ïr. E.L.L, -j le Wilde het 'tedelijk useum in msterdam: f André Breton's 'Nadja' is eindelijk vertaald t }&5ïm. i^issi ff3;:ïï II m if E112 r.jQtjff/OTAgmgr zaterdag 27 oktober 197s KUtNiSiT T13/K13 0p zondagen zijn 3200 bezoekers in vier .feett uitzondering. i %p??& la SfJfi'--V 3«ü ^,rr4vÉJ -MM W aiWk."?* i-itrë loor G. Kruis irote instellingen, die werkzaam jjn op het gebied van de cultuur - dien moeten worden ontdaan an hun kapitalistische karakter, dien gedemocratiseerd moeten t- rorden zowel wat de organisatie «treft als in wat zij het publiek, Ie gebruikers dus, hebben te bie- len. Dat is het hoofdpunt van een -< jota van het Amsterdamse D'66- aadslid, mr, E. van Antwerpen, i lie daarvoor het aankoopbeleid fan één zo'n instituut, het Stede- ijk Museum (een voor hem ken- ,i lelijk doorslaggevend voorbeeld) - ip de korrel neemt. Mr.E. L. L. de Wilde door J. van Doorne Ibi lit i- iii üf USA- PriJ- wa-.* diets 4 men- Bcri- coop- tra il 3o- iver- iaver zwa- rden ef tar* rdea - iÜQt' rem- jati® tag,* i.50-v To- C: -~£l,--_h~L*-_-.J stad BBSs»- jsseat a3Eï?R./- 1^»—riitit" ili "Hit! liW'-r h™i Wj-uKL> -« Bïffl 3 n.» a - - - "ü8" ^#>1" ifjlXi",!.!. izr^aJi r,ï-,-,' 2^.JE "-siï - -Isv^ipW iCv ^■jfaasi.Sisi, emw ff .ft"» 'iatóBssap nsSits rSSrj^S. „'Ij^ïtfgjp |^h| ■"BtinSn»! *--" Tr TTTot fe'n» fll? ■V «W 3 1 i_ fAfiS: •ÖilgW s 'T"»',->41 vUnflW.ïïffc r'.-rfjRffij!n,,V fv» fil.h!»jigur,?^-1, j tjgUa i li rl kulrüluiiuta^ u.g liL^n aiêt lAi ra; :3fl- OLIJiïTIE WEERSPIEGELING VAN MUSEUMBELEID 'i Van Antwerpen geeft in zijn nota een richt van dat beleid aan de hand een opgave van aankopen, (van :ii968 tot en met 1971) van het rau- -< seim zélf. Heel kort samengevat be- ;s ireft dat over die zes jaar een bedrag fan ƒ3.946.591.93, bijna vier miljoen v jniden dus, waarvan 48 pet naar de V V.S. ging, 31 pet in ons eigen land ;|bleef en de rest in verschillende ande landen besteed werd. Van Antwer pen maakt zich vooral bezorgd over te grote rol, die, de internationale kunsthandel daarin speelt'. Voigens tem zouden de gemeenschapsgelden, uitgetrokken voor de aankopen van iet Stedelijk allereerst een stuk fi- aaBciering voor de kunsthandel bete- ienen en dan pas voor de producen- ten, de kunstenaars. i Verder zit de basis van het beleid' hem dwars: er is weliswaar een uit rijf man bestaande Commissie voor de Aanwinsten, maar in, feite is er volgens hem maar één man die wer kelijk besluit, de directeur. Hij stelt daarom de instelling voor van een commissie ad hoc, die zou moeten rorden samengesteld uit gemeente raadsleden, deskundigen en vertegen woordigers van Amsterdamse kunste naarsorganisaties. Het is zeker niet de eerste aanval op het beleid van het Stedelijk. Afgezien van de kritiek en de acties van kun stenaarsorganisaties hebben, musea van moderne domst het ook van de kant van wat men noemt 'het grote publiek1 vrij moeilijk. In dat geval gaat het nog niet zozeer om de prij zen van wat aangekocht wordt maar om het karakter van die aankopen zelf. Maar de (ambtelijke) opdracht van een directeur van zo'n museum is en blijft: moderne kunst kopen. Kunst dus, die nog niet door de zeef van de tijd is gegaan, En omdat er ten aanzien van het be- leid van zo'n museum nog heel wat meer misverstanden blijken te be staan, hebben wij de directeur van het Stedelijk Museum, mr. E. L. L. de Wilde gevraagd, daar eens uitgebreid rijn visie op te geven. 