Een voettocht door Nederland van anderhalve eeuw geleden
Koningin
Juliana
Fonds
25 jaar
Van Lennep,
Van Hogendorp
en'de
rampzaligen'
'Heeren van kennis'
De stiefkoppen
Gesticht
Vervallen
Geen uitbundig feest, wel
TROLW/KWlARTET ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1973
'Te VI12 dronken wij koffie Bfj;
Paspoort en troffen er eén ij
tijdgenoot van .Van Hogensjorp,;
den Heer J-. Schqrer aan0»
ons de komedie, een aardig
zaaltje, liet zien en daarna het-
Bedelaarshuis, dat door
collecten wordt onderhouden.
Wij zagen er.de menschen eten,
terwijl één hunner-met luider
stemme en zeer duidelijk,een
gepast kapittel uit den Bijbel las,
waarna zij zongen.
Vertrek uit Amsterdam: 'te acht uur stapten wij in den Buiksloo- het weeten van Nederland naar de
Naar Marken: 'Kaik, dat is nou zen Hooghait'.
BINrcENEAM» Tll/Kll
extra-steun gevraagd
m
J. Hillenius: corrigerende functie
In dit gesticht wordt geweren an
gesponnnen. Elk die bewijzen kan
dat hij de kost verdienen mag,"Wordt
ontslagen. Het lokaal is goed en er
was geen enkele zieke. Meer konden
wij van de domme Zeeuwen niet
vernemen, schoon de Heer Scïorer
zelve Directeur was: Er waren,
thands 75 menschen, zijnde er30 j
naar de' Ommerschans gevoerd
Vervolgens zagen wij het oxide
mannén- en vrouwenhuis, waa: op
stadskosten zestigers en ouderen
voor 135's jaars de kost en
iirwooning hebben; 'Zij aten aden
zeer smakelijk en er was weder geen
zieke. Ook zagen wij aldaar het
gekkenhuis.'
Deze impressie van een bezoék ean
het Zeeuwse stadje Domburr Wend
150 jaar geleden, op 28 augustus
1823, aan het papier toevertrouwd
door de schrijver Jacob van1 Lennep.
Met zijn vriend Dirk van Hogendorp
maakte Van Lennep in 1821 een
voetreis door Nederland. Hét
initiatief daartoe was genomen dbor
Van Hogendorp, wie het we! dienstig
leek de mentaliteit van het Neder- -
landse volk te bestuderen-/
Jacob van Lennep, bekend geworden
als schrijver van historische romans
'De lotgevallen van Ferdinand
Huyck', 'De lotgevallen Tan Klaasje
Zevenster', om er twee te noemen),
hield yan de reis een dagboek bij.
In 1942 werden de dagboekbladen
door M. Elisabeth Kluit.üitgegeven
onder de titel 'Nederlajd in den
goeden ouden tijd!;
De aantekeningen van Jacob van
Lennep geven een aardig- beeld van
het,leed datrin het begin var. de
negentiende eeuw in'de provincie
geleden wend. Dat leed drukte voor
namelijk op de schouders van
degenen die nu door progressieve
politici als 'sociaal zwakkeren'
worden aangeduid. Als Van Lennep
in een stad komt wazr hij geen
bedelaars ziet, vindthij dat opmerke
lijk genoeg om er melding van te
maken.
De kloof tussen rijken arm was
breed on diep. De twee reismakkers
behoorden tot de maatschappelijke
bovenlaag en gedroegen zich daar
ook naar. Jacob variLennep, 21 jaar
ten tijde van zijn voettocht, was de
zoon van de Amsterdamse hoog
leraar David Jacob van Lennep; Dirk
van Hogendorp was de zoon van
Gijsbert Karei van Hogendorp, die
koning Willem 1 op de troon had
geiholpen en zich sinds 1815 graaf'
mocht noemen. Jacob van Lennep
studeerde rechten in Leiden; zijn
vriend had zich al als advocaat in
Den Haag gevestigd.
