minuten. Daarna laat men den vorm rustig staan, terwijl het ijzer afkoelt, waarbij het stolt en krimpt. Wanneer de vorm op de juiste maat was ge maakt, zooals de teekening aangaf, zou het werkstuk te klein geworden zijn. Daarom moet de modelmaker het hou ten model grooter maken dan de juiste maat van de teekening, en wel zooveel als de krimpmaat van het gegoten ma teriaal. Moet het stuk bovendien be werkt worden, dan is het noodzakelijk, om er nog een toegift voor deze be werking bij te doen, zoodat dus de maat van het model gelijk is aan de teekeningmaat bewerkingstoegift -f- krimpmaat en de maat van het giet- stuk gelijk aan de teekeningmaat -f- bewerkingstoegift. Het krimpen geschiedt in den vorm, terwijl het gietstuk dus nog geheel in gepakt is in het vormmateriaal. Dit laatste mag daartoe vooral geen be lemmering zijn, m.a.w. het vorm- en kernmateriaal moet na het gieten zijn vastheid verloren hebben, en moet het om de in dit geval wel zeer toepasse lijke geijkte term te gebruiken „uit el kaar vallen als droog zand Soms is de wanddikte bij een groot gietstuk al te dun om de spanningen, die bij het krimpen t.g.v. de weerstand van de kern kunnen ontstaan, op te nemen, en bestaat de mogelijkheid, dat het giet stuk springt. In zoo n geval is het daarom noodzakelijk om zoo vlug mo gelijk na het gieten de kern eruit te hakken, opdat het gietstuk ongehinderd kan afkoelen. De vorm en de kern bestaan uit zand of leem. Zuiver (100 pet.) zand is, evenals 100 procentig ijzer, niet te ge bruiken, want dit is veel te rul. De bindkracht van het vormzand wordt eraan verleend door de tusschen de zandkorrels aanwezige toonaarde, welker percentage bij elke zandsoort verschillend is. Doch ook dit zand is niet direct te gebruiken, want het moet bovendien vuurvast zijn. Men moet zich n.l. goed voorstellen, dat geduren de het gieten ter plaatse plotseling een groot temperatuurverschil heerscht, waardoor zich heel gemakkelijk minder aangename complicaties kunnen voor doen. Wanneer het zand niet vuurvast is gemaakt (met graphiet en black) bakt het na het gieten aan het gietstuk vast, en is het werkstuk alleen met de grootste moeite schoon te maken, toch blijft er dan altijd nog een dun laagje over, dat een cementachtige tint heeft. Vooral treedt dit op bij vormen, die om welke reden ook, niet gedroogd worden, het z.g. gieten in „nat zand". Kernzand moet weer op een andere wijze gemaakt worden dan vormzand. Het moet grootere vastheid hebben, want een kern moet over een tamelijk groote lengte vrij kunnen dragen en moet ook over een behoorlijke hoogte blijven staan. Niet voor al het werk is zand te ge bruiken. Sommige gietstukken zijn te ingewikkeld om een zandvorm en zand- kern te maken. Dan wordt een ander vormmateriaal genomen, de leem. Het hoofdbestanddeel van leem is ook zand, maar wordt met water en andere stof fen aangemengd tot een brei-achtige massa. Het groote verschil tusschen leem- en zandvormen is, dat leemwerk altijd gedroogd moet worden, terwijl zandvormen soms in ongedroogden toe stand afgegoten kunnen worden (z.g. nat zand). Kernen daarentegen moeten altijd gedroogd worden, onverschillig of ze van zand of leem zijn gemaakt. Het niet-drogen van zandvormen kan slechts dan toegepast worden, wan neer de constructie van den vorm zoo danig is, dat de zandmassa alleen op druk wordt belast. Bij overhangende zandmassa's treedt ook trek op zoodat dan noodzakelijk gedroogd moet wor den. Aan het drogen is een groot voor deel verbonden, n.l. dat de vormen nauwkeurig en scherp afgewerkt kun nen worden. Een nadeel (slechts gel dende voor spoedgevallen) is, dat