'Om te beginnen Is het zo, dat men eigenlijk niet blijkt te weten wat de doelstellingen rijn van een museum en aan de andere kant is er, geloof ik, een zekere onvrede ontstaan met het museum vanuit een mentaliteitsveran dering ia de Nederlandse samenle- I ving. Die heeft als inhoud, dat men alles democratischer, socialiserend, wil zien en dat men de bevolking vooral wil laten participeren aan de zaak. De vraag blijft of dat te verbin den is aan de typische activiteiten van een museum. De moeilijkheid is, dat er op het sociaal-culturele vlak van overheidswege georganiseerd betrekkelijk weinig gebeurt En de onvrede, die daarmee bestaat geeft een bepaalde druk op het museum. Dat moet het museum maar doen. Maar het museum is geen instituut dat een dergelijke druk zou kunnen opvangen, het museum kan niet aan die behoefte voldoen, gewoon omdat het m.i. een andere doelstelling heeft Enerzijds pleegt een museum van he dendaagse kunst een research naar wat er op het gebied van de moderne kunst gaande is en dat niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten en aan de andere kant probeert bet en dat is natuurlijk wèl een maat schappelijke functie zoveel moge lijk publiek daarvoor te interesseren. En als ik dan spreek over het Stede lijk Museum, dan geloof ik, dat er hier wel degelijk aan die maatschap pelijke functie voldaan wordt Zoda nig, dat we veruit het hoogste bezoe kersaantal hebben van alle musea van moderne kunst in Europa: vorig jaar b.v. 492.000. Niemand zal ook kunnen beweren, dat het een élitepubliek is, dat hier komt Op zondagmiddagen is het zelfs zo. dat we de stroom van bezoekers niet kunnen verwerken. Zo'n 3200" bezoe kers in vier uur tijd is geen uitzonde ring. Dan kun je eigenlijk nauwelijks meer iets zien, dus ik geloof, dat je rustig kunt stellen, dat het Stedelijk een van de meest intensief gebruikte kunstinstituten in Nederland is. Toch komt die aanval van Van Ant werpen, eenvoudig omdat er blijkbaar behoefte is aan een soort van basis werk op sociaal-cultureel gebied, waarmee hij dan eigenlijk het mu seum zou willen opzadelen. Maar ik geloof niet, nogmaa's, 'dat het mu seum daartoe het meest geschikte: in stituut is. Het museum is ook geen instelling en dat zouden andere groepen weer graag willen die rechtstreeks zou kunnen inwerken in de richting van maatschappijhervor ming. Het museum presenteert kunst, selecteert kunst, onderzoekt kunst' en probeert die een maatschappelijke functie te geven door het publiek er voor te interesseren. Kunst speelt nu eenmaal een eigen rol. Kijk, ik geloof wel in kunstenaars die geëngageerd zijn met de gang van zaken in de maatschappij maar heel dikwijls is het -zo, dat/dit in hun kunst nauwelijks zichtbaar is'. En dan is die kunst zelf voor maatschappij hervorming dus niet bruikbaar'. 'Als je een commissie zou hebben, die op op een normale manier is samen gesteld, d.w.z.'democratisch, met ver tegenwoordigers van verschillende be- langengroepen, dan kom je natuurlijk nooit meer tot een collectie met een duidelijke samenhang. Dat houdt niet in, dat ik nu alles alleen zou doen, zonder invloeden van buiten af. Je staat in gesprek met je staf over het belang van een kunstwerk, je staat in gesprek met alle relaties die je hebt, met kunstenaars, collectloimeura, cri tici en die hebben toch allemaal een inbreng. Het is natuurlijk onzinnig te denken, dat je een volkomen geïso leerde kijk zou hebben op de zaken. Nu is een