In de provinciestadjes die Van
Lennep en Van Hogendorp aandoen,
verkeren zij uitsluitend in de kringen
waartoe zij zelf behoren. Zij komen
over de vloer bij de gouvere eurs van
de verschillende provincies, kloppen
aan bij allerlei notabelen, aan wie
zij de complimenten van hun ouders
overbrengen, of leggen bezoeken af
aan "heeren van kennis' die bij het
horen van de naam,van een Leids
hoogleraar onmiddellijk hun deuren.' J
openen. Als de lichtontvlambare
■Jacob van Lenrteptijdens zijn reis
eens zijn oog op een aardig kind laat
vallen, is dat in negen-van de tien
gevallen een freule, l
Dat desondanks de 'aan tekeningen
van Van Lennep niet alleen eé.n
beeld geven van de even gegoede .'j
als gezapige burgerij, is'te danken 'r.
aan de belangstelling van het- tweetal
voor oorden, die het uitschot van de. f
maatschappij onderdak boden, zoals
gevangenissen, strafkampen en te- t
huizen voor bedelaars. Buiten die
ghetto's houden de twee reizigers
zich van dat uitschot zorgvuldig op
*=-3 zij hun niet te onvrede met hun lot?
I JJjn kil bepalen zij hunne gedachten niet tot
voor hen onnoodige zaken?'
iifl Voor vlijtige speurders vielen er in
fi'jfiJj» 1823 in het ontwikkelingsgebied dat
jS Nederland toen nog was, heel wat
$k misstanden op te sporen. Toeristisch
ijÉ^^i»S gezien kon je ook nog uren lopen,
lifim zonder iemand tegen te komen, al
t' was dat geloop niet altijd even aan-
genaam: ook de wegenaanleg moest
>TBk> nog tot ontwikkeling worden
wflfflkgebracht Met het oog op de hygiëne
h1 sommige dorpsherbergen was het
A^SmSwira^fWr^'7',raadzaam 'vtooienboter* op zak te
Js9&gw hebben, ter bestrijding van wat
aÖSl»®:' Jacob van Lennep'zekere vlug
Cmjspringende gediertens' noemt
x - Het meest sta je er 150 jaar later
misschien nog van te kijken hoe groot
"w~ de wereld, en hoé groot ook Neder
land, toen nog was. Een reis vanuit
noordéüyce provincies betekende,
eigenlijk een reis naar het buiten--
land. Voor Hollanders ais Jacob van
Lennep en Dirk van Hogendorp
waren Friezen en Grcramgers.ïpin, of
meer vreemdelingen, met andere
zeden en gewoonten dan zij erop
nahielden.
Duidelijk komt dat tot uiting in de
passages die Jacob van Lennep wijdt
aan de 'deugden en gebreken' die de
onderscheidene provinciebewoners
in zijn ogen bezitten en het duide
lijkst in de regels waarin hij met de
Friezen afrekent Van de Friezen, en
daar wiindt hij geen doekjes om,
moet hij niets hebben: hij verwijt ze
'minachting' voor het uitheemsche'
en 'ouderwëtsohe toon, lompe tong
val, gebrek aan moed om iets groots
te ondernemen, vrees om af te
schaffen wat eenmaal ingevoerd is,
al ware 't nog zoo armzalig: gebrek
aan ware verdraagzaamheid'.
Het curieuze is dat Van Lennep zelf
zich in deze karakterschets van de
Friezen verre van verdraagzaam
toont Zelfs de eet- en drinkge
woonten van de 'stiefkoppen' wekken
zijn wrevel, zoals blijkt uit zijn
beschrijving Van de wijze hoe een
Fries zijn dag besteedt en hoe er
dertig dokters in Leeuwarden alleen
hun brood ruim verdienen'. Hij
geeft daarin een gruwelijke
opsomming van alle thee, koffie en
alcoholica die de Friezen de hele dag
door tot zich nemen: te gruwelijk om
waar te zijn.
Jacob van Lennep draaft hier zo
verschrikkelijk door, dat M.
