Hoe een kasteel
een ruïne werd
IR/# "qo
"fe" -
;e
schiedam-extra
wmsmm
II/'
rilplP/1
mkm
DONDERDAG 5 OKTOBER 1978/HET VRIJE VOLff
„Een Amsterdams journalist schreef
eens een recensie over een van mijn
optredens. Hij zei: Clown Waudi, een
'heer? .jite clown, maar hij is zo autori
tair. In de pauze merkte ik, dat de kin
deren het heerlijk bij hem vonden en
na de pauze dolde hij zo met de kinde
ren, dat je hem alles weer moet verge
ven. Verrek, de lui, de klootzak: die
neemt mij mijn essentie kwalijk.
Daarom hebben ze het naar hun zin."
Vorige maand stond Clown Waudi, of
tewel Frederik Woudenberg, drie ach
tereenvolgende zaterdagen op de plan
ken van zoldertheater In de Teerstoof
met het sprookje Roodkapje, In no
vember komt hij terug met Hans en
Grietje en eind maart/begin april
speelt hij driemaal Het Ezeltje.
Wie negen van de tweeëndertig kin
dervoorstellingen in de Teerstoof mag
vullen, moet wel een groot artiest zijn
en heel scherp kunnen aanvoelen waar
kinderen behoefte aan hebben en wat
ze boeit.
Frederik Woudenberg werd geboren in
Rotterdam. Op de vraag „wanneer"
antwoordt hij: een clown is tijdloos.
Na de lagere school werkte hij onder-
Van onze verslaggever
DICK VAN DER LUGT
meer als loopjongen, volgde een oplei
ding voor kantoorwerk en dook daarna
de danswereld in. Hij nam les bij de
Rotterdamse danspedagoge Corrie
Hartong en werkte bij het Amster
dams toneel. Vier jaar werkte hij in
het kinderhuis Veldheim van de antro-
posoof/psychiater Lievegoed in Zeist.
In Dornach (Zwitserland) volgde hij
een opleiding in euritmie (een heel
speciale wijze van bewegen). Hij
werkte als euritmie-leraar aan de
Vrije SChool in Zürich en begon daar
een eigen kleuterschool.
Uit het werken met kleuters ontstond
het spelen met poppen. Zo werd lang
zamerhand clown Waudi geboren:
poppenspeler, sprookjesverteller,
clown en danser. Sindsdien werkt hij
in Duitsland, Nederland, Oostenrijk,
België, Zwitserland enz. Hij houdt
voordrachten voor ouders en hij zegt
van zichzelf: „Ik begin pas. Ik zal da
delijk met 65 ook niet zeggen: ouwe lui.
Dan hoop ik wat meer wijsheid en er
varing te hebben gekregen. Ik hoop
met tachtig nog te doceren aan studen
ten." Aldus clown Waudi, „een heerlij
ke clown".
SCHIEDAM - „Ik was in mijn jeugd een cholerisch
kind. Ik ontmoette op schooi en in de kerk zulke lap
zwansen en dat irriteerde me. Die mensen konden er
ook niets aan doen, maar ze hadden geen achtergrond,
geen temperament en ook geen fantasie; ze waren alle
maal zo christelijk, burgerlijk, vastgelopen. Ik rebel
leerde. Bk kon die vlakheid en die temperamentloos
heid niet accepteren, want er leefde zo'n vuur en
vreugde in me. Als kind leefde ik in de zon en dat kreeg
nergens een uitweg, wat dan uitte je je temperament
en dan was je brutaal of lastig of men begreep je niet.
Progressief
De ruine, het oudste
bouwsel in Schiedam.
Exotische vogel
Duizenden levens
WztJi.PW',
mtdf'Cfi
V
l&k L
|||c;
m'
löÉ
IMÉ. I w
WAUDI in vele gedaantes... (foto's: ARIE WAPENAAR.
Naar binnen
Moderne mens
Kettinj» rijgen
De baas
Wereldvreemd
- -
1
ji heerlijke clown
Ik was een kind dat zijn han
den moest gebruiken; niet zijn
hoofd, niet het denken. Ik was
zo motorisch en dynamisch. Een
beetje timmerman had van mij
een prachtige timmerman kun
nen maken. Ik bleef als kind in
mijn motoriek en dynamiek
hangen: ik zag de dingen langer
kinderlijk, had meer fantasie en
moed. Ik was een ander kind.