museumcollectie natuurlijk iets anders dan een particuliere col lectie. Een particuliere verzamelaar kan volkomen zijn eigen gang gaan en volkomen zijn eigen voorkeuren uitle ven, hoeft dus ook helemaal niet aan een program gebonden te zijn. Hij is alleen gebonden aan zijn financiële middelen en de lengte van de polssok, waarmee hij springt Dat laatste is na tuurlijk ook het geval, voor een mu seumman, maar van de andere kant werk je met publieke middelen, dus is het een normale zaak, dat daar con trole op is en die wordt in eerste in stantie uitgeoefend door de Commis sie voor de Aanwinsten, die uit vijf leden bestaat, twee kunstenaars en drie collectionneurs, met wie twee keer per jaar het aankoop beleid wordt doorgesproken. Die commissie is benoemd door B. W. en brengt ook advies uit aan B. W* niet al leen als commissie, maar ook indivi dueel. Dus voor elke aankoop, die ik wil voorstellen heb ik een individuele verklaring nodig van «ik commissie lid. Het gaat uiteraard om de algemene beleidslijnen, daarop heeft deze com missie invloed en daarop heeft zij controle. Maar binnen bepaalde ka ders ben ik de enige voorsteller tot aankoop. Een goede museumcollectie heeft be paalde grenzen en is opgebouwd uit bepaalde onderdelen. Een museum moet ook niet proberen alles te wil len hebben, want dat betekent dat je op een gegeven moment een onover zichtelijke en vrij karakterloze collec tie zou krijgen, waarbij heel veel kun stenaars, ook al zouden die van groot belang zijn, met een enkel dingetje vertegenwoordigd zouden zijn. Een collectie, zoals ik die zie, moet zijn opgebouwd uit heel duidelijke ac centen, uit heel homogene onderdelen. Als Je een collectie maakt kun je dat alleen maar onder bepaalde omstan digheden. Zelfs al zou je met een aan tal uitstekende deskundigen, die ieder hun eigen inzicht in kunst hebben een collectie opbouwen, dan nog kan dat betekenen, dat het een heel slecht resultaat heeft. Dan komen vaak de meest karakteristieke werken van be paalde kunstenaars niet in aanmer king, omdat er altijd een compromis bereikt moet worden. Nu de collectie zelf: die is voor''een museum een on ontbeerlijke zaak, een stabiele factor. Het is ook de kwalitatieve norm voor. wat je op het gebied van tentoonstel lingen doet. We kunnen niet het hele jaar door tentoonstellingen maken en daarmee alle zalen vullen. Je moet op een gegeven moment kunnen terug vallen op een deel van de collectie, dat weer verband houdt met de ten toonstellingen. En als je zo'n collectie in zijn geheel ziet, zoals dat ia de zomermaanden kan, dan is dat eigenlijk ais totaliteit toch een soort van geheugenbeeld, een neerslag van het museumbeleid dat gevoerd is. Dikwijls ook komen er uit tentoonstellingen aankopen voort, want juist op het moment dat je met een expositie bezig bent en als je dus geheel geconcentreerd bent op een be*' paalde kunstenaar is dat het juiste moment om je keuze te maken en zo wordt de collectie dus ook een soort van neerslag van de continuïteit van het hele beleid dat gevoerd wordt'. Over de hoge prijzen van kunstwer ken: *W« hebben nu eenmaal te ma ken met een kapitalistisch systeem. In Roemenië b.v. mag een kunstenaar niet meer dan 1500,- voor een kunstwerk vragen en in Polen is een dergelijke regeling, maar dat bete kent uiteraard ook een beïnvloeding, die niet alleen op de kunstprijs slaat Hier hebben we te maken met een mechanisme van vraag en aanbod. Ik