I
Vandaag
'Christendom moet los van conflict tegenover eigen achtergrond'
Beroepingswerk
Bisschop doet rijke
Argentijnen in ban
Trouw
Kwartet
.vRvfccV 3
TROUW /KWARTET ZATERDAG 7 JULI 1973
KERK T2/K2
door Noud van Iperen
Een paar keer in de week neemt rabbijn Yehuda Ashkenasy de trein van Hilversum naar Amsterdam
of Utrecht om iels te doen wat geen rabbijn in de wereld doet; namelijk het onderwijzen van de
Talmud en de rabbijnse literatuur aan katholieke theologische hogescholen. Deze colleges worden
overigens niet alleen door rooms-katliolieke, maar ook door studenten in de theologie van vrijwel
alle protestantse kerken gevolgd.
door dr. S. L. Verheus
Nadat eeuwenlang de geschiedenis van doopsgezinden en radicale
'stromingen voornamelijk een object van katholieke en calvinistische
polemiek was, kunnen wij constateren dat vooral de laatste decennia
de bestudering van de doperse en geestverwante stromingen een om
vangrijk deel van de studies op het gebied van de reformatie omvat
Pr. Balke spreekt in zijn proefschrift van een 'eigen specialisme' en
hij geeft ter illustratie een indrukwekkend overzicht van wat er op
het'gebied van het anabaptisme is verschenen of in voorbereiding is
IDELETTE 1
OVERHEID
B y y j j—v De Bodegravense hervormde
U j 1i p predikant W, Balke promoveerde
i 1—j V 1—j onlangs te Utrecht met iof tot
doctor in de godgeleerdheid op
een proefschrift, getiteld; "Cal
vijn en de doperse radikalen".
We hebben de doopsgezinde
kerkhistoricus dr. S. h. Verheus
te Amsterdam gevraagd over de
studie van de calvinistische
dr. Balke te schrijven. "Calvijn
en de doperse radikalen" is ver
schenen bij uitg. Ton Bolland te
Amsterdam (387 pag., prijs
39,50). De illustratie bij het
artikel van dr. Verheus is over
genomen uit het boek van dr.
Balke; het is de titelpagina van
Calvijns Brève instruction (korte
onderwijzing).
INSTRVCTION,
P,.*r IfLIthan C.diatt,
ri:x
EED
HEILIGE TAAL
GEDEGEN
GEREF. KERKEN
GEREF. KERKEN (VRUG).
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dorens Dagblad
Uitgaven van
B.V. De Christelijke Pers
Directie:
Ing. O. Postma,
F. Diemer.
Hoofdredactie:
J. Tamminga.
Hoofdkantoor ü.V. De
Christelijke Pers: N.Z.
Voorburgwal 276-280,
A'dam. Postbus 859.
Telefoon 020 - 22 0383.
Postgiro: 26 92 74. Bank:
Ned. Midd. Bank (rek.nr.
69 73 60 768), Gem.£Ïro
X 500.
Ashkenasy doet wat
geen enkele rabbijn doet
De gedachte achter dit werk is de
rotsvaste overtuiging van Yehuda
- Ashkenasy dat het christendom los
moet komen van het conflictmodel
dat wordt gehanteerd tegenover de ei
gen achtergrond het jodendom.
Daarover zegt hij: 'Alleen door de
verbinding met de oorspronkelijke
voedingsbodem, kan het christendom
tot zijn recht komen en weer de ge
weldige dynamiek ontwikkelen die
het oorspronkelijk had. Dit conflict
model de wereld uit helpen is alleen
mogelijk door aanvullende informatie
over de joodse traditie, die als een
ononderbroken proces vanaf de eerste
i dagen van. de Bijbel tot op de dag van
'vandaag doorwerkt'
En hij vervolgt:
'De christelijke traditie heeft zich al
tijd afgezet tegen de joodse. Dat heeft
niet alleen catastrofale gevolgen ge-
had voor de joodse gemeenschap door
de geschiedenis heen, maar daardoor
heeft ook de christelijke traditie een
ontwikkeling doorgemaakt die haar
belemmert in de vertolking naar de
wereld, toe. Vaak zijn* mensen zich er
'--zelfs helemaal niet meer van bewust
Z dat ze het conflictmodel hanteren.'
