Hoe een kasteel een ruïne werd IR/# "qo "fe" - ;e schiedam-extra wmsmm II/' rilplP/1 mkm DONDERDAG 5 OKTOBER 1978/HET VRIJE VOLff „Een Amsterdams journalist schreef eens een recensie over een van mijn optredens. Hij zei: Clown Waudi, een 'heer? .jite clown, maar hij is zo autori tair. In de pauze merkte ik, dat de kin deren het heerlijk bij hem vonden en na de pauze dolde hij zo met de kinde ren, dat je hem alles weer moet verge ven. Verrek, de lui, de klootzak: die neemt mij mijn essentie kwalijk. Daarom hebben ze het naar hun zin." Vorige maand stond Clown Waudi, of tewel Frederik Woudenberg, drie ach tereenvolgende zaterdagen op de plan ken van zoldertheater In de Teerstoof met het sprookje Roodkapje, In no vember komt hij terug met Hans en Grietje en eind maart/begin april speelt hij driemaal Het Ezeltje. Wie negen van de tweeëndertig kin dervoorstellingen in de Teerstoof mag vullen, moet wel een groot artiest zijn en heel scherp kunnen aanvoelen waar kinderen behoefte aan hebben en wat ze boeit. Frederik Woudenberg werd geboren in Rotterdam. Op de vraag „wanneer" antwoordt hij: een clown is tijdloos. Na de lagere school werkte hij onder- Van onze verslaggever DICK VAN DER LUGT meer als loopjongen, volgde een oplei ding voor kantoorwerk en dook daarna de danswereld in. Hij nam les bij de Rotterdamse danspedagoge Corrie Hartong en werkte bij het Amster dams toneel. Vier jaar werkte hij in het kinderhuis Veldheim van de antro- posoof/psychiater Lievegoed in Zeist. In Dornach (Zwitserland) volgde hij een opleiding in euritmie (een heel speciale wijze van bewegen). Hij werkte als euritmie-leraar aan de Vrije SChool in Zürich en begon daar een eigen kleuterschool. Uit het werken met kleuters ontstond het spelen met poppen. Zo werd lang zamerhand clown Waudi geboren: poppenspeler, sprookjesverteller, clown en danser. Sindsdien werkt hij in Duitsland, Nederland, Oostenrijk, België, Zwitserland enz. Hij houdt voordrachten voor ouders en hij zegt van zichzelf: „Ik begin pas. Ik zal da delijk met 65 ook niet zeggen: ouwe lui. Dan hoop ik wat meer wijsheid en er varing te hebben gekregen. Ik hoop met tachtig nog te doceren aan studen ten." Aldus clown Waudi, „een heerlij ke clown". SCHIEDAM - „Ik was in mijn jeugd een cholerisch kind. Ik ontmoette op schooi en in de kerk zulke lap zwansen en dat irriteerde me. Die mensen konden er ook niets aan doen, maar ze hadden geen achtergrond, geen temperament en ook geen fantasie; ze waren alle maal zo christelijk, burgerlijk, vastgelopen. Ik rebel leerde. Bk kon die vlakheid en die temperamentloos heid niet accepteren, want er leefde zo'n vuur en vreugde in me. Als kind leefde ik in de zon en dat kreeg nergens een uitweg, wat dan uitte je je temperament en dan was je brutaal of lastig of men begreep je niet. Progressief De ruine, het oudste bouwsel in Schiedam. Exotische vogel Duizenden levens WztJi.PW', mtdf'Cfi V l&k L |||c; m' löÉ IMÉ. I w WAUDI in vele gedaantes... (foto's: ARIE WAPENAAR. Naar binnen Moderne mens Kettinj» rijgen De baas Wereldvreemd - - 1 ji heerlijke clown Ik was een kind dat zijn han den moest gebruiken; niet zijn hoofd, niet het denken. Ik was zo motorisch en dynamisch. Een beetje timmerman had van mij een prachtige timmerman kun nen maken. Ik bleef als kind in mijn motoriek en dynamiek hangen: ik zag de dingen langer kinderlijk, had meer fantasie en moed. Ik was een ander kind. Dat zei moeder ook altijd. Ais jij van school afkomt, dan vertel je niet. maar je danst het mij voor. - Ik had wel een goede