ben het daar ook bepaald niet mee eens, althans zou ik me een heel wat redelijker si tuatie kunnen indenken. Een goed mechanisme zou volgens mij zijn, als een kunstenaar behoorlijk zou tarnen leven en rustig zou kunnen werken en niet meer. Maar u weet hoe het met vraag en aanbod is, als de vraag groot is, zeker bij een gering aanbod, dan stijgt de prijs en daar kan ik ver- der ook niets aan doen. Het museum moet het nu, in dit systeem realiseren en kan echt niet zeggen: we stelten onze .activiteiten maar uit tot de maatschappij veran derd is. En een museum is, zoals ik al eerder zei, niet de geschikte plaats om concreet in te grijpen in de maat schappij via acties of weet ik wat voor politieke activiteiten, Kunsrt werkt zeer abstract en kan hoogstens indirect een mentaliteitsverandering tot stand brengen. Als b.v. Cobra voor de meeste mensen geen grote moei lijkheden meer geeft, dan komt dat door de activiteiten van het Stedelijk, dat Cobra bracht op het moment dat ledereen er geweldig tegenaan zat te kijken. Het was zelfs zo, dat toen Ap pèl in 1848 zijn wandschildering maak te in de stadhuiscantine, er met etens resten tegenaan gesmeten werd, als een soort agressieve act tegen de mo derne kunst. Maar het feit dat toen de musea Cobra brachten heeft tot gevolg, dat Cobra nu een plaats heeft die geaccepteerd is. Dat is een voor beeld van hoe een museum functio neert'. Over acties: 'Hoe lastig het af en toe ook kan zijn, ik wil me er niet over beklagen. Niet dat ik het leuk vind als het museum bezet wordt, maar het voordeel van Amsterdam is wèl, dat alle dingen, die ergens leven, onmid dellijk naar de oppervlakte komen en dan heb je, als je het heel objectief en getfistancieerd wil zien, directe in formatie over wat er eigenlijk aan de hand is in de samenleving Maar je krijgt ook vanuit een vee! bredere kring onmiddellijk commentaar op wat je doet. De openingen hier wor den bezocht door veel kunstenaars, door andere insiders ook, en dan krijg je direct reacties en commentaar op de tentoonstellingen, negatief of positief, maar je krijgt ze zonder meer en direct Zo sta je met een groot aantal mensen in contact, die ergens met de zaak meeleven, dat is onze achterban, maar die is nfet geor ganiseerd of direct aanwijsbaar. Dat vind ik een enorm prettige ervaring al was het maar om niet op een gege ven moment in routinewerk door te draalen en in te slapen*. De conclusie ligt voor de hand: de kritiek van de heer Van Antwerpen zal misschien vele mensen aanspre ken, maar hij gaat van een verkeerd standpunt uit Voor wat hij wil, zal eerst de maatschappij drastisch moe ten veranderen. Ais een museum, onder deze omstan digheden, wil laten zién, wat er van daag de dag op het gebied van de beeldende kunst aan de orde is, moet het wel gebruik maken van een zo ka pitalistische instelling ais de kunst handel die overigens weer een le vensvoorwaarde is voor vele kunste naars. Er is (oog)geen andere mogelijkheid. Het museum, zoals 'dat tot nu toe heeft gefunctioneerd, kan, zoals ook mr. De Wilde al zei, zijn activiteiten niet uitstellen tot de maatschappij veranderd is. De opdracht blijft: mo derne kunst kopen. En aan' de hand van wat nu door de musea wordt aan gekocht, zal men later kunnen aanto nen wat toen (voor ons: nu) als be langrijk, als toonaangevend gold. Of het dan nog belangrijk zal zijn, belang rijk geoordeeld wordt, Is ee» tweede. Het kan zijn, dat de vele