Een typisch voorbeeld ziet hij in de
visie on God. 'In het jodendom zou
het gaan om de God van de gerechtig-
hoid en in het christendom om de
God van de liefde. Maar dat klopt ge-
;-,woon niet De prediking van Jezus
komt nota bene uit bet oude testa-
ment Zijn programma, is x typisch
joods en ligt volkomen in deze tradi-
tie opgesloten.'
Hoe staat u dan tegenover Jezns-
Messias?
'Voor mij is het belangrijk dat men
de geschiedkundige werkelijkheid in
dit'messiaans proces ontdekt; dat men
K Jezus ontdekt in zijn wordingsproces
1 als jood, als leraar en als lid van de
toenmalige joodse wereld. Dan--pas
- ontdekt men de grootheid van zijn
leer en zijn leven, alsmede dé eis die
v« hij aan de mens stelt. Ik wil hem
('geen etiket opplakken, maar het heb-
ben over zijn programma. Ik heb er
"geen behoefte aan een theologische
uitspraak over Jezus te jdoen, Ik kan
wél zeggen dat hij de destijds levende
traditie op zij a eigen wijze vertolkte.'
Maar waaruit verklaart u dan de
geweldige groei van zijn leer?
'Waarom juist deze leraar uit alle an-
Oiren ieraren honderdmiljoen volge-
lingen heeft, is voor mij een geheim.
Ik weet het niet'
Hoe ziet u de Messias dan?
'Ik zie het messianisme als een pro
ces. Het is in mijn visie alleen moge
lijk het messianisme te begrijpen, ais
men de geschiedenis ernstig wil ne
men. Dit houdt in dat wij de geschie
denis niet ondergaan als een cyclisch
gegeven van zich steeds herhalende
zinloze gebeurtenissen, maar ais een
spanning tussen schepping en vervul
ling. Vanuit deze benadering is het
messianisme een iang proces naar de
vervulling toe en een stapje-voor-stap
je bezig-zijn deze vervulling te realise
ren
Nog even terug naar het uitgangs
punt, de door u genoemde conflictsi
tuatie. Die wilt u oplossen?
'Als men niet meer in een conflictsi
tuatie werkt, maar een gemeenschap
pelijke basis vindt, worden de waar
den ook gemakkelijker hanteerbaar.
Wat het christendom nodig heeft is
dat zijn eigen gegevens weer operabel
worden. - - en dat is een kwestie van
methode.'
Wilt n dat nader concretiseren?
'De christelijke traditie dient verbon
den te worden met haar joodse ach
tergrond. Als het christelijk denken
joodser wordt, wordt de existentie
christelijker. Dat heb ik vaak ervaren.
Maar laat ik een voorbeeld geven. In
het begin van de jaren zestig werkte
ik voor het eerst met gereformeerde
en katholieke theologen, en daarbij
bleek dat de aanvullende informatie
vanuit de joodse traditie hen christe
lijker maakte. Een gereformeerde do
minee vertelde .mij bijvoorbeeld op
een keer dat bij hem door die wijze
van denken een andere relatie was ge
groeid tot zijn eigen traditie, waar
door hij beter gereformeerd was ge
worden.
Volgens mij kan een jood nog een
heel goede jood zijn zonder dat hij
zich afvraagt: boe is mijn relatie tot
de christelijke traditie. Een christen
kan echter geen echte christen zijn
zonder zich de vraag te stellen: hoe
zit het met mijn relatie tot de joodse
traditie en het joodse volk. Daar staat
of valt alles mee.'
Rabbijn Yehula Ashkenasy te
Hilversum stamt uit een rabbijnen-
geslacht van honderden jaren. Hij
werd in 1924 in Duitsland geboren en
maakte alle verschrikkingen van
Hitler-Duitsland mee; de
jodenvervolging, de oorlog en het
kamp (Auschwitz). Na de oorlog
vertrok hij om te herstellen voor
enkele jaren naar Zwitserland, ging
daarna naar Israël en kwam
uiteindelijk om gezondheidsredenen
naar Nederland.
