mmm
PffiSSggil
g«8SiH«ss:ss
n
SiSaU
Vandaag met-s Laatste aflevering van rubriek 'Wachten
Stfkgoed
hfh n
A
-4 fïuv-'r
v:sv.?*i -
w 1 r*;
mil
Wd
'-<- -t3' 43'..>£35 M?3
XtÜ
,»7lï* I
Wêmémmm,.
Ni!
IS
4 ,^rs/e
c, _-v-"iV^ x f gs 'X') X1
V X*"f F*
- - J
h
-i
door
HERMAN
MOSCOVITER
ROTTERDAM Het
lijkt wel of de Pons-,
kaart, het 120 meter ho
ge woongebouw aan het
Weena, heeft gezorgd
voor een stroomver
snelling. Er wordt weer
gepraat over hoogbouw
en super-hoogbouw.
Maar dan a!s huisves
ting voor de rijken in
de stad. Een ongeioen-
ste woonvorm voor de
gemiddelde bewoner.
I 1
ROTTERDAM Hij
is een vurig pleitbezor
ger voor hoogbouw.
Zelf woont ir. Arnest
Boender drie hoog,
maar dat is vooral
omdat hij net voor
zichzelf is begonnen
als architect. Hij zegt
zonder echte of valse
schaamte: „Ik houd
van grote gebouwen.
Het liefst zou ik wol
kenkrabbers ontwer
pen. Wat ik van Rotter
dam zo mooi vind is
dat het een nieuwe
stad is met veel vijfti
ger- en zestiger-jaren-
architectuur. Zeg
maar dozen. De Euro-
pointgebouwen aan het
Marconiplein? Een lust
voor het oog! Wonder
schoon!"
De}B<ms*m$>r
van
architect
WJat
pijyriacKtl
enigèiïsy,
li %i§M^
•1 I'
ti*
rr
If
isss
W&2 'A-fc?
- - m LX*
(i -~
WmmiMi
Nadenken
Holle galm
Telescoop
Duur
:r
Hysterie
sflffgfe
IglSii
tBSI'j
11821
-A_ -i- -j~
ZATERDAG 3 DECEMBER 1983
~t- -. -I-A-' 'n^T/'* 3 ^£1j|„, 7.i"n i~ --;
- 7 XA SX VJ V-7
SU»ni- ■!..T.''^..~'<WIWS '•J Tn- --p7».„.l.if^rr^cfc-. imiO-,
itft- J-t 7/*'-'er--3—£prin~vr> ->
U.
tl- ~¥rrSè..,*?i
-"-O JfL - J'„'. -i
.-liUCPr»'^ rf^ i«-'jr,::'y-'"~5
>t
Volkshuisvesting Rotterdam
heeft ooit in een rapport een
aantal voorwaarden opgesomd
waaraan hoogbouw moet vol
doen. In de eerste plaats moet
die geschikt zijn voor alle be
volkingsgroepen; inspraak van
toekomstige bewoners is nood
zakelijk; de kwaliteit van de
bouw moet goed zijn en de hu
ren mogen niet hoger zijn dan
bij lagere gebouwen. Kort sa
mengevat: aan drie van de
vier voorwaarden wordt bij
hoogbouw niet voldaan. De
nieuwste golf van hoogbouw
zal er voornamelijk komen
voor de elite. Voor de tweever
dieners en de rijkere eenlin
gen. Wie geen 1000 per maan-
daan zijn huis kan besteden,
moet met beide benen pp de
begane grond blijven staan.
Zulke mede-burgers vallen af.
De hoogbouw die nu in de be
langstelling staat is niet de be
laden en belaste bouw in het
genre dat opgeld deed in het
Bogaerstijdperk, waarin ko-
nijen hokkenhoogbouw zonder
kraak of smaak om zich heen-
greep als een' besmettelijke,
ziekte. Bogaers immers be
loonde ter bestrijding van
woningnood de industriële
bouw. De gemeenten werden
veelal gedwongen om dit te ac
cepteren. Ze konden nog zulke
t
K
^T"?Iv
Waar anderen tweemaal
moeten slikken om zo'n uit
spraak te doen, waar sommi
ge liever stikken dan dit te
zeggen, daar geeft Arnest
Boender (29) zonder blikken
of blozen die mening.