Elisabeth Kluit gemeend heeft in een
voetnoot uiteen te moeten zetten
dat de Friezen het zich maar niet
moeten aantrekken. 'Oen misverstand
te voorkomen en de Friezen recht
te doen wedervaren', schrijft zij,
'merken wij hierbij op, dat het
natuurlijk vanzelf spreekt, dat Van
Lemnep's oordeel over de Friezen
schromelijk overdreven en zeer
persoonlijk gekleurd moet worden
geacht. Men bedenke dat Van Lennep
zèèr jong was toen hij zijn indrukken
opdeed, zoodat een rijp, bezonken
oordeel niet kan'worden verwacht*
Mevrouw Kluit laat in die voetnoot
ook weten dat zij zelfs heeft over-
wogen de passage vanwege haar
kwetsend karakter weg te laten,
maar daarvan toch heeft algezien,
'juist om te laten zien hoever het
huidige oordeel van dat van ruim
daarover met de kapitein die in 100 jaar geleden afstaat doordat ons
Ommerschans de scepter zwaait te vaderland gelukkig veel sterker tot
spreken, waarna Van Lennep in zijn één geheel is vergroeid en van een
dagboek uitroept: 'O! dat onze zóó onaangenaam cn benauwd
zwakke pogingen het lot dier ramp- provincialisme nergens meer sprake
zaligen, mochten verzachten en den is'. Aan de keuze van de titel
blinddoek afrukken van de oogen 'Nederland in den goeden ouden
diergenen die met vooringenomen. tijd' voor de reisbeschrijving van
heid oordelen'. Jacob van Lennep moet enige ironie
Als je zoiets leest, springen de bij de uitgeefster wal ten grondslag
tranen je in de ogen: de jonge Van hebben gelegen,
Lennep als de kampioen van de
verworpenen der aarde. Maar de
tranen kunnen snel gedroogd als je
ziet wat hij te berde brengt na een
bezoek aan de school in de kolonie Ajirgg£|i§|
Froderiksoord: 'Men zegt in de school «SKvvl
rekenen en lezen bepaalt en dat jaSfffc '4
slechts als er tijd over is, aardrijke- fSRaffl]
kunde, vaderlandsche geschiedenis 11 WBÊSjjk, gjljMI BsoPW I
en stijl geleerd worden: doch uit WÜElF ü!Mlc<S*wï311
gesprekken met Colonisten heb ik VvFb>* ËW awSa%|B wjfl
opgemaakt dat deze bijvakken zeer tfv3ï'jS™ÏM7£
veel tijd wegnemen: en welk nut xk 1 fff J?
doen zij aan menschen bestemd om
achter de ploeg te looperi of de
spade in de hand te nemen? Maken
'Van Hogendorp: 'Hoe komt gij hier,
jongetje?' Het kind zucht, antwoordt
niet en knipt een traantje weg. Van
Hogendorp: 'Antwoord vrij, waar
komt gij vandaan?' Het kind: 'Uit
Rotterdam, mijnheer". Van Hogen
dorp: 'En wat had je gedaan dat je
hier gebracht werd?' Heit kind: 'Ik
had iets gevraagd mijnheer, en toen
pakten de dienders mij op en
brachten mij in de gevangenis, en
daar heb ik acht weken ingezeeten,
en toen hebben zc mij hier naartoe
gebrachfVan Hogendorp: 'En
wisten je ouders dat je bedeldet?'
Het kind; 'Ja mijnheer mijn vader
had het mij'gelast*. Van Hogendorp:
'Wat deden uwe ouders?' Het kind;
"Mijn vader was tam en mijne
moeder werkte voor de lui: maar in
de gevangenis heb ik mijne ouders
dikwijls gezien. Sints.heb ik niets
van ze gehoord'.'
Jacob van Lennep en Dirk van
Hogendorp proberen zelfs hot lot van
de gevangenen te verbeteren door
Hoorn. "Dit gestMit ligt afgescheiden
van de stad, im het water: bij het
inkomen vindt men ter slinke hand
de keuken, met drie groote ketels
of kuipen voorzien, vervolgens de
eetzaal der mannen, en hun werk
plaats, waar zij zich met het maken
van karpetten, tafelkieeden, netteD,
enz. bezig houden: allen zagen er
bleek en vervallen uit; eene boven- -
zaaLwas voer gebrekkigen bestemd,
die lichter werk deden.'