Aanvankelijk, dat wil zeggen vlak na
de oorlog, dacht hij dat hel hem
onmogelijk zou zijn de studie voor
rabbijn 'waaraan ik vanuit de
traditie eigenlijk al als klein jongetje
was begonnen' te voltooien. Na
een innerlijke strijd besloot hij door
te zetten, met wélke stap hij nog
steeds bijzonder gelukkig is.
Aanleiding tot een gesprek met
Yehuda Ashkenasy zijn diens in
■wereldverband unieke activiteiten,
namelijk:
A)Internationaal wetenschappelijk
werk over de achtergronden van de
joodse en de christelijke tradities,
welk project werd geïnspireerd door
zijn vrienden David Plusser en
Abraham Heschel (die vorig jaar
december is overleden). Met dit
omvangrijk werk werd een jaar of
tien geleden begonnen, tn dit pnject,
de Compendia, is het voor het ec/st
in de geschiedenis dat joodse en
christelijke geleerden van alle kerken
uit de gehele wereld zich in
teamverband toeleggen op dc algehele
informatie van de beide tradities en
dat niet de ene over de andere
schrijft, maar dat tezamen de feiten
worden bestudeerd,
B) Onderwijs van de Talmud en de
geschiedenis van de rabbijnse
literatuur aan de katholieke
theologische hogescholen van
Amsterdam en Utrecht. Deze colleges
worden overigens ook door studenten
van vrijwel alle protestant-christelijke
richtingen gevolgd. Beide hogescholen
benoemden Yehuda Ashkenasy een
jaar of vijf geleden om dit vak van
'binnenuit', vanuit de joodse traditie
te onderwijzen ir Amsterdam als
verplicht onderdeel van de
theologische opleiding,
liet uitgangspunt van deze beide
activiteiten is de overtuiging van
Ashkenasy dat het christendom, los
moet komen van het conflictmodel
dat, zoals hij zegt, zo onvoorstelbaar
veel leed in de wereld heeft gebracht
niet alleen over de joodse
gemeenschapmaar ook over de
christelijke. Voorts voelt hij .zich
verplicht stelling te nemen tot de
crisis in de christelijke kerken omdat
zij 'net waren die de volkeren in
relatie hebben gebracht-met de God
van Israël en Zijn programma.
Is naar uw mening die visie de re
den waarom in het christendom dc
belangstelling voor het jodendom toe
neemt?
'Ik meen dat er een viertal oorzaken
is die daarop een grote invloed heb
ben. Dat is in de eerste plaats de ver
schrikkelijke catastrofe die achter ons
ligt en de ervaring dat de christelijke
traditie werd misbruikt voor de nazi
ideologie met zijn afschuwelijke ge
volgen. Het was voor de christenen
een enorme klap toen ze ontdekten
dat het anti-semitisme van de nazi's
gevoed werd vanuit het conflictmodel,
dat door de christelijke traditie werd
aangedragen en fiat de mogelijkheid
bood de elementen uit de polemieken
en de broedertwist om te buigen tot
de ideologie voor zo'n moordpartij.
Vervolgens was het de verbazing over
de reactie van de joodse gemeenschap
op de catastrofe en de terugkeer naar
Israël. En dit terwijl geschreven staat
dat Israël niet zal terugkeren als het
zich niet bekeert.
Verder waren het de vondsten van de
Dode Zee-rollen, die een heei nieuw
licht wierpen op de dagen van Jezus
en de generaties voor hem.
Tenslotte ook een belangrijk punt
de crisis in de christelijke kerken;
het gevoel van onmacht, het gevoel
dat men de eigen geloofswerkelijkfceid
niet meer vertolken kan, zelfs niet
aan de eigen kinderen.