jeugd: mijn vader was een heel fijn mens. Hij was parlevinker op de Maas. Toen ben ik loopjongen ge worden en op achttienjarige leeftijd ben ik op eigen initiatief naar een instituut voor kantoor opleiding gegaan. Ik ben bij mijn vader gaan werken en daarna kwam ik bij Corrie 'Hartong terecht. Ik danste. Geen ballet, want dat heb ik altijd ge haat, dat was te gemaniereerd, dat had geen binnentempera- ment voor mij. Voor mij moest het branden en groeien.. Eigen lijk ben ik een circusmens. Mijn ideaal was toch wel een dans groep, waar ze alle nationale dansen uitvoeren en aan acro batiek doen. Zo tegen de Chine se jongleurs aan. Daar droomde ik van. De eerste kennismaking met de antroposofie was via de christengemeenschap in Rotter dam. Dat was een beweging voor religieuze vernieuwing. Dat heeft wel zo'n indruk op me ge maakt. Ik wilde daar steeds meer van weten, maar ja: ik was geen studiemens, ik wilde het eigenlijk meer in de praktijk le- ,ren. Op een dag stapte ik naar pro fessor Lievegoed. Die was antro- posoof en psychiater en die had een kindertehuis in Zeist, Zon nehuis Veldheim. Ik vroeg of ik bij hem mocht komen kijken. Ze hadden een feest voor kinderen. Ik ben het gebouw binnen ge gaan en ik ben er vier jaar niet meer uitgekomen. Ik was van Lievegoed zo onder de indruk. Ik kon geen mond opendoen. Ik had een groot respect voor hem. Het waren zeer progressieve mensen. Accepteerden van mij dmgen, die ze van andere mede werkers nooit zouden accepte ren. Ze zagen de dingen niet los van elkaar. Ook in de antroposo fie. Ik heb antroposofie direct heel weinig kunnen toepassen, maar er was altijd een soort licht, dat tussen de dingen door ging. Je kon een verbindende ge dachte tussen de dingen leggen, maar een absoluut antwoord krijg je nooit, vind ik. Dat was een heerlijke tijd bij Lievegoed. Daar heb ik veel geleerd: psy chologie. antropologie, ja alle vakken, heerlijk. Uit heel Nederland en ook" wel van overzee kwamen gestoorde kinderen. Wij hadden de gekste vogels bij elkaar zitten. Het was echt een volière, een dierentuin. Er kon zo'n gekke vogel niet bin- nekomen; als je er een beetje oog voor had, dan keek je door zo'n vogel heen en dan zat er een echt mooi mensenkind achter. In die kring van mensen werd over de echte intelligentie ge sproken. De één noemt het de engei. de ander noemt het de SCHIEDAM - Toen het Huis te Riviere gebouwd werd, bestond de stad Schie dam eigenlijk nog niet. Het was nog maar een klein ne- derzettinkje, dat ontstaan was rond een dam, die aangelegd was in de monding van de Schie. Dat die nederzetting tot bloei kwam. was grotendeels te danken aan een ambitieuze vrouw, die er wel wat in zag om zich met het Schiemondge- bied te bemoeien. Zij heette Aleida van Aves nes en was regentes voor de latere Floris V. Het waren po litieke motieven, die haar aan dacht op het Schiemondgebied vestigden. Het was in die tijd voor haar heel belangrijk om in dit gebied macht te verga ren, omdat het gedeeltelijk de grens van het graafschap Hol land vormde en ook omdat het een toegangspoort was tot de rest van Holland, waar het land over het algemeen nog uit moeras bestond. Aleida had in de buurt van de Schie al wat bezittingen en ze kocht er nog enkele bij, waaronder het poldertje Ri viere waar zij rond 1250 haar kasteel liet bouwen. Zij noem de het Huis te Riviere. Het moet een stevige, hoge burcht geweest zijn, eigenlijk meer een uitkijktoren dan een kas teel. Zij deed veel voor het ne- derzettinkje bij de dam, zij be vorderde de handel en de nij