Onberoerd door de ellende in zulke
inrichtingen blijft althans Jacob van
Lennep niet Hij hoort dat de
mannen en vrouwen, getrouwd of
niet, elkaar slechts in de kerk, en
dan nog op een afstand, mogen zien,
en stuit in de kinderkamer op een
pasgeboren kind, waarvan de moeder
's nachts overleden is, naar Van
Lennep rapporteert uit verdriet om
de verwijdering van haar man.
De bezoeker wordt daardoor zo aan
gegrepen dat hij daarover in dicht
vorm. althans op rijm, verhaalt in
strofen als: 'O neen' niets dat ons
samen voegt/Ik zie hem nimmer weer.
/Zoo kermt de troostelooze vrouw/En
zinkt bedwelmd van smart en rouw/
In flaamvte opp 't ziekbed neer". Zich
•weer van proza bedienend, schrijft
hij verontwaardigd te zijn over 'dit
voorval dat men ons ais iets zeer
gewoons verhaald©'.
Op maatschappelijke misstanden
stuiten de twee reizigers ook in
Drente en Overijssel, waar zij de
door de Maatschappij van weldadig
heid geëxploiteerde 'coloniën'
Frederiksoord en Ommerschans
bezoeken. Jacob van Lennep doet
uitgebreid verslag van de miserabele
omstandigheden waaronder de daar
huizende bedelaars en landlopers
moeten leven.
In de dwang- of bedelaarskolonie
Ommerschans spelen zich tijdens het
bezoek van de 'inspecteurs' hart-
verschep- inde taferelen af. 'Uit de
school kwamen wij in eene beneden
zaal, waar eene vrouw die zich op
het veld overwerkt had, zat te
kermen van pijn en het gesticht te
vervloeken. Naast haar was een
akelig uitziend, uitgeteerd mannetje.
Deze ongelukkige was opppasser in
eene der kamers: zijne voeten
bevroren door den harden winter en
zijhen tonnen, ham met nijptangen
afgedraaid, waren nog niet genezen,
waardoor hij voor zijn' post
ongeschikt zijnde dien verloeren had,
niet meer werken kon, en ex conseq
geen eten meer kreeg.'
In Ommerschans onderhoudt het
tweetal zich ook met de gestichts
bewoners, zoals blijkt uit de
volgende door Van Lennep opge
tekende dialoog tussen Van Hogen
dorp en een jongetje van zeven jaar:
Het gemene volk was voor de jonge
onderzoekers niet meer dan een
bezienswaardigheid. In een herberg
in Groningen hebben zij het ongeluk
dat zë 'met een platten Amsterdam
mer* de maaltijd moeten gebruiken,
elders moeten zij eten 'met twee
onbeduidende stervelingen', en in
Friesland verkeren zij korte tijd in
het gezelschap van 'vier menschen,
wie wij aan hun profaan, gemeen en
ploertachtig gesprek dadelijk voor
aannemers erkenden'.
Kort na htm vertrek uit Amsterdam,
waar de voetreis begon, op 28 mei
1823, worden de twee regententelgen
ai vergast qp him eerste beziens
waardigheid: het bedelaarshuis in
een afstand.
Zoais M. Elisabeth Kluit in haar
inleiding schrijft, gedroegen Jacob
van Lennep en Dirk van Hogendorp
zich als eensoort ipspeeteurs die
zich over de toestand en het leven
in de provincie uitgebreid lieten
voorlichten door plaatselijke auto
riteiten, meestal 'academiekennissen'
van Van Hogendorp of relaties van
hun ouders". Als twee deftige heren,"
met hoge hoed en al, stappen zij
rond. Als de schippers die het
tweetal haar het eiland Marken
varen, de plaatselijke bevolking wijs
maken dat Jacob van Lemnep de
koning is,: worden zij grif geloofd: -
'In *t keeren naar het schip hoorde
ik de lieden tegen elkander zeggen:
kaik, dat is nóu Zen HoöghaiV.
1
Van een "onzer verslaggevers
DEN HAAG Op de dag dat konin
gin Juliana de troon besteeg op 4
september 1948 werd een instelling
opgericht, die de naam van de vorstin
mocht dragen: het Koningin Juliana
Fonds. Hoewel het fonds geen uitbun
dig vijfentwintigjarig jubileum zal
vieren en ook niet zal collecteren,
wordt deze zomer wél een beroep ge
daan om extra steun: elke Nederlan
der kan helpen met een gift op giro
888.444, Koningin Juliana Fonds, Den
Haag.