Dat zei moeder ook altijd. Ais jij
van school afkomt, dan vertel je
niet. maar je danst het mij voor.
- Ik had wel een goede jeugd:
mijn vader was een heel fijn
mens. Hij was parlevinker op de
Maas.
Toen ben ik loopjongen ge
worden en op achttienjarige
leeftijd ben ik op eigen initiatief
naar een instituut voor kantoor
opleiding gegaan. Ik ben bij
mijn vader gaan werken en
daarna kwam ik bij Corrie
'Hartong terecht. Ik danste. Geen
ballet, want dat heb ik altijd ge
haat, dat was te gemaniereerd,
dat had geen binnentempera-
ment voor mij. Voor mij moest
het branden en groeien.. Eigen
lijk ben ik een circusmens. Mijn
ideaal was toch wel een dans
groep, waar ze alle nationale
dansen uitvoeren en aan acro
batiek doen. Zo tegen de Chine
se jongleurs aan. Daar droomde
ik van.
De eerste kennismaking met
de antroposofie was via de
christengemeenschap in Rotter
dam. Dat was een beweging voor
religieuze vernieuwing. Dat
heeft wel zo'n indruk op me ge
maakt. Ik wilde daar steeds
meer van weten, maar ja: ik was
geen studiemens, ik wilde het
eigenlijk meer in de praktijk le-
,ren.
Op een dag stapte ik naar pro
fessor Lievegoed. Die was antro-
posoof en psychiater en die had
een kindertehuis in Zeist, Zon
nehuis Veldheim. Ik vroeg of ik
bij hem mocht komen kijken. Ze
hadden een feest voor kinderen.
Ik ben het gebouw binnen ge
gaan en ik ben er vier jaar niet
meer uitgekomen. Ik was van
Lievegoed zo onder de indruk. Ik
kon geen mond opendoen. Ik had
een groot respect voor hem.
Het waren zeer progressieve
mensen. Accepteerden van mij
dmgen, die ze van andere mede
werkers nooit zouden accepte
ren. Ze zagen de dingen niet los
van elkaar. Ook in de antroposo
fie. Ik heb antroposofie direct
heel weinig kunnen toepassen,
maar er was altijd een soort
licht, dat tussen de dingen door
ging. Je kon een verbindende ge
dachte tussen de dingen leggen,
maar een absoluut antwoord
krijg je nooit, vind ik. Dat was
een heerlijke tijd bij Lievegoed.
Daar heb ik veel geleerd: psy
chologie. antropologie, ja alle
vakken, heerlijk.
Uit heel Nederland en ook" wel
van overzee kwamen gestoorde
kinderen. Wij hadden de gekste
vogels bij elkaar zitten. Het was
echt een volière, een dierentuin.
Er kon zo'n gekke vogel niet bin-
nekomen; als je er een beetje oog
voor had, dan keek je door zo'n
vogel heen en dan zat er een echt
mooi mensenkind achter.
In die kring van mensen werd
over de echte intelligentie ge
sproken. De één noemt het de
engei. de ander noemt het de
SCHIEDAM - Toen het
Huis te Riviere gebouwd
werd, bestond de stad Schie
dam eigenlijk nog niet. Het
was nog maar een klein ne-
derzettinkje, dat ontstaan was
rond een dam, die aangelegd
was in de monding van de
Schie. Dat die nederzetting tot
bloei kwam. was grotendeels
te danken aan een ambitieuze
vrouw, die er wel wat in zag
om zich met het Schiemondge-
bied te bemoeien.
Zij heette Aleida van Aves
nes en was regentes voor de
latere Floris V. Het waren po
litieke motieven, die haar aan
dacht op het Schiemondgebied
vestigden. Het was in die tijd
voor haar heel belangrijk om
in dit gebied macht te verga
ren, omdat het gedeeltelijk de
grens van het graafschap Hol
land vormde en ook omdat het
een toegangspoort was tot de
rest van Holland, waar het
land over het algemeen nog
uit moeras bestond.
Aleida had in de buurt van
de Schie al wat bezittingen en
ze kocht er nog enkele bij,
waaronder het poldertje Ri
viere waar zij rond 1250 haar
kasteel liet bouwen. Zij noem
de het Huis te Riviere. Het
moet een stevige, hoge burcht
geweest zijn, eigenlijk meer
een uitkijktoren dan een kas
teel. Zij deed veel voor het ne-
derzettinkje bij de dam, zij be
vorderde de handel en de nij
verheid, liet er een kerk en een
gasthuis bouwen en verleende
het in 1275 stadsrecht.
