- sche voorop, mede doordat zij te veel de 'consensus interpretationis' met de kerkvaders verbreken. In zijn polemiek met Menno Simons treft,oris een punt, waarop wij nog te rugkomen, nl. de kwestie van weten schappelijke .scholing en standing. Weinig vleiend zegt Calvijn van Men no 'niets kan trotser zijn dan deze ezel of brutaler dan deze hond' en 'ik heb niets meer met hem gemeen dan water met vuur'. Hij is een homo in- doetus wie wil de verzinsels van een ongeletterd man geloven. Calvijn ziet het profetisch ambt doorgaan in dat van de 'doctor', zelfs gepromoveer de doopsgezinde theologen kunnen zich maar héél moeilijk een dr, Men no Simons voorstellen, en hij is hun er niets minder om. Aan het slot van zijn proefschrift zegt de schrijver: 'De vraag of Calvijns beeld van de dopers juist geweest is, kan door ons niet beantwoord wor den. Het woord is nu aan de geestelij ke erfgenamen van de dopers of zij zichzelf in liet door Caivijn van hen geschetste beeld herkennen kunnen'. Het is de grote verdienste van dit werk dat het een schat van rijk gedo cumenteerd materiaal aandraagt, waarmee de doopsgezinden zich zuilen hebben bezig te houden. Geen doopsgezinde zal, de artikelen van de 'Brüderlich Vereinigung' aan duiden als de Confessio Schlattensis. Voor de strenge dopers was (en is hier en daar in Amerika) het oud- Duits veeieer de heilige taal. Heei verschillend is het denkklimaat vooral door de andere benadering door de dopers van het wetenschappe- liik-aristocratisch karakter van Cal vijns argumentatie. 'Calvijns benade ring en veroordeling der dopers laat een aristocratische trek en een sterk intellectueel superioriteitsgevoel zien* de dopers tellen hun aanhang vooral onder de eenvoudigen en onge- ietterden. Dr B. meent dit ook bij Calvijns vrouw te onderkennen. 'Ais de portretten van Idelette de Buren authentiek zijn, dan is zij een aan trekkelijke en beschaafde vrouw, kwa liteiten, die passen bij do aristocrati sche smaak van de hervormer.' Bij na dere bestudering van het materiaal dat dr. Balke zo ruimschoots en goed geordend heeft aangedragen zal juist dit klimaatsverschil wel duidelijk aan het licht komen. Zeker is dat dit materiaal voor de doopsgezinden t-och ook weer een an dere betekenis heeft dan voor de schrijver zelf. Zo hebben de belijde nissen voor de doopsgezinden altijd veel meer iiet karakter gehad van een basisformuie, dan van een confessio. Dr. Balke heeft met zijo omvangrijke en gedegen proefschrift ook de 'Tau- ferforschung' een goede dienst bewe zen, het is een boek dat voor vele ja ren 'het' boek zal zijn over de verhou ding Calvijn en de dopers. Uitgeverij Ton Bolland heeft het goed verzorgd uitgegeven. Het vignet met het Mun- sterse 'Gottes Macht is myn cracht* zullen de dopers bij herdruk wel lie ver vervangen zien door Menno's ge liefde I Cor 3:11 over het Fundament. Tenslotte willen we de lezers een tweetal stellingen niet onthouden, die althans uw doperse recensent met ge noegen las. 'Eerste voorwaarde voor maatschapij-vernieuwing is theologi sche bezinning op de bijbelse ascese. Alle initiatieven die hieraan voorbij gaan zijn zonder nut' en 'Naarmate het geloof in de God der Openbaring siijtage-verschijnselen vertoont, wor den dc pseudo-heilsverwachtlngen rondom een kabinet met een ander beleid groter.' Het boek van dr. Balke verschijnt op een goed tijdstip, nu een foto in dit dagblad enige weken geleden de sa menkomst van de hervormd-gerefor- meerde synode toonde, waar bij voor aanzitting een remonstrantse en doopsgezinde waarnemer duidelijk te zien waren- EN HY LIET HEM GAAN Jozef heeft zijn dromen verteld. De schrijver van dit