Deze gegevens tezamen zijn naar mijn
mening de impulsen waardoor de
christenen bereid zijn te luisteren
naar een antwoord op vragen als: hoe
zit het met de achtergronden, hoe is
de ontwikkeling (geweest) en is het
nog een houdbare conceptie dat met
het jaar 70 het jodendom ophoudt en
het christendom die plaats ingenomen
heeft of de voortzetting daarvan is.'
Hoe moeilijk was voor u de stap
van Auschwitz naar Amsterdam?
'Als jood ben je erin getraind de fei
ten van de geschiedenis te dragen.
Sommige ontwikkelingen zijn niet
meer ongedaan te maken. Je kunt dan
bij de pakken neer gaan zitten en
treuren, maar je kunt ook treuren en
er iets positiefs tegenover stellen; op
nieuw de draad opnemen. Enerzijds
wil ik niet loochenen dat ik in de
confrontatie met de christelijke theo
logie nog veel leed ondervind omdat
ik nog altijd overal in de litera
tuur en in mondelinge uitlatingen
het conflictmodel voel dat de basis is
geweest van zoveel onheil. Anderzijds
ervaar ik het ook iedere dag weer ais
een groot wonder dat mijn studenten
waaronder bijna alles vertegen
woordigd is wat er aan kerken in Ne
derland te vinden is het gewoon
'dóen', dat ze er voortdurend mee be
zig zijn en er mee werken. Dit dwingt
bij mij een grote achting en waarde
ring af voor hun inzet en de bereid-
Rabbijn Ashkenasy
wiliigjieid die zij meebrengen. Uit het
wederzijds vertrouwen ontstaan echte
ontmoetingen, waardoor zij en ik
partners «orden in de ontmoeting
verbondsgenoten.'
Hoe moeilijk was het voor u na
Auschwitz nog in God tc geloven?
"Wij neigen er niet'toe God te laten
opdraaien voor het falen van mensen.
Dat hangt wellicht samen met het
zicht dat wij hebben op de menselijke
existentie. De mensheid brengt, als
partner m het proces van de geschie
denis en als drager van verantwoorde
lijkheid voor de schepping, een hele
boel leed in de wereld. Het zou een
kortsluiting zijn God verantwoordelijk
te stellen voor de daden van de mens
heid. Juist mijn traditie levert mij de
bewijzen dat zijn trouw grenzeloos is.
Zou dat met het geval zijn, dan zou
de wereld allang ontploft zijn. Dit js
een aansporing om iedere morgen het
werk. .opnieuw aan te pakken en iets
Apjjsitiëfe,te doem. Als het leed niet te
voorkómen' is, is" het nodig daar iets-
anders tegenover te stellen.
Ik ontmoette onlangs.een-maat^chap-
pelijk "werkster die pas met nens'Oen
was. Op een gegeven moment zegt ze
tegen me: 'nu ik meer trjd heb en me
zodoende meer verdiep in wat er in
de wereld gebeurt, denk ik vaak dat
de Verlosser zijn werk niet zo best
heeft gedaan.' Ik stelde daar de vraag
tegenover: 'Is het de gehele werkelijk
heid die u ziet, of is het maar een
flits en gebeurt er ook nog iets an
ders? Als u zou kunnen accepteren
dat in de ogenblikken dat u die ellen
de leest of ziet, e» nog andere dingen
gebeuren, zoals geboorte, liefde,
vriendschap, trouw en moed om een
stuk leven te realiseren en dat ge
beurt toch ook elke seconde dan
zou u beseffen dat de Verlosser mis
schien meer aan zijn werk heeft ge
daan dan u denkt.'
Het opvallende was, dat deze vrouw
hiermee getroost was. Zij begreep
opeens, dat verlossing wel wat meer
is dan een formuie. Waar het om gaat
is immers de vaak moeizame
realisatie van het messiaans pro
gramma. Het is daarom ook "zo onzin
nig ervan uit te gaan dat jodendom
en christendom lijnrecht tegenover el
kaar staan, oir, te praten over de God
der wrake tegenover de God der lief
de aisófzoiets mogelijk zou zijn).
Veel zinvoller is het te zoeken naar
een gemeenschappelijke taal en te
werken aan de verwerkelijking van
ons gemeenschappelijk programma.'