kunstuitin gen, waarmee de mensen-van-nu het tiog zo moeilijk hebben, dan, net als bijvoorbeeld het werk van de impres sionisten nu, tot die gemeenschap zal spreken. Maar 't kan ook anders zijn. De tijd zal het lerenJEn wij zullen het niet weten Het surrealisme is eigenlijk een vreemde zaak. Het is een richting in de kunst die gewaarwordingen die wij onder buiten of bovenzinnelijk plegen te noemen, tracht te verbeelden, welke verbeeldingen, hoe kan het anders, toch weer door middel van de zintuigen moeten worden ervaren. Maar in die verbeeldingen is dan de logische samenhang zoek. Alles kan en alles mag, want de wetmatigheden van het 'gewone' leven gelden niet Strikt genomen, is het woord surrealisme een onding. Alles wat bestaat behoort tot de realiteit: ook dromen, gewaarwordingen die niet verklaard kunnen worden, en ideeën behoren tot de realiteit Maar als onderscheiding van het leven dat wij door middel van logica en onze kennis van andere wetmatigheden verklaren kunnen, heeft het wcord een zin. Alles wat wij niet ervaren als indrukken van onze zintuigen, kunnen wij dan surrealistisch noemen. Er is niets op tegen. Behalve dit Wij mogen niet vergeten, dat wij niets ervaren kunnen buiten onze 'functie- mantel', zoals de wijsbegeerte van de wetsidee ons lichaam zo beeldend noemt Noem alles wat van buiten tot ons komt realiteit, maar vergeet niet dat wat van binnen-ons-zelf tot ons komt, eveneens realiteit is. Surrealisten zijn mensen die jarenlang in een huis gewoond hebben en dan plotseling ontdekken, dat hun huis een souterrain heeft Zij denken in een nieuwe, een andere wereld terecht te zijn gekomen. Maar evenals de zolder (de meta-fysica) behoort het souterrain tot het huis, tot de realiteit. Een eenvoudige gevolgtrekking zou hen ertoe kunnen brengen, in te zien, dat er in het souterrain dezelfde wetmatigheden heersen als in het woonhuis. Maar dat mag ik niet zeggen, want nu denk ik in beelden en dat is zonder meer onjuist Toch gelocf ik, dat zich bezinnen op de menselijke situatie tot de zekerheid leidt dat in het onderbewuste bestaan net. zo goed wetmatigheden optreden als in het bewuste leven en in ons stoffelijk bestaan. Het is alleen maar dat wij dif wetmatigheden en de verschijnselen die daaraan onderworpen rijn, niet kennen. De mens is op zoek naar zichzelf. Zeker. Hij heeft in zichzelf verschijnselen ontdekt die hij niet langs de gewone weg verklaren kan Maar hij heeft ook in de 'gewone' realiteit verschijnselen ontdekt die hij niet verklaren kan: ruimte, tijd, eindigheid, oneindigheid, kracht en materie. Ik noem er enkele. Kan de kunst nu aan deze verwondering gestalte geven? Ja, dat geloof ik. Maar dan indirect. Kunst kan alleen door middel van de zintuigen tot ons komen. Het onzegbare blijft ongezegd, het onhoorbare blijft zonder geluid. Maar evenals de realiteit in zich het vermoeden wekt van het bestaan van ongekende gebieden van die realiteit, kan kunst (vooral de meest abstracte van alle, de muziek) dat vermoeden in ons doen ontstaan. Meer niet. Waarom dit alles? Omdat ik van André Breton 'Nadja' gelezen heb. Breton (1896 - 1960) is een tijdlang de grote voorvechter en programmeur van het surrealisme geweest Het surrealisme ontstond uit het dadaïsme en wel in 1923. Breton heeft aan de nieuwe, alweer in Frankrijk ontstane beweging, essais gewijd. Hij heeft gedichten geschreven en in 1928, een korte roman, die pas nu in Nederlandse