„Maar één woontoren aan
het Weena? Dat smaakt naar
meer en van verschillende ar
chitecten," zegt hij. Zelf ont
wierp hij er een toren van 70
fneter hoogte op de hoek van
het Kruisplein en de West
kruiskade, met in de onderste
lagen 100 jongerenwoningen
en In de bovenste 30 luxeflats.
„Het is heel gevaarlijk om op
eersteklas locaties in de stad
alleen maar goedkope wonin
gen neer te zetten."
Zijn opmerkingen komen
niet uit de lucht vallen. In
overeenstemming met zijn
voorliefde voor hoogbouw liep
hij in 1980 stage bij Skidmore,
Owings and Merill, het archi
tectenbureau in Chicago waar
ook de „Rotterdamse" Euro-
pointgebouwen werden gete
kend. Hij schreef een sollici
tatiebrief met aanbevelingen
van Aldo van Eyck, Rem
Koolhaas en Bakema. Dat
as voldoende om een half
jaar in de keuken van de
aardige woonwensen-onderzoe
ken op tafel leggen, of vertel
len dat stedebouwkundig ande
re gedachten leefden, het rijk
trapte dwars door dit soort re
delijke argumenten heen.
Het resulteerde in wijken als
IJsselmonde, Ommoord en ten
slotte als klap op de vuurpijl
de Bijlmer. Van de veronder
stelde planologische voordelen
voor deze flatwijken in het
groen kwam niets terecht. De
voorstanders die altijd zeiden
dat beDerkinfr van het arond-
de bouw van doorslaggevend
belang was zaten er naast. Die
beperking van het grondge
bruik is zeer relatief. Belang
rijkste bezwaar was echter
vaak de vergeten kwaliteits
norm: de gehorigheid van de
industriële bouw werd spreek
woordelijk. De doodsheid van
die wijken ook. Slaapsteden
werden ze genoemd. De na
sleep van vijftien jaar slechte
hoogbouw is nog lang niet
voorbij.
Vanwege de woningnood gin
gen de mensen in dit soort
flats wonen. Of die huizen de
bewoners ook bevielen was
niet aan de orde. Bepaalde
flats (bijvoorbeeld de Eraflats
in Capelle aan den IJssel)
stonden bekend als „spring
plank". In het contract met de
huurder stond dat je minstens
een jaar moest blijven. Na dat
jaar maakte iedereen zich zo
vlug mogelijk uit de voeten.
Sommigen vonden niets en ble
ven. anderen deden er een
paar jaar .over, maar velen
vertrokken alweer toen bij wij
ze van spreken de lijm van het
nieuwe behang nog maar net
was uitgehard.
Hoogbouw vond plaats op
plekken waar geen behoefte
was. Dure oplossingen voor het
openbaar vervoer (dat we sa
men betalen) waren het ge
volg; de prijs die de gemeen
schap voor dit soort stede-
bouwkundige missers moet be
talen is buitengewoon groot.
Denk aan de Bijlmer, waar het
wonen nu „aantrekkelijk" moet
worden gemaakt met premies
en beloningen. Het is alweer
w*
t - Lf I 7*" n.
a S3
v&tV-s:
i"TS~~ r
Cï,i
'U ',v5 "'"ti
--
eJ„ i
'Eén woontoren is
lans niet ger oeg'
J'''.
'U'/4'i'Z/S'/y '/ft/'ïA
t'f*/ y f.
vy/z/s
hoogbouw te mogen meehel
pen.
Arnest Boender spreekt
zonder enig sarcasme over
hoogbouw en superhoogbouw.
Hij vindt wolkenkrabbers
„een teken van beschaving"
weliswaar voor de rijke
mensen, maar toch. Ook die
vormen een wezenlijk be
standdeel van de stad, niet
waar? Hij heeft daarbij voor,
tijdens en na zijn stage nage
dacht over het fenomeen wol
kenkrabber.