CALVIJN EN DE DOPERSE RADIOALEN
Zijn eigen boek en dat is één van
de belangrijke aspecten ervan
voorziet binnen dit specialisme in
een behoefte, die reeds m 1937 de
Zwitserse kerkhistoricus Walther
Kohier in de Mcnnonitisehe Ge-
schichtsblatter deed vragen: 'Het ware
te wensen dat aan het thema 'Calvijn
en het Doperdom' nog eens een diep
gaande studie wordt gewijd'. Dr. Bal
ke komt de lof toe dit als eerste te
hebben gedaan.
- Het is namelijk merkwaardig dat bij
de vele studies, die op het gebied van
- de dopers zijn verschenen de relatie
- Calvijn-dopers nog maar nauwelijks is
aangeroerd. Typerend voor de situatie
jS dat de verschillende doopsgezinde
bibliotheken (Amsterdam. Goshen en
Bethel-college in Amerika) goed voor
zien zijn van vroege drukken van de
bestrijders van het anabaptisme, maar
géén oorspronkelijke uitgaven van
Calvijns strijdschriften bezitten. Ook
a&n calvinistische zijde is het onder
werp nog maar weinig bestudeerd,
In zijn proefschrift heeft dr. Balke de
vcrscHBlentiG plsatsBii bijeengebracht
waar Calvijn over de dopers spreekt.
Het boek heeft twee afdelingen: het
eerste deel beschrijft Calvijns hou
ding t.a,v. de dopers in de context
van zijn levensloop en de uitgave van
zijn werken. Dr. Balke noemt dit het
'genetische onderzoek' wij zouden
liever van een historisch exposé spre
ken; het tweede deel geeft van het
voorafgaande een systematische be-
- handeling. Het doel is en dat moe
ten wij bij de beoordeling goed m het
oog houden 'weer te geven wat
Calvijn van de dopers dacht.'
D'1 contacten met de dopers in de
Franse periode zijn nog enigszins m
nevelen gehuld; de kwestie van de
'zieleslaap der gestorvenen waartegen
Calvijn zal opponeren schijnt bij de
Franse dopers een rol gespeeld te
hebben. Uit het historisch deel ver
melden wij nog het feit dat Calvijn in
het huwelijk trad met Idelette van
Buren, die aanvankelijk gehuwd ge
weest was met Jean Stordeur, die in
Straatsburg door Calvijn van het do
perdom tot de calvinistische kerk was
bekeerd.
Later, wanneer Calvijn uit Genéve
wordt verdreven, is het niet onwaar
schijnlijk dat de dopers samen met
anderen tot zijn verbanning uit de
stad hebben bijgedragen. Met Menno
Simons heeft Calvijn alleen indirect
contact gehad, via Maarten Micron.
Wat Caivijn over Menno zegt is een
weinig vruchtbaar uitgangspunt voor
verdere discussie.
In het systematische deel komen al
lerlei onderwerpen aan de orde, waar
van wij enkele nader willen vermel
den.
Calvijn bestrijdt de dopers o.a. op het
punt van de volwassen-doop door te
wijzen op de leer van het verbond en
de daarmee samenhangende beloften
Gods, die niet alleen voor het oudtes
tamentisch tijdvak gelden.
Wat de lucht betreft komt in een be
paald opzicht hetgeen Calvijn voor
ogen staat overeen met de denkbeel
den van de dopers. Aangezien het op
treden van dë dopers historisch ge
zien aan de werkzaamheid van Calvijn
voorafgaat zou men o.i. de vraag van
mogelijke historische doorwerking
ook in wat later typisch calvinistische
kringen zuilen worden, nog nader
moeten bezien.
Groot is de kloof vooral ten aanzien
van het gezag van de overheid. Cal
vijn wijst juist op de goddelijke roe
ping van de overheid en dr. Balke
meent dat de dopers te snel geneigd
PO V k ARMER TO VS
bons fideles corureies erreurs de ia le
de commune des Asubaptirtej.