verheid, liet er een kerk en een gasthuis bouwen en verleende het in 1275 stadsrecht. Een weldoenster als Aleida heeft de stad nadien eigenlijk niet meer gekend. Toen zij stierf kreeg haar zoon, Floris de Zwarte, het kasteel. Hij heeft er echter niet of nauwe lijks gewoond. Toen hij stierf verviel het aan de grafelijk heid van Holland. Graaf Wil lem IV gaf het huis in 1339 in bruikleen aan Dirk van Mat- henesse, dié het later zelfs in eigendom kreeg. Eeuwenlang zijn de Van Mathenesses eigenaars van dit kasteel geweest, zodat de naam „Burcht van Mathenes- se" ontstond. Zij hebben er overigens niet altijd gewoond, zij hadden elders nog meer be zittingen. Tijdens de 80-jarige oorlog (1568-1648) woonden ze er in ieder geval niet, want /f. „xn-v-: toen had een stelletje Geuzen er tijdelijk onderdak gezocht. Zij maakten het zo bont, dat er tot twee keer toe brand uit brak. Na die branden verviel het huis langzaam tot een ruïne, die steeds verder afbrokkelde. De Van Mathenesses verkoch ten de ruïne en het omliggende land uiteindelijk in 1690 aan het stadsbestuur van Schie dam. Het is erg moeilijk om vast te stellen hoe het kasteel er oorspronkelijk uit heeft ge zien. Er zijn echter al jaren archeologische onderzoekin gen gaande; men probeert op die manier uit te vinden hoe het gebouw tn elkaar heeft ge zeten. Het stukje ruïne dat wij nu nog kunnen zien staan aan de Broersvest, is maar een klein stukje van een hoekto ren van de eens zo statige burcht. Maar ondanks het feit dat dat nog maar het enige is dat er van over is, blijft de ruine voor ons toch een klein stukje verleden, één van de laatste tekens uit de tijd, waarin Schiedam geboren werd Henriette van Alderwerelt kosmische identiteitnou ja: ik zou zeggen de persoonlijk heid. Het eigen persoonlijk ik van al deze kinderen werd stuk voor stuk ernstig genomen. f Ik had eens een heei moeilijke jongen. Na hem vier jaar bege leid te hebben, moest ik atschcid van hem nemen. Hij had mij nog nooit aangekeken. Hij sprak niet en wat hij verstond was zeer ui terlijk. Een soort exotische vo gel, een mooie vogel. Prachtig kind: danste als een vlinder, maar persoonlijk contact was er niet. Hij wist niet, dat het de iaatste keer was, dat ik hem be geleidde. Ging hij midden op de trap staan en liet me zo ver lo pen. dat mijn hoofd op zijn hoofdhoogte was. Hij draaide me om aan mijn schouders en stond mij een minuut lang aan te kijken met een paar ogen, waarvan je zei: ja, daar keek me een persoonlijkheid uit. In Zwitserland leerde ik de bewegingstherapie kennen. Ik heb er vijf jaar gewerkt om eu ritmie te studeren. Ja, die sprak, want ik was allround in de be weging opgeleid: pantomime, dansen en acrobatiek. Euritmie is een heel speciale wijze van be wegen. Spreekt niet alle mensen aan. Is beslist niet iets dat je in vanété's en cabarets kunt bren gen. Maar ik vond het prachtig als danser. Het zette een heel an dere kant aan. Het was een grote toevoeging aan mijn ontwikke ling als bewegingsmens. Met die opleiding ben ik gaan werken als euritmie-leraar aan de Vrije School in Zurich en daarna ben ik er met een kleu terschool begonnen. Uit het kleuterwerk is het spelen met poppen ontstaan. Het duurde niet lang of ik trad op in het theater. De naam Waudi is ontzettend leuk ontstaan. In het ziekenhuis was ik sprookjesverteller. Offi cieel aangesteld door de stad Zu rich. Daar ben ik nu nog trots op lk ging naast die heel zieke kin deren zitten, die nooit iets kre gen, en begon sprookjes te ver tellen. De kinderen konden de naam Woudenberg