„De toren is niet langer het
zorgvuldig geplaatste accent
in het stadsbeeld zoals Van
den Broek dat zette aan het
Mathenesserplein of Unger-
plein. De toren is gedegra
deerd tot een fallussymbool.
In 1974 noemde de toenmalige
wethouder Mentink de Shell-
toren aan het Hofplein de
erectie van het groot-kapitaal
terwijl die toren nota bene
nog in het wederopbouwplan
uit 1946 van Rotterdam zat.
Een toren kan volgens mijn
mening de bevrijdendste
vorm zijn om welvarende be
schaafde mensen met een
maximum aan privacy in een
steeds intenser wordende sa
menleving te huisvesten. De
essentie van de toren Is dat
hij overal kan staan en dank
zij technische en constructie
ve mogelijkheden geen ruim
te in beslag neemt, maar juist
ruimte schept. Steeds meer
mensen kunnen op één hecta
re leven, elkaar beïnvloeden
en elkaar civiliseren."
Op de vraag of hij echt niet
een vorm van ironie in het
gesprokene legt. kijkt Boen
der vragend. Welnee. Dit is
zijn visie. „Een toren is ook
een menselijk gebouw bij uit
stek, als je onder menselijk
datgene verstaat wat niet
een tijdelijk ondervangen van
gevolgen van een structureel
fout beleid. Duidelijker ging
het toe in de wijk Kirkby in Li
verpool; 600 flats zijn daar,
twaalf jaar nadat- de eerste
steen werd gelegd, weer afge
broken. Er was geen belang
stelling voor, ze leverden ge
vaar op voor spelende kinde
ren en ze kostten de stad han
den vol geld.
Nu we de kater van de ko-
nijnehokkenhoogbouw denken
te hebben overwonnen kunnen
we er weer over praten. Het
gaat om hoogbouw voor de
welgestelde burger die met be
houd van privacy veel geld
kwijt wil aan exclusief wonen.
Hoogbouw en superhoogbouw
moet volgens die nieuwere
ideeën niet plaatshebben in het
groen ergens aan de rand van
de stad, maar juist in het hart.
Luister naar de architecten
en de stedebouwkundigen en je
hoort de nieuwe credo's: „hoog
bouw is het grote gebaar";
„hoogbouw geeft de stad haar
contouren"; „hoogbouw onder
steunt het vitaie karakter";
„hoogbouw is een kenmerk van
de revival van de stad" en
„hoogbouw geeft een wereld
stads karakter." Sommige van
deze uitspraken lijken een wat
holle galm te hebben; de mees
te zijn onweerspceekbaar.
Zoals zoveel kreten.
Maar er zijn ook aanwijzin
gen die boven het niveau van-
deze losse flodders uitstijgen.
In de eerste plaats is er het
streven naar een stad waar de
mensen weer terugkeren om te
wonen. De verdichting van het
centrum met woon- en werkge-
bouwen is al volop in bewe
ging. Wie de grote stad niet
voorziet van alle functies,
merkt dat het gedaan is met
de levendigheid, met de aan
trekkelijkheid en de economi
sche mogelijkheden. Onder dit
laatste moet dan worden be
grepen: de winkelstand, het
uitgaansleven, de recreatiemo-
dierlljk i3. De toren is de fi
guurlijke uitdrukking van de
mens die zich losmaakt van
de grond en rechtop gaat lo
pen. In wezen zijn torens ko
ningen.. En net als de koning
heeft een hoge toren alleen
maar minderen en staat hij
eenzaam.
Een menselijke toren heeft
collega-torens van vergelijk
bare hoogte in wier omgeving
hij „menselijker" wordt. Hoe
dichter torens - bij elkaar
staan, zonder aan individuali
teit in te leveren, des te gezel
liger wordt het."
In Chicago, waar Boender
stage liep, staat een kilome
terslang lint van torens langs
de oever van het grote meer.
Sommige tot 370 meter hoog
(Rotterdams Shelltoren 13 100
meter). Nederlanders ver
wachten misschien dat ap
partementen die op zee of
over land uitkijken het duurst
en het meest in trek zijn.