M I T T E R IN TER
A O N B V
alt itu.v*»»»
zijn om hem dan ook maar een 'ma
gisterial reformation' in de schoenen
te schuiven. 'Voor dopers besef klinkt
de eed. die de predikanten van Genè-
ve moeten afleggen vooral aan het
slot toch wel erg 'magisterial', wan
neer zij moeten beloven 'de Heren en
het voik zo te dienen, dat ik daardoor
op geen enkele wijze verhinderd ben.
God de dienst te bewijzen, die ik
Hem in mijn roeping schuldig ben".
Naar dopers besef mag de hoofdletter
H wei voor de Heer alleen, gereser
veerd blijven. Later vinden wij nog
dc opvatting vermeld dat men ook
daarom de Boze niet met geweld moet
weerstaan omdat men dan de Heer
verhinderen zou ons te helpen. En:
'het bioed der gelovigen roept niet al
leen om wraak maar is ook een goed
en vruchtbaar zaad om de kerk te ver
meerderen'. Het dopers voik, dat
naast de Bijbe! graag in de Marte
laarsspiegel leest, heeft daar zo zijn
eigen gedachten bij.
Bij de uitleg van de Bergrede is het
vooral het perfectionisme dat Calvijn
bij de dopers laakt. Calvijn heeft een
zeker begrip voor wat de dopers mef
hun bergredechristendom willen
maar hij meent dat hun gebrek aan
dogmatische scholing ertoe leidt dat
ze te veel alles dooreenhalen. Wèl ziet
Calvijn hier een duidelijk onderscheid
met de spiritualistische dwepers, maar
het perfectionistisch streven leidt
toch tot een kerkje in de kerk.
Ten aanzien van het pacifisme kent
Calvijn een beperkt oorlogsrecht, zo
als B. het zegt: 'een defensieve oor
logshandeling of een politionele actie
(een woord dat ten onzent trouwens
niet weinig historisch belast is! S.L.V.)
kunnen wettig zijn'. De oorlog moet
een 'legitima causa' hebben. Hoewel
ook Calvijn volgens dr. B, steeds de
contemporaine situatie- op het oog
had, is het o.i. onjuist tot de vraag
stelling te komen 'hoe Calvijns hou
ding geweest zou zijn in onze nucleai
re tijd'.
Wat het gebruik van de eed betreft
weet ook Calvijn dat wij in een leugen
achtige wereld leven en, dat waar de
eed frequent gebruikt wordt, de waar
heid niet in tel is, ja men zelfs mag
zeggen dat 'de eed ten diepste steeds
een correlaat van de leugen is'. Des te
meer verbaast het dan de dopers dat
Caivijn in 1536 in Genève toch wil
dat de gehele bevolking hoofd voor
hoofd onder ede verzekert te willen
leven volgens het Woord Gods.
De verhouding van Woord en Geest is
zeker bij de dopers niet altijd even
helder; Calvijn meende dat zij hun
teer getrouw aan het Woord van God
wilden opbouwen. In deze materie
treedt hij de dopers tegemoet 'als een
wetenschappelijk geschoold filoloog
en exegeet, die ter zake kundig is. Hij
wil de dopers niet overreden in de
pretentie van een mystieke meerwaar
de' (wat is dat dan wel precies?
S.L.V.)Het geschil moet hier uitge
vochten worden. 'Op het niveau van
een wetenschappelijke exegetische dis
cussie'. Bij de dopers staat het practi-
sche voorop, mede doordat zij te veel
de 'consensus interpretationis' met de
kerkvaders verbreken.
In zijn polemiek met Menno Simons
treft,oris een punt, waarop wij nog te
rugkomen, nl. de kwestie van weten
schappelijke .scholing en standing.
Weinig vleiend zegt Calvijn van Men
no 'niets kan trotser zijn dan deze
ezel of brutaler dan deze hond' en 'ik
heb niets meer met hem gemeen dan
water met vuur'. Hij is een homo in-
doetus wie wil de verzinsels van
een ongeletterd man geloven. Calvijn
ziet het profetisch ambt doorgaan in
dat van de 'doctor', zelfs gepromoveer
de doopsgezinde theologen kunnen
zich maar héél moeilijk een dr, Men
no Simons voorstellen, en hij is hun
er niets minder om.