niet uitspre ken en dan zeiden ze Wauwau lk zei: je mag wel Waldi zeggen, dat is een hondennaam, maar op den duur werd het Waudi. Dat was zo'n leuke naam. Het scheen dat die erg bij mijn gekke kop en temperament paste. Toen stelde ik me voor ais Waudi. maar nog niet als clown. Het werd clown VVaudi door een vertelling, die ik deed. Het was een circusverhaal. Ik kon al die figuren zo op het toneel brengen. De directeur had een hoge hoed op en witte handschoenen aan. Dan speelde ik tegelijk een zi geuner. Er kwam dan een viool naar beneden cn ik begon op die viool tc spelen. Ik bootste het vioolgeluid na met een heel hoge stem. En dan zeiden ze: speelt-ie nou? Dat was een prachtig effect. De kin deren hadden zoveel vreugde en liefde voor de clown, die in dat verhaal voorkwam, dat die niet meer weg mocht. Ze zeiden: de clown moet blijven Toen werd het clown Waudi. Als je leert verstaan in de huid van een ander te kruipen, dan ben je dubbeirijk. Dan leef je duizenden levens. Je moet de moed hebben onbevangen en zonder vooroordelen het publiek tot je te laten spreken. Ik word steeds rijker.,Ik voed me aan de mens. Daarom wordt het ook nooit teveel". - Ais je met een programma be gint, zeg je: We gaan een droom spelen. Waudi: „Je droomt ook werkelijk..Als je nuchter, kri tisch, sceptisch, intellectueel ten opzichte van de dingen staat, gaan de dingen met voor je open. Als ik jou wil begrijpen, dan moet ik toch eerst de moed heb ben jou rustig aan te kijken. Je moet kijken met je gevoel, met je gemoed. Het is net als bij een schilderij. Ik bezie de omgeving, ik zie met alleen het aantal ro zen van een struik. Ik zie de achtergrond, de lichtval en dan smelt het bij elkaar tot één beeld. Beeldkijken ot begripsmatig kijken. Begripsmatig is: je telt de dingen samen. Dan zeg je: oh m c\v i».-i k\ - i| S- '-SS".!- O •*-ifrff ja een tak en nog een tak en veel blaadjes en dat maakt een boom. Nee een boom zien is open gaan. kijken en zien Dan zie je eigenlijk mets en je ziet alles dat klinkt misschien een beetje raai Al» ik zeg: ik speel een sprook je voor een kind, dan ga ik met dat kind in het bereik tan zijn gevoelsleven, van zijn gemoeds leven, van zijn droomleven. Kin deren bewegen zich toch nog veel langer dan men denkt in hun gemoedsleven. Het kind is tot zijn vierde ol vijlde primair motorisch en li chamelijk. Daarna volgt een fase, waarin het zich spelend, dromend, dansend ontwikkelt. Neem maar een kind mee naar Spanje Het kind zit in de auto naast pajij en mama met een poppetje in een kartonnen doos te spelen Maar als de i it voorbij is, zegt de kleine- he. papa. vertel me eens een verhaaltje Het is helemaal naar binnen gei icht Ais de poppenkast opengaat, moeten de kindei cn in het be reik van de droom komen Aan schoonheid en kleur kun je geen le hoge eisen stellen. Als de gor dijntjes opengaan, denk ik ik wou dat ik mijn poppenkast nog mooier, nog gemoedsvolter kon maken. Het moet een innige, schone en warme wereld zijn Zoals je in een mollig sthuimbad zit en je lichamelijk wel kunt voelen. Het kind moet de mooiste kleuren zien, de mooiste ritmen en muziek horen Mooi is niet al tijd esthetisch mooi Ik bedoel ook niet romantisch met glitter of patelmoer. Mooi kan de kra kende stem van een oude pop- pc-nsj,. Ier zijn, die iets groot moederlijks en ritmisch heeft. Die kan heerlijk spreken zonder mooi te spreken liet is een in nerlijk welzijn Ik noem het dik- wi|!s een innerlijk oog Want dat hebben kinderen nog. Die kijken met hun binnenkant Maar als die buitenkant