Niet3 is minder waar. De
duurste kijken juist uit op de
andere torens.
Boender: „Het uitzicht op
het meer is dodelijk verve
lend, evenals het uitzicht op
de laagbouw. Sensationeel is
alleen het uitzicht op andere
torens, waar je tegenaan en
tussendoor kunt kijken. Het is
niet ongewoon om een tele
scoop permanent voor het
raam te hebben. Niet om naar
de sterren te kijken, maar
naar elkaar in de flats. Anno
1983 kan deze moderne va
riant op de stomme film nog
enige opwinding teweegbren
gen. Wie zijn gordijnen open
heeft weet dat hij bekeken
kan worden en accepteert
dat."
Om het op Rotterdams
Ponskaart te betrekken: „Wie
daar in die toren op een hoog
te van 100 meter wii gaan wo
nen, zal ongetwijfeld verder
kunnen kijken dan iemand die
daar op 50 meter woont. Maar
op 50 meter hoogte is het uit
zicht aantrekkelijker omdat
er meer te zien valt. Op 100
meter kijkt men hooguit te
gen de heel klein geworden
Medische Faculteit (104 me
ter), de Euromast, Europoint
en de Shelltoren; te weinig ge
zelschap om gezellig te zijn.
Op een hoogte van vijftig me
ter is het heel anders en veel
beter, want het blijft langer
boelen als men ergens tegen
op kan kijken, dan wanneer
men uitsluitend kan neerzien.
Om dit soort sensaties te er-
gelijkheden. Nog afgezien dat
de voorzieningen in de stad
(openbaar verkeer, openbaar
groen, straten, leidingen, enz.)
onwaarschijnlijk duur worden
doordat het draagvlak te klein
is. Met wat goede wil zou je
dat „het vitale karakter van de
stad" kunnen noemen.
Vooral de hogere inkomens
groepen, de tweeverdieners en
beter gesitueerde eenlingen,
kunnen dit draagvlak verbre
den. De compacte stad met
hoogbouw kan een veelvoud
aan woningen voor juist deze
groepen bieden, dan een stad
met lage vernieuwbouw die
nergens boven de vier verdie
pingen uitkomt. In de beleving
van sommige stedebouwkuridi-
gen wordt met de nieuwe aan
pak „de verpaupering een halt
toegeroepen, de stad heront
dekt als plaats met gevarieer
de mogelijkheden en als cultu
reel centrum." In feite zijn zul
ke suggesties overbodig. Ver
paupering heeft met andere
dingen van doen, en de stad is
nimmer uit de gratie geweest.
Alleen de mogelijkheden om in
de stad te wonen waren er niet
voldoende. Hoogbouw moet
daar verandering in brengen.
Daarbij denkt men dan ook
aan gebouwen met meer dan
één functie. Winkels onderin,
mogelijk daarboven bedrijven
en daar weer woningen boven.
Gezinnen met jonge kinde
ren zullen altijd het groen en
laag wonen prefereren, maar
dat is slechts eenvijfde van de
Rotterdamse bevolking. Twee
derde van de bewoners van de
stad leeft in een één- of twee
persoonshuishouden.
Hoogbouw, blijft echter duur.
Niet als het zevenhoog is, of
als het tamelijk uitgeklede wo
ningen betreft, wél als het om
werkelijke hoogbouw gaat van
twintig of meer lagen. Welis
waar wordt de dure grond op-
.timaal gebruikt, maar de voor
zieningen maken het wel kost
baar. Wat bij laagbouw in de
grondkosten verwerkt zit. zit
in hoogbouw in bouwkosten.
De rioleringen, elektriciteits
leidingen, waterleidingen gaan
niet meer horizontaal, maar
verticaal. Ze worden niet door
de gemeenschap betaald, maar
door de bouwer. De lift (als
verlengstuk van het openbaar
vervoer); idem. Parkeervoor
zieningen voeren de kosten ook
op. De huismeester als onder
deel van het hele pakket servi
cekosten geeft de prijs een op
waartse duw.