Aan het slot van zijn proefschrift zegt
de schrijver: 'De vraag of Calvijns
beeld van de dopers juist geweest is,
kan door ons niet beantwoord wor
den. Het woord is nu aan de geestelij
ke erfgenamen van de dopers of zij
zichzelf in liet door Caivijn van hen
geschetste beeld herkennen kunnen'.
Het is de grote verdienste van dit
werk dat het een schat van rijk gedo
cumenteerd materiaal aandraagt,
waarmee de doopsgezinden zich zuilen
hebben bezig te houden.
Geen doopsgezinde zal, de artikelen
van de 'Brüderlich Vereinigung' aan
duiden als de Confessio Schlattensis.
Voor de strenge dopers was (en is
hier en daar in Amerika) het oud-
Duits veeieer de heilige taal.
Heei verschillend is het denkklimaat
vooral door de andere benadering
door de dopers van het wetenschappe-
liik-aristocratisch karakter van Cal
vijns argumentatie. 'Calvijns benade
ring en veroordeling der dopers laat
een aristocratische trek en een sterk
intellectueel superioriteitsgevoel zien*
de dopers tellen hun aanhang
vooral onder de eenvoudigen en onge-
ietterden. Dr B. meent dit ook bij
Calvijns vrouw te onderkennen. 'Ais
de portretten van Idelette de Buren
authentiek zijn, dan is zij een aan
trekkelijke en beschaafde vrouw, kwa
liteiten, die passen bij do aristocrati
sche smaak van de hervormer.' Bij na
dere bestudering van het materiaal
dat dr. Balke zo ruimschoots en goed
geordend heeft aangedragen zal juist
dit klimaatsverschil wel duidelijk aan
het licht komen.
Zeker is dat dit materiaal voor de
doopsgezinden t-och ook weer een an
dere betekenis heeft dan voor de
schrijver zelf. Zo hebben de belijde
nissen voor de doopsgezinden altijd
veel meer iiet karakter gehad van een
basisformuie, dan van een confessio.
Dr. Balke heeft met zijo omvangrijke
en gedegen proefschrift ook de 'Tau-
ferforschung' een goede dienst bewe
zen, het is een boek dat voor vele ja
ren 'het' boek zal zijn over de verhou
ding Calvijn en de dopers. Uitgeverij
Ton Bolland heeft het goed verzorgd
uitgegeven. Het vignet met het Mun-
sterse 'Gottes Macht is myn cracht*
zullen de dopers bij herdruk wel lie
ver vervangen zien door Menno's ge
liefde I Cor 3:11 over het Fundament.
Tenslotte willen we de lezers een
tweetal stellingen niet onthouden, die
althans uw doperse recensent met ge
noegen las. 'Eerste voorwaarde voor
maatschapij-vernieuwing is theologi
sche bezinning op de bijbelse ascese.
Alle initiatieven die hieraan voorbij
gaan zijn zonder nut' en 'Naarmate
het geloof in de God der Openbaring
siijtage-verschijnselen vertoont, wor
den dc pseudo-heilsverwachtlngen
rondom een kabinet met een ander
beleid groter.'
Het boek van dr. Balke verschijnt op
een goed tijdstip, nu een foto in dit
dagblad enige weken geleden de sa
menkomst van de hervormd-gerefor-
meerde synode toonde, waar bij voor
aanzitting een remonstrantse en
doopsgezinde waarnemer duidelijk te
zien waren-
EN HY LIET HEM GAAN
Jozef heeft zijn dromen verteld. De
schrijver van dit verhaal deelt ons nu
de reakties mede. Zijn broeders be
nijdden hem, 'maar zijn vader hield
de zaak in gedachten'. Des te meer
bevreemdt ons de verdere ontwikke
ling van het verhaal. De broers zijn
heengegaan cm de schapen te weiden.