lelijk blijft, ja: dan staan ze op den duur van binnen stil Ik wou. dat ik mijn poppen kast zo levendig kon maken, dat het een heel echte, werkelijke droom is. De kinderen voelen het ook, als je naar ze toekomt: die man spreekt me aan. Je hebt ook kinderen die dat niet willen. Die er bang voor zijn De moderne mens wil dat niet.' Die wil informatie hebben. Ja. maar er is nog een ander uit gangspunt: de droom vvectt de dingen samen. Een peuter is absoluut Als die gewend is, dat het zo staat, dan mag het met anders staan Een peuier doet koekoek Een kleu ter speelt tikkertje, krijgertje en verstoppertje. Een sprookje zegt- er was eens een bos. en daarin was een koning, en ciie koning had een dochter, en die dochter was ziek, want die kon met lachen. In een roman zou je zeggen. Daar ergens m de ber gen achter de derde, berg, daar lag diep in een groen, donker dal een zwaar beboomd eikenbos Sprookjes ziin niet moraIi.se- lend. Het zijn oerbeelden voor krachten in ons. Als ie zegt je bent zo slim als een vos, dan ben je koopman, parlevinker, dief Je gebruikt je staart en je komt overal doorheen Het klopt met altijd Hij is zo nobel als een duif Nou, duiven zijn helemaal niet nobel, die pikken elkaar de ogen uit Als ie marxistisch denkt in de verkeerde zin, dan moeten we ollemjdl -zo lang mogelijk zon der zorgen de dikste buiken heb ben, de grootste Hessen shc-rry, ons tot een grietje bepalen, kort om de grootste hoeveelheid ge not. Nou ja, dat is een idee fixe, dat is er helemaal met Je moet de giootste hoeveelheid moed hebben om je problemen te lijf te durven gaan De Hoedkliniek, de terreur wacht op ons alle maal Lees maar biografieën. Die zijn toch alleen maar inte ressant. omdat de scnrijvers problemen hebben. Die geile voorstelling van het moet glad jes en mooi gaan nou, dat js nergens, nog nooit geweest ook". - Sprookjes hebban altijd een happy ending Waudi „Ja, sprookjes houden altijd goed op en dat moet ook. Neem een levensovertuiging of filosofische wijze van denken, die tot niets voert Een mens is toch maar om de verdoemenis in te gaan en naderhand is hij een nevelvlak. Als je van een mets uitgaat, is dat gemakkelijk. Tegenwoordig komen ze met een bulldozer cn als er twee mooie bomen staan, dan gaan die er toch aan. Dat is een tijdsver schijnsel Eerst alles plat en dan gaan we nieuw bouwen. Eerst een revolutie en dan komt het goed Als burger zeg ik vanavond: lekker mijn televisie en mijn pantoffels en als mislukte bur ger misschien Katendrccht cn een pint bier. Maar je kunt dat van mij gestolen krijgen. De dmgen moeten in zichzelf terugkeren. Een sprookje bevat beelden voor wat een ziel mee maakt. Het Is mijn sprookje. Ik kan een leeuw zijn, een koning zijn, alleen op een berg staan, m de verstikking van een donker bos komen, door een heks ver leid worden: alles wat je zie! kwelt. Het mooiste Is, dat je in een sprookje op duizenden ver schillende wijzen zo geraffi neerd en zo charmant hieltje wordt gelicht. Steeds word je weer gepakt en steeds kom je er weer uit. Het sprookje zegt: er was er eens en ze leefden nog lang en gelukkig".