Tenslotte zal het bouwen
duurder zijn naarmate men
hoger komt, omdat de gemid
delde bouwtijd per woning toe
neemt. Volgens Nederlandse
rapporten zou een gebouw van
maximaal veertig verdiepin
gen tien tot twintig percent
duurder uitvallen, want naar
mate de bouwtijd per woning
langer is, wordt het rentever
lies voor de opdrachtgever
groter. Men gaat dan uit vaa
werken met gietbeton.
Al die meerkosten zullen uit
eindelijk door de bewoners
moeten worden opgebracht.
Dat kan alleen als een kwalita
tief optimale woning wordt
aangeboden. En wil men de
servicekosten enigszins be
heersen, dan zal het gebouw
aan de buitenkant onderhouds
vrij moeten zijn.
Tenslotte blijft hoogbouw
duur, omdat de eerste bewo
ners er pas in kunnen als het
hele gebouw is opgeleverd.
Vandaar dat de beleggers in
Nederland (ook al gezien de
voornoemde kater) met argus
ogen toekijken. Het Algemeen
Burgerlijk Pensioenfonds heeft
met de Ponskaart de knuppel
in het hoenderhok gegooid. Er
blijken al voldoende gegadig
den (1000! Voor 401 woningen)
voor deze Rotterdamse super
toren.
„Wonen in een 120 meter
hoog gebouw? Gekkenwerk!"
zeggen de tegenstanders.
Maar als er nou voldoende
gekken zijn?
MP
varen moet je een keer in
Manhattan of Chicago zijn
geweest. Als Rotterdam be
woonbaar gemaakt moet wor
den voor een hoogte van 100
meter, zijn daarvoor heel veel
gebouwen van vergelijkbare
hoogte nodig."
Dat er in Nederland zo
wordt aangehikt tegen hoog
bouw, vindt Arnest Boender
"begrijpelijk maar onjuist".
Begrijpelijk, omdat hoogbouw
destijds ls afgedwongen, vaak
op verkeerde plaatsen met
gebrek aan de minimale kwa
liteitseisen, waardoor mensen
daar verplicht werden te wo
nen, geen keuze hadden en te
genzin opbouwden. Onjui3t
volgens Boender, omdat zij
hun negatieve gevoel baseer
den op de slechte bouw en
plaatsing. „In kwalitatief goe
de hoogbouw is het prettig
wonen."
Hij noemt het schelden op
de woondoos of de rechthoeki
ge schijf onterecht. „Die do
zen blijken een soort massa
hysterie teweeg gebracht te
hebben. Mensen praten elkaar
aan dat die flatgebouwen psr
definitie slecht zijn. Onzin.
Wanneer de kwaliteit maar
hoog genoeg is en de keuze
vrij, zullen dozen herge-
waardeerd worden."
Wat dat aangaat heeft hij
gezelschap in de Stichting
Hoogbouw in oprichting. Ca-
rel Weeber ontwierp een serie
dozen om Rijswijk aan wonin
gen te helpen. Voor de leek
lijkt dit een dorre en dwaze
rij woontorens, maar het ver
haal van de architect/stede-
bouwkundige is natuurlijk
veel genuanceerder en boeien
der. Eveneens ontwierp Wee
ber in Den Haag-zuid een 120
meter hoge woontoren.
Arnest Boender; „Dat door
de slechte bouw en slechte in
deling en de verkeerde plaats
de doosvorm in de scheidkan-
nonade is opgenomen vind ik
voiledig onterecht. Daarbij is
de doos een artistieke vorm,
hoewel veel architecten dit
zullen ontkennen. De detaille
ring aan de buitenzijde, hoe
veel ramen en balkons, en
waar, wordt belangrijk. Dat
is dan het artistieke werk van
de architect."
Zijn pleidooi voor woonto
rens is vooral gericht op fiet
hart van de steden. „Daar
moet je ze neerzetten opdat
mensen die de afgelopen
twintig jaar zijnweggetrok
ken de keus hebben weer te
rug te keren. Die keus geef je
niet met één enkele woonto
ren aan het Weena."