verhaal deelt ons nu de reakties mede. Zijn broeders be nijdden hem, 'maar zijn vader hield de zaak in gedachten'. Des te meer bevreemdt ons de verdere ontwikke ling van het verhaal. De broers zijn heengegaan cm de schapen te weiden. Dat is een eindje van huis en vader Jakob is nieuwsgierig hoe ze het m». ken. Het getuigt van argeloosheid of iets finders dat hij daarbij zonder 'e- nig blijkbaar overleg zijn zoon Jozef erop uit stuurt En hij liet hem gaanstaat er. Wij weten welis waar hoe het afloopt, maar we kun nen 't ook niet helpen dat het verhaal ons op de gedachte brengt dat dit pre cies het laatste is wat Jakob gedaan zou moeten hebben. Zijn broers be nijdden hem. 't Zijn werkelijk geen kinderen meer en wat kan daar alle maal niet van komen? Eén ding is duidelijk: Jakob is te goeder trouw. Hij mag van alles zijn, voortvarend, al fe voortvarend In het najagen van zijn eigen doeleinden, maar we zijn geneigd te denken: er zit; geen kwaad bij. En daarom verwacht hij dat ook niet bij anderen. Hij is te argeloos. Zijn geloof heeft hier niet veel mee te maken. Tenslotte is het laten infor meren naar de broers geen bittere noodzaak of geloofsopdracht Hij rist het gevaar eenvoudig niet Hij staat te ver van deze harde werkelijkheid die zich toch eigenlijk onder zijn ogen ontwikkelt 'En hij liet hem gaan...' Dat had hij naar ons oordeel rij het op afstand geveld nooit mogen doen. Hij laat hem nog wel gaan in de veelverige rok. Mensen kunnen soms wel blind lijken. Ze zien niet wat er dreigt. Dat is onverantwoord, 't Is dat God z'n eigen gang gaat met al deze levens en met de belofte die in dit geslacht voortgedragen wordt, maar anders zou je moeten zeggen: wat moet Hij met zulke mensen be ginnen? Die altijd weer beslissingen nemen die vraagtekens oproepen. Ja, werkelijk, wat moet Hij met ons be ginnen, die de zaken vaak zo op hun beloop kunnen laten'. (Genesis 37, 12- 17). NED. HERV, KERK Beroepen te Heinekenszand: A. Pronk. kand. te Leiden. Aangenomen naar Huizen fb.w.l.w.) J. Woudenberg te Amsterdam-West. Bedankt voor Rijssen: C. Vos te Amersfoort. Beroepen te Oudega: M. Kievit te Wieringenvcrf. Benoemd tot pred.' in tijd. dienst te Lippenhuizen: II. Hazenberg, em. pred. te Lappers-urn. -Beroepen te Grootegast: J. J. Burger, kand. te Delft, die geen verdere be roepen meer in overweging neemt, GEREF. KERKEN (VRIJG, B.V.). Bedankt voor Zaandam: M. Bakker te Maastricht. LA RIOJA Een Argentijnse bis schop heeft veertien katholieken, die hem 'communist' hebben genoemd, in de kerkelijke ban gedaan. Deze schor sing betekent dat zij niet mogen deel nemen aan kerkdiensten, geen sakra- menten kunnen ontvangen en uitge sloten zijn van een .kerkelijke begrafe nis. Toen bisschop Enrique Angelelli van La Rioja, bekend om zijn verdediging van de armen, voor de viering van het parochiefeest in een dorp de kerk binnentrad, werd door een ultra-retht- se groep geroepen: 'Weg met de rode bisschoppen en priesters.' De groep, welke zichzelf het comité vóór de ver dediging van het geloof noemt,'eiste dat de bisschop en zijn priesters on middellijk zouden vertrekken. De plaatselijke politie weigerde de be laagde bisschop te beschermen. Daar op verliet mgr. Angelelli met zijn priesters het dorp, en nam de hosties mee. De oorzaak van het conflict is het verzet van grootgrondbezitters tegen een plan van het bisdom om een groot landbouwbedrijf om te zetten in een coöperatie voor kleine boeren. De grootgrondbezitters zijn bang dat de op te richten coöperatie hen van hun goedkope arbeidskrachten berooft

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Trouw / De Rotterdammer | 1973 | | pagina 2