Een weldoenster als Aleida
heeft de stad nadien eigenlijk
niet meer gekend. Toen zij
stierf kreeg haar zoon, Floris
de Zwarte, het kasteel. Hij
heeft er echter niet of nauwe
lijks gewoond. Toen hij stierf
verviel het aan de grafelijk
heid van Holland. Graaf Wil
lem IV gaf het huis in 1339 in
bruikleen aan Dirk van Mat-
henesse, dié het later zelfs in
eigendom kreeg.
Eeuwenlang zijn de Van
Mathenesses eigenaars van dit
kasteel geweest, zodat de
naam „Burcht van Mathenes-
se" ontstond. Zij hebben er
overigens niet altijd gewoond,
zij hadden elders nog meer be
zittingen. Tijdens de 80-jarige
oorlog (1568-1648) woonden ze
er in ieder geval niet, want
/f.
„xn-v-:
toen had een stelletje Geuzen
er tijdelijk onderdak gezocht.
Zij maakten het zo bont, dat er
tot twee keer toe brand uit
brak.
Na die branden verviel het
huis langzaam tot een ruïne,
die steeds verder afbrokkelde.
De Van Mathenesses verkoch
ten de ruïne en het omliggende
land uiteindelijk in 1690 aan
het stadsbestuur van Schie
dam.
Het is erg moeilijk om vast
te stellen hoe het kasteel er
oorspronkelijk uit heeft ge
zien. Er zijn echter al jaren
archeologische onderzoekin
gen gaande; men probeert op
die manier uit te vinden hoe
het gebouw tn elkaar heeft ge
zeten. Het stukje ruïne dat wij
nu nog kunnen zien staan aan
de Broersvest, is maar een
klein stukje van een hoekto
ren van de eens zo statige
burcht.
Maar ondanks het feit dat
dat nog maar het enige is dat
er van over is, blijft de ruine
voor ons toch een klein stukje
verleden, één van de laatste
tekens uit de tijd, waarin
Schiedam geboren werd
Henriette van Alderwerelt
kosmische identiteitnou ja:
ik zou zeggen de persoonlijk
heid. Het eigen persoonlijk ik
van al deze kinderen werd stuk
voor stuk ernstig genomen.
f
Ik had eens een heei moeilijke
jongen. Na hem vier jaar bege
leid te hebben, moest ik atschcid
van hem nemen. Hij had mij nog
nooit aangekeken. Hij sprak niet
en wat hij verstond was zeer ui
terlijk. Een soort exotische vo
gel, een mooie vogel. Prachtig
kind: danste als een vlinder,
maar persoonlijk contact was er
niet. Hij wist niet, dat het de
iaatste keer was, dat ik hem be
geleidde. Ging hij midden op de
trap staan en liet me zo ver lo
pen. dat mijn hoofd op zijn
hoofdhoogte was. Hij draaide
me om aan mijn schouders en
stond mij een minuut lang aan
te kijken met een paar ogen,
waarvan je zei: ja, daar keek me
een persoonlijkheid uit.
In Zwitserland leerde ik de
bewegingstherapie kennen. Ik
heb er vijf jaar gewerkt om eu
ritmie te studeren. Ja, die sprak,
want ik was allround in de be
weging opgeleid: pantomime,
dansen en acrobatiek. Euritmie
is een heel speciale wijze van be
wegen. Spreekt niet alle mensen
aan. Is beslist niet iets dat je in
vanété's en cabarets kunt bren
gen. Maar ik vond het prachtig
als danser. Het zette een heel an
dere kant aan. Het was een grote
toevoeging aan mijn ontwikke
ling als bewegingsmens.
Met die opleiding ben ik gaan
werken als euritmie-leraar aan
de Vrije School in Zurich en
daarna ben ik er met een kleu
terschool begonnen. Uit het
kleuterwerk is het spelen met
poppen ontstaan. Het duurde
niet lang of ik trad op in het
theater.