- - Je gebruikt, als je een sprookje vertelt, steeds dezelfde woorden en zinnen Waudi: „Ik doe het met opzet als ik praat. Ik zeg- dat manne tje had een rode muts op. Nou vertel nu alsjeblieft niet. dat het mannetje een groene muts op heeft. Dan word je eruit gesme ten: nee mama, nee clown Wau di! Dan begin je te kleuren. Er was er eens een diep donker bos. En in dat diepe donkere bos daar stond een paleis. En in dat paleis in dat diepe donkere bos daar woonde een oude vrouw En die oude vrouw in het paleis in het diepe, donkere bos woonde in de toren van het paleis. Verrukke lijk vinden ze dat dat is ketting rijgen. Alles op een rij zetten. Altijd maar herhalen en herha len Dat is een ritmische behoef te van het kind. Het wil steeds weer dezelfde ritmes horen en pas later krijgt het behoefte om te vaneren. Maar in de beelden kun je nooit variëren. De grootmoeder is de wijsheid van de verleden tijd. De grootmoeder blijft de grootmoeder, de moeder blijft de moeder en Roodkapje blijft Roodkapje. Er was er eens: dat mag toch met meer tegenwoordig. Kinde ren mogen toch ook niet meer weten wie Piet Hein was. Mogen toch met meer trots zijn op hun helden. Nee. ze mogen wel weten wie Marx en Troelstra waren. Maar met Piet Hem of Socrates. Goh, je moet met verleden tijd ophouden. Nu: koek verdelen en boter bij de vis. - Je zegt aan het begin van je programma: ik ben de baas. Ben je autoritair? Waudi: „Autoriteit in de beste zin van het woord. Ik ben de baas: daar heeft het kind be hoefte aan. Ik laat het toch wel vrij. Ik /.al met zeggen: jij moet gaan springen als een kikker als het wil gaan zitten en doe jij je mond eens open als het wil zwij gen en hou jij je mond eens als het wil praten. Maar een kind is nog niet zo bewust van het andere kind, dat het zijn eigen temperament en jjersoonltjkheid helemaal zelf kan plaatsen ten opzichte van zijn collega's. Daar ben ik voor om de leiding te nemen en het kind te begeleiden. Een kind voelt, dat het begeleid wordt. En toch zijn vrijheid krijgt, maar dan moet toch de dirigent de maat kunnen aangeven". - Je moet als ouder toch wel met een enorm mindenvaardigheids- complex uit je voorstelling ko men, als je ziet hoe je met de kin deren omgaat. Waudi: „lk zou wel pamfletten willen uitdelen. Ja ouders, de si tuatie waarin we nu zitten is voor mij wel zeer ideaal Want de kinderen komen met met hun problemen, ze zijn uit. Ze komen m een omgeving, waarin te weerstand voelen en waarin z.e zich met zo laten gaan. Ze wor den een beetje tegengehouden. Dan breng ik ze mooie, interes sante dingen. Dat is wel zo'n ideale toestand. Het is de vraag ot ik het met een enkel kind -zo door de jaren heen zou doen. Ik sla me nooit op de borst Zal je thuis drie lastige troelen hebben met een nerveu ze vrouw en een kritische schoonmoeder cn buren van wie je je amper mag bewegen en een baas die rottigheid met je uit haalt. Als ik gesprekken heb met ouders, dan zeg ik altijd: doet u mij éen genoegen en trek met uit hetgeen wij met elkaar bespre ken de conclusie: ik moet het doen zoals clown Waudi. Het zou helemaal niet goed zijn voor een kind om bij mij iedere dag in het theater te zit ten. Het zou wereldvreemd wor den. Wat ik dan wet zeg: ik hoop, dat ik inspirerend op u kan wer ken. Het gebeurt wei dat de ouders zeggen: goh, die peer doet het leuk en charmant, waar blijf ik? Dan haal ik het sprookje van de wolf en de zeven geitjes aan. De wolf komt en wil de geitje^ opeten. En 'wat zeggen die geit jes, als de wolf zegt: je moeder staat buiten de deur? Nee, onze moeder heeft niet zo'n zware stem. Ik kan negenennegentig procent van de .moeder doen, maar die laatste procent haal ik niet. Wil ik ook helemaal niet halen. Ik ben wel vertrouwd met de geest en de ziel van het kind, In momenten dat ik een kind ont- moet, begint er iets te vonken. Het is voor mezelf een raadsel, waar dat vangaan komt".

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Het Vrije volk | 1978 | | pagina 7