vertaling verschenen is. Het surrealisme, dat het onderbewuste van de mens trachtte gestalte te geven, is een in hoofdzaak literaire en picturale stroming, die alweer vrijwel geheel verdwenen is. Literair gezien was het een stroming, die vooral de logica in de zinsdelen wilde uitschakelen; de associatie moest heersen; al wat de auteur maar inviel, moest worden genoteerd. Het doel is duidelijk: de auteur wilde ontkomen aan de dwang die logisch denken hem oplegde. De auteur moest openbaren wat buiten het logisch verband in hem aanwezig was. Aan dat alles ligt een misverstand ten grondslag. Er is altijd ai surrealistische kunst geweest In elk kunstwerk openbaart de kunstenaar wat in hem, vaak onbewust leeft Wat verborgen in de kunstenaar leeft, treedt ongewild uit ln het kunstwerk. Waarom dan de associatie als werkschema aanvaard? Deze aanvaarding kan hoogstens leiden tot een voor psychologen aantrekkelijk verslag. Meer niet Dat de gewone lezer geen belangstelling heeft voor sureealistische kunst, is begrijpelijk. Hij interesseert zich meer voor het front dan voor d» munitie-fabriek. Maar dat is nog geen argument om de surrealistische kunst te verwerpen. Waarom ook? Het gaat er niet om of we surrealistische kunst mogen maken, maar om de vraag naar de waarde ervan. Die waarde is aanvechtbaar. Met name in de literatuur maar ook heus wel ,in de beeldende kunst mag men de vraag stellen, of er geen vervalsing optreedt Wat is aanwezig: fantasie of ervaring? Niemand kan het zeggen. Het bewijs hiervan leverde mij het lezen van André Breton's 'Nadja'. De kleine roman behelst het verslag van rijn ontmoetingen met een geestelijk gestoorde vrouw. Er staat niets bijzonders in. Er wordt niets in geopenbaard dat we al niet wisten. Enkele toevalligheden en enkele curieuze coïncidenties worden beschreven, maar dat is alles. In ieders leven kemen die voor. De roman is noch boelend, noch schokkend. De roman openbaart niets van wat er zich in ons onderbewustzijn aan onbegrijpelijks zou afspelen, Iaat staan, dat de roman ons een inzicht zou geven ln een realiteit die de onze, dat wil zeggen: de gewone, aan mysterie verre te boven zou gaan. 'Nadja' ls doodgewoon niets andera dan een verhaal over ontmoetingen met een gestoorde vrouw. De uitgave ls van belang, omdat het nu eenmaal de roman is van André Breton, die rich een plaats veroverd heeft in de historie van de literatuur. Van belang ook, omdat de roman gevolgd wordt door een uitgebreid naamregister met tal van bijzonderheden over leven en werken van de personen met wie Breton omgang gehad heeft Wie zich op de hoogte stellen wil van de surrealistische roeringen in het Frankrijk van voor de eerste oorlog, moet zich dit boekje vooral aanschaffen. Ik heb het ia elk geval met grote belangstelling gelezen, ook al ïs mijn waardering voor Breton er beslist niet op vooruit gegaan. Ik vind wat hij zegt, niet van belang. Afgezien van het feit, dat hij rich met aan de regel van de associatie gehouden heeft, heeft hij niets geopenbaard wat we niet wisten. Hij is kort en goed, in 'Nadja' geen surrealist. André Breton: Nadja*. Nederlands van Laurens Vancrevei en Renée de Jong- Bellnfante, Bij Meulenhoff te Amsterdam. Deel van Meulenhoff-reeks. Voorzien van bio- en bibliografische aantekeningen. Paperback. Aantal pagina's 151. Prijs 8,90. ffil

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Trouw / De Rotterdammer | 1973 | | pagina 13