De naam Waudi is ontzettend
leuk ontstaan. In het ziekenhuis
was ik sprookjesverteller. Offi
cieel aangesteld door de stad Zu
rich. Daar ben ik nu nog trots op
lk ging naast die heel zieke kin
deren zitten, die nooit iets kre
gen, en begon sprookjes te ver
tellen. De kinderen konden de
naam Woudenberg niet uitspre
ken en dan zeiden ze Wauwau
lk zei: je mag wel Waldi zeggen,
dat is een hondennaam, maar op
den duur werd het Waudi. Dat
was zo'n leuke naam. Het scheen
dat die erg bij mijn gekke kop en
temperament paste.
Toen stelde ik me voor ais
Waudi. maar nog niet als clown.
Het werd clown VVaudi door een
vertelling, die ik deed. Het was
een circusverhaal. Ik kon al die
figuren zo op het toneel brengen.
De directeur had een hoge hoed
op en witte handschoenen aan.
Dan speelde ik tegelijk een zi
geuner. Er kwam dan een viool
naar beneden cn ik begon op die
viool tc spelen.
Ik bootste het vioolgeluid na
met een heel hoge stem. En dan
zeiden ze: speelt-ie nou? Dat
was een prachtig effect. De kin
deren hadden zoveel vreugde en
liefde voor de clown, die in dat
verhaal voorkwam, dat die niet
meer weg mocht. Ze zeiden: de
clown moet blijven Toen werd
het clown Waudi.
Als je leert verstaan in de huid
van een ander te kruipen, dan
ben je dubbeirijk. Dan leef je
duizenden levens. Je moet de
moed hebben onbevangen en
zonder vooroordelen het publiek
tot je te laten spreken. Ik word
steeds rijker.,Ik voed me aan de
mens. Daarom wordt het ook
nooit teveel".
- Ais je met een programma be
gint, zeg je: We gaan een droom
spelen.
Waudi: „Je droomt ook
werkelijk..Als je nuchter, kri
tisch, sceptisch, intellectueel ten
opzichte van de dingen staat,
gaan de dingen met voor je open.
Als ik jou wil begrijpen, dan
moet ik toch eerst de moed heb
ben jou rustig aan te kijken. Je
moet kijken met je gevoel, met
je gemoed. Het is net als bij een
schilderij. Ik bezie de omgeving,
ik zie met alleen het aantal ro
zen van een struik. Ik zie de
achtergrond, de lichtval en dan
smelt het bij elkaar tot één
beeld.
Beeldkijken ot begripsmatig
kijken. Begripsmatig is: je telt
de dingen samen. Dan zeg je: oh
m
c\v
i».-i
k\ - i|
S- '-SS".!- O
•*-ifrff
ja een tak en nog een tak en veel
blaadjes en dat maakt een boom.
Nee een boom zien is open
gaan. kijken en zien Dan zie je
eigenlijk mets en je ziet alles
dat klinkt misschien een beetje
raai
Al» ik zeg: ik speel een sprook
je voor een kind, dan ga ik met
dat kind in het bereik tan zijn
gevoelsleven, van zijn gemoeds
leven, van zijn droomleven. Kin
deren bewegen zich toch nog
veel langer dan men denkt in
hun gemoedsleven.
Het kind is tot zijn vierde ol
vijlde primair motorisch en li
chamelijk. Daarna volgt een
fase, waarin het zich spelend,
dromend, dansend ontwikkelt.
Neem maar een kind mee naar
Spanje Het kind zit in de auto
naast pajij en mama met een
poppetje in een kartonnen doos
te spelen Maar als de i it voorbij
is, zegt de kleine- he. papa. vertel
me eens een verhaaltje Het is
helemaal naar binnen gei icht
Ais de poppenkast opengaat,
moeten de kindei cn in het be
reik van de droom komen Aan
schoonheid en kleur kun je geen
le hoge eisen stellen. Als de gor
dijntjes opengaan, denk ik ik
wou dat ik mijn poppenkast nog
mooier, nog gemoedsvolter kon
maken. Het moet een innige,
schone en warme wereld zijn
Zoals je in een mollig sthuimbad
zit en je lichamelijk wel kunt
voelen.
Het kind moet de mooiste
kleuren zien, de mooiste ritmen
en muziek horen Mooi is niet al
tijd esthetisch mooi Ik bedoel
ook niet romantisch met glitter
of patelmoer. Mooi kan de kra
kende stem van een oude pop-
pc-nsj,. Ier zijn, die iets groot
moederlijks en ritmisch heeft.