Dat is een eindje van huis en vader
Jakob is nieuwsgierig hoe ze het m».
ken. Het getuigt van argeloosheid of
iets finders dat hij daarbij zonder 'e-
nig blijkbaar overleg zijn zoon Jozef
erop uit stuurt En hij liet hem
gaanstaat er. Wij weten welis
waar hoe het afloopt, maar we kun
nen 't ook niet helpen dat het verhaal
ons op de gedachte brengt dat dit pre
cies het laatste is wat Jakob gedaan
zou moeten hebben. Zijn broers be
nijdden hem. 't Zijn werkelijk geen
kinderen meer en wat kan daar alle
maal niet van komen? Eén ding is
duidelijk: Jakob is te goeder trouw.
Hij mag van alles zijn, voortvarend,
al fe voortvarend In het najagen van
zijn eigen doeleinden, maar we zijn
geneigd te denken: er zit; geen kwaad
bij. En daarom verwacht hij dat ook
niet bij anderen. Hij is te argeloos.
Zijn geloof heeft hier niet veel mee
te maken. Tenslotte is het laten infor
meren naar de broers geen bittere
noodzaak of geloofsopdracht Hij rist
het gevaar eenvoudig niet Hij staat te
ver van deze harde werkelijkheid die
zich toch eigenlijk onder zijn ogen
ontwikkelt 'En hij liet hem gaan...'
Dat had hij naar ons oordeel rij
het op afstand geveld nooit mogen
doen. Hij laat hem nog wel gaan in
de veelverige rok. Mensen kunnen
soms wel blind lijken. Ze zien niet
wat er dreigt. Dat is onverantwoord,
't Is dat God z'n eigen gang gaat met
al deze levens en met de belofte die
in dit geslacht voortgedragen wordt,
maar anders zou je moeten zeggen:
wat moet Hij met zulke mensen be
ginnen? Die altijd weer beslissingen
nemen die vraagtekens oproepen. Ja,
werkelijk, wat moet Hij met ons be
ginnen, die de zaken vaak zo op hun
beloop kunnen laten'. (Genesis 37, 12-
17).
NED. HERV, KERK
Beroepen te Heinekenszand: A. Pronk.
kand. te Leiden.
Aangenomen naar Huizen fb.w.l.w.)
J. Woudenberg te Amsterdam-West.
Bedankt voor Rijssen: C. Vos te
Amersfoort.
Beroepen te Oudega: M. Kievit te
Wieringenvcrf.
Benoemd tot pred.' in tijd. dienst te
Lippenhuizen: II. Hazenberg, em.
pred. te Lappers-urn.
-Beroepen te Grootegast: J. J. Burger,
kand. te Delft, die geen verdere be
roepen meer in overweging neemt,
GEREF. KERKEN (VRIJG, B.V.).
Bedankt voor Zaandam: M. Bakker te
Maastricht.
LA RIOJA Een Argentijnse bis
schop heeft veertien katholieken, die
hem 'communist' hebben genoemd, in
de kerkelijke ban gedaan. Deze schor
sing betekent dat zij niet mogen deel
nemen aan kerkdiensten, geen sakra-
menten kunnen ontvangen en uitge
sloten zijn van een .kerkelijke begrafe
nis.
Toen bisschop Enrique Angelelli van
La Rioja, bekend om zijn verdediging
van de armen, voor de viering van
het parochiefeest in een dorp de kerk
binnentrad, werd door een ultra-retht-
se groep geroepen: 'Weg met de rode
bisschoppen en priesters.' De groep,
welke zichzelf het comité vóór de ver
dediging van het geloof noemt,'eiste
dat de bisschop en zijn priesters on
middellijk zouden vertrekken. De
plaatselijke politie weigerde de be
laagde bisschop te beschermen. Daar
op verliet mgr. Angelelli met zijn
priesters het dorp, en nam de hosties
mee.
De oorzaak van het conflict is het
verzet van grootgrondbezitters tegen
een plan van het bisdom om een
groot landbouwbedrijf om te zetten in
een coöperatie voor kleine boeren. De
grootgrondbezitters zijn bang dat de
op te richten coöperatie hen van hun
goedkope arbeidskrachten berooft