Wat doet het fonds met zijn geld?
Wat is trouwens het doel van deze in
stelling, die vaak 'in het verborgene'
werkt? In de statuten is te lezen dat
de doelstelling is 'het bevorderen van
het maatschappelijk opbouwwerk in
Nederland' door het verlenen van fi
nanciële steun aan instellingen, die
zich bezighouden met dit werk. Een
inzicht in de verdeling van he* geld
geeft directeur 3. Hillenius (43), die
deze zomer mr, J. A. de Pree (die
met pensioen ging), opvolgde.
Hij verwijst hiervoor eerst naar de
organisatie van het fonds: 'Ons alge
meen bestuur bestaat uit een raad,
die is samengesteld uit vertegenwoor-
digera van. de landelijke instellingen,
dié bijna het gehele terrein van de sa
menlevingsopbouw bestrijken. In 1962
hebben we zes secties in het leven ge
roepen, diè de financiële bijdragen
aan de verschillende organisaties, die
daarom verzoeken, toewijzen'.
Vit een opsomming van indeling en
taken van deze secties blijkt hoe het
Koningin Juliana Fonds zijn geld, i
verkregen uit giften, schenkingen, ei
gen vermogen, giroloterij 'Algemene 'y.
Loterij Nederland' en voetbaltoto be
steedt.
Sectie een is belast met algemeen
maatschappelijk werk, gezinsverzor
ging, kinderdagverblijven,buitenland
se werknemers, samenlevingsopbouw,;
sectie twee met het bejaardenwerk,
sectie drie met kinderbescherming,
zorg voor de -ongehuwde móeder, en./
.haar kind m.reclassering, sectie vier.
met jeugdzorg, clubhuis- en wijkwerk
en bijzonder opbouwwerk, sectie vijf
met de zorg voor lichamelijk en rin-
tuigeiijk gehandicapten en sectie'zes
met het geestelijk-hygiënisch maat
schappelijk werk-.
Sinds de oprichting in 1948 werd voor
35 miljoen gulden aan bijdragen toe
gekend en voor vijf miljoen aan lenin
gen. Zijn er verschillen in de beste
ding van het geld in de beginperiode
en nu? Directeur Hillenius zegt' 'Er
Is een verschuiving geweest van de
6teun aan instellingen, die nu een-be
tere rijkssubsidieregeling hebben dan
toen, naar het welzijnswerk', boven
dien is de algemene, bijstandswet ge
komen en kunnen sommige instellin-
gen een beroep doen op de algemene -
wet bijzondere ziektekosten. De grote
verandering is dat het fonds zich nu
vooral richt op het stimuleren van
nieuwe ontwikkelingen, waaraan de
overheid nog niet is toegekomen'.
Een voorbeeld van hulp aan een nieu
we instelling, die nog niet dobr de
overheid wordt gesubsidiëerd, is de
bijdrage die het Koningin Juliana
Fonds geeft aan de Jongeren Advies
Centra (JAC's). Deze JACs voorzien
in een de laatste jaren ontstane be
hoefte: het helpen van jongeren, die
in de knoei zitten, maar niet weten
hoe ze om hulp moeten vragen o£ zich
niet aanvaard voelen door de bestaan
de instellingen.
Een ander voorbeeld van eigentijdse
behoeften waarop het fonds 'inspeel
de'. is het kinderdagverblijf en d*
peuterzasl, De laatste jaren hielp het -
KJT.F. door een bijdrage van een half-
miljoen gulden mee aan het opzetten
van 167 kinderdagverblijven.
Op de vraag, of de overheid het werk k
van het fonds niet behoort over te ne
men, antwoordt de heer Hillenius
daarom ontkennend.;'Als het gaat om'
het vinden van nieuwe wegen, moet
het initiatief dikwijks uitgasn van de
burgerij zélf omdat de overheid ran
nature nii' eenmaal te traag reageert.
Aan deze corrigerende functie ont
leent het; Koningin Juliana Fonds Art';
onze tijd voor een belangrijk deel zijn
bestaansrecht