van daag niet afgeleverd kan worden, wat heden eerst besteld werd, want het drogen gebeurt in de droofstoof des nachts. Waar we hierboven over kernzand spraken is het wenschelijk, even de beteekenis van een kern te behandelen. Wanneer het model uit het vormzand weggenomen is, blijft er een ruimte over, die bij het volgieten een massief stuk ijzer oplevert. Het gietstuk moet echter een wanddikte hebben. Binnenin moet er dus een ruimte zijn, waar ge durende het gieten geen vloeibaar materiaal kan komen. Dit nu wordt verkregen door de kern, die in de kern punten opgelegd is. Zijn de vorm en de kern klaar, dan kan de montage voor het gieten begin nen. Zooals uit de schets blijkt, bestaat de vorm gewoonlijk uit 2 helften, de onderkast en de bovenkast, hetgeen noodzakelijk is, want anders kon het houten model niet meer uit den vorm genomen worden. De 2 kasten worden afzonderlijk opgestampt, eerst de on derkast terwijl het model omgekeerd op een vlakken bodem ligt. Na deze bewerking wordt de onderkast, met zandmassa -|- model, gekeerd, en kan de bovenkast, liggend op de onderkast, opgestampt worden. Tegelijk moeten de giettappen en op- komers verzorgd worden, en moet in de zandmassa het luchtsteken gebeu ren, d.w.z. voldoende kanalen aan brengen, opdat de expandeerende lucht en de gassen gedurende het gieten ge makkelijk kunnen ontwijken. Dit is zeer belangrijk, daar door de plotse linge temperatuurverhooging een 3- tot 4-voudige expansie optreedt. Tenslotte is het noodig, de boven kast te ballasten, want wanneer de vorm gevuld is, en het ijzer nog vloei baar is, drijft de bovenkast als het ware op het ijzer en ondervindt hier van een opwaartschen druk, die ruim 7 X grooter is dan die van water en er daardoor afgelicht zou kunnen worden. de B. IETS OVER KERF STIFTEN EN KERFNAGELS. Voor het vastzetten, borgen of met elkander verbinden van machine- en apparatendeelen worden moerbouten, schroeven, klinknagels, conische- en cylindrische pennen gebruikt. Hierbij hebben zich de laatste jaren een twee tal nieuwe bevestigingsmiddelen ge voegd, n.l. kerfstiften en kerfnagels, welke meer en meer op den voorgrond treden en daarom wordt hierover thans iets verteld. Een kerfstift is een cylindervormige pen, waarin regelmatig over den stift- mantel een drietal kerven zijn inge- walst of ingeperst. Hierdoor ontstaan aan weerszijden van de kerven ver hoogingen en wordt dus de oorspron kelijke omtrek resp. diameter in over eenstemming met de diepte der inker vingen vergroot. Dit inwalsen of in persen der kerven kan nu op verschil lende manieren geschieden, niet alleen over de geheele stiftlengte, doch ook over een bepaald gedeelte en hierdoor verkrijgt de stift dus steeds een ande ren vorm, welke hem voor talrijke doeleinden geschikt maakt. Eenige der voornaamste uitvoeringsvormen zijn in bijgaande figuren afgebeeld. Kerfstiften worden normaal van ge trokken rondstaal met 60/70 kg/mor. trekvastheid vervaardigd, doch ook staal met hoogere en lagere trekvast heid zoomede messing, koper en brons worden als uitgangsmateriaal bij de vervaardiging van kerfstiften gebe zigd. De werking van de kerfstift bestaat nu hierin, dat bij het inslaan of indruk ken van de stift in een cylindrisch gat, geboord met een centrisch geslepen boor van dezelfde diameter als de no- 1 BOVENKAST 2 ONDERKAST 5 /ORH A KERN 5 BOVENSTE 6 ONDERSTE 6 AANSNUD1NG VOOS OPKOMER 3 QIETBAK 10 Q1ETTAP 11 Slakken loop 12 OPKOMER li LUCHTAEVOER KERN 7 AANSN30INS VOOR 01ETTAP 14 LUCHTAFVOER. v/o VORM

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Wilton Fijenoord Nieuws | 1938 | | pagina 2