Die kan heerlijk spreken zonder
mooi te spreken liet is een in
nerlijk welzijn Ik noem het dik-
wi|!s een innerlijk oog Want dat
hebben kinderen nog. Die kijken
met hun binnenkant Maar als
die buitenkant lelijk blijft, ja:
dan staan ze op den duur van
binnen stil
Ik wou. dat ik mijn poppen
kast zo levendig kon maken, dat
het een heel echte, werkelijke
droom is. De kinderen voelen het
ook, als je naar ze toekomt: die
man spreekt me aan. Je hebt ook
kinderen die dat niet willen. Die
er bang voor zijn
De moderne mens wil dat niet.'
Die wil informatie hebben. Ja.
maar er is nog een ander uit
gangspunt: de droom vvectt de
dingen samen.
Een peuter is absoluut Als die
gewend is, dat het zo staat, dan
mag het met anders staan Een
peuier doet koekoek Een kleu
ter speelt tikkertje, krijgertje en
verstoppertje. Een sprookje
zegt- er was eens een bos. en
daarin was een koning, en ciie
koning had een dochter, en die
dochter was ziek, want die kon
met lachen. In een roman zou je
zeggen. Daar ergens m de ber
gen achter de derde, berg, daar
lag diep in een groen, donker dal
een zwaar beboomd eikenbos
Sprookjes ziin niet moraIi.se-
lend. Het zijn oerbeelden voor
krachten in ons. Als ie zegt je
bent zo slim als een vos, dan ben
je koopman, parlevinker, dief Je
gebruikt je staart en je komt
overal doorheen Het klopt met
altijd Hij is zo nobel als een
duif Nou, duiven zijn helemaal
niet nobel, die pikken elkaar de
ogen uit
Als ie marxistisch denkt in de
verkeerde zin, dan moeten we
ollemjdl -zo lang mogelijk zon
der zorgen de dikste buiken heb
ben, de grootste Hessen shc-rry,
ons tot een grietje bepalen, kort
om de grootste hoeveelheid ge
not. Nou ja, dat is een idee fixe,
dat is er helemaal met Je moet
de giootste hoeveelheid moed
hebben om je problemen te lijf
te durven gaan De Hoedkliniek,
de terreur wacht op ons alle
maal Lees maar biografieën.
Die zijn toch alleen maar inte
ressant. omdat de scnrijvers
problemen hebben. Die geile
voorstelling van het moet glad
jes en mooi gaan nou, dat js
nergens, nog nooit geweest ook".
- Sprookjes hebban altijd een
happy ending
Waudi „Ja, sprookjes houden
altijd goed op en dat moet ook.
Neem een levensovertuiging of
filosofische wijze van denken,
die tot niets voert Een mens is
toch maar om de verdoemenis in
te gaan en naderhand is hij een
nevelvlak. Als je van een mets
uitgaat, is dat gemakkelijk.
Tegenwoordig komen ze met een
bulldozer cn als er twee mooie
bomen staan, dan gaan die er
toch aan. Dat is een tijdsver
schijnsel Eerst alles plat en dan
gaan we nieuw bouwen. Eerst
een revolutie en dan komt het
goed
Als burger zeg ik vanavond:
lekker mijn televisie en mijn
pantoffels en als mislukte bur
ger misschien Katendrccht cn
een pint bier. Maar je kunt dat
van mij gestolen krijgen.
De dmgen moeten in zichzelf
terugkeren. Een sprookje bevat
beelden voor wat een ziel mee
maakt. Het Is mijn sprookje. Ik
kan een leeuw zijn, een koning
zijn, alleen op een berg staan, m
de verstikking van een donker
bos komen, door een heks ver
leid worden: alles wat je zie!
kwelt. Het mooiste Is, dat je in
een sprookje op duizenden ver
schillende wijzen zo geraffi
neerd en zo charmant hieltje
wordt gelicht. Steeds word je
weer gepakt en steeds kom je er
weer uit. Het sprookje zegt: er
was er eens en ze leefden nog
lang en gelukkig".-
- Je gebruikt, als je een sprookje
vertelt, steeds dezelfde woorden
en zinnen
Waudi: „Ik doe het met opzet
als ik praat. Ik zeg- dat manne
tje had een rode muts op. Nou
vertel nu alsjeblieft niet. dat het
mannetje een groene muts op
heeft. Dan word je eruit gesme
ten: nee mama, nee clown Wau
di!
Dan begin je te kleuren. Er
was er eens een diep donker bos.
En in dat diepe donkere bos daar
stond een paleis. En in dat paleis
in dat diepe donkere bos daar
woonde een oude vrouw En die
oude vrouw in het paleis in het
diepe, donkere bos woonde in de
toren van het paleis. Verrukke
lijk vinden ze dat dat is ketting
rijgen. Alles op een rij zetten.
Altijd maar herhalen en herha
len Dat is een ritmische behoef
te van het kind. Het wil steeds
weer dezelfde ritmes horen en
pas later krijgt het behoefte om
te vaneren.
Maar in de beelden kun je
nooit variëren. De grootmoeder
is de wijsheid van de verleden
tijd. De grootmoeder blijft de
grootmoeder, de moeder blijft de
moeder en Roodkapje blijft
Roodkapje.
Er was er eens: dat mag toch
met meer tegenwoordig. Kinde
ren mogen toch ook niet meer
weten wie Piet Hein was. Mogen
toch met meer trots zijn op hun
helden. Nee. ze mogen wel weten
wie Marx en Troelstra waren.
Maar met Piet Hem of Socrates.
Goh, je moet met verleden tijd
ophouden. Nu: koek verdelen en
boter bij de vis.
- Je zegt aan het begin van je
programma: ik ben de baas. Ben
je autoritair?
Waudi: „Autoriteit in de beste
zin van het woord. Ik ben de
baas: daar heeft het kind be
hoefte aan. Ik laat het toch wel
vrij. Ik /.al met zeggen: jij moet
gaan springen als een kikker als
het wil gaan zitten en doe jij je
mond eens open als het wil zwij
gen en hou jij je mond eens als
het wil praten.
Maar een kind is nog niet zo
bewust van het andere kind, dat
het zijn eigen temperament en
jjersoonltjkheid helemaal zelf
kan plaatsen ten opzichte van
zijn collega's. Daar ben ik voor
om de leiding te nemen en het
kind te begeleiden. Een kind
voelt, dat het begeleid wordt. En
toch zijn vrijheid krijgt, maar
dan moet toch de dirigent de
maat kunnen aangeven".
- Je moet als ouder toch wel met
een enorm mindenvaardigheids-
complex uit je voorstelling ko
men, als je ziet hoe je met de kin
deren omgaat.
Waudi: „lk zou wel pamfletten
willen uitdelen. Ja ouders, de si
tuatie waarin we nu zitten is
voor mij wel zeer ideaal Want
de kinderen komen met met hun
problemen, ze zijn uit. Ze komen
m een omgeving, waarin te
weerstand voelen en waarin z.e
zich met zo laten gaan. Ze wor
den een beetje tegengehouden.
Dan breng ik ze mooie, interes
sante dingen. Dat is wel zo'n
ideale toestand.
Het is de vraag ot ik het met
een enkel kind -zo door de jaren
heen zou doen. Ik sla me nooit op
de borst Zal je thuis drie lastige
troelen hebben met een nerveu
ze vrouw en een kritische
schoonmoeder cn buren van wie
je je amper mag bewegen en een
baas die rottigheid met je uit
haalt.
Als ik gesprekken heb met
ouders, dan zeg ik altijd: doet u
mij éen genoegen en trek met uit
hetgeen wij met elkaar bespre
ken de conclusie: ik moet het
doen zoals clown Waudi.
Het zou helemaal niet goed
zijn voor een kind om bij mij
iedere dag in het theater te zit
ten. Het zou wereldvreemd wor
den.
Wat ik dan wet zeg: ik hoop,
dat ik inspirerend op u kan wer
ken. Het gebeurt wei dat de
ouders zeggen: goh, die peer doet
het leuk en charmant, waar blijf
ik? Dan haal ik het sprookje van
de wolf en de zeven geitjes aan.
De wolf komt en wil de geitje^
opeten. En 'wat zeggen die geit
jes, als de wolf zegt: je moeder
staat buiten de deur? Nee, onze
moeder heeft niet zo'n zware
stem. Ik kan negenennegentig
procent van de .moeder doen,
maar die laatste procent haal ik
niet. Wil ik ook helemaal niet
halen.
Ik ben wel vertrouwd met de
geest en de ziel van het kind, In
momenten dat ik een kind ont-
moet, begint er iets te vonken.
Het is voor mezelf een